Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-08-2018

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2018:169

Zaaknummer

180080

Inhoudsindicatie

Klacht eigen advocaat. Niet gebleken dat verweerster haar beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar onvoldoende medewerking of informatie heeft gegeven. Verweerster heeft niet tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld door de verzoeken van klagers om met KIFID en de beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar in gesprek te gaan, niet te honoreren. Ongegrond. Verkorte bekrachtiging beslissing raad.

Uitspraak

BESLISSING

van 27 augustus 2018

in de zaak 180080

naar aanleiding van het hoger beroep van:

       

klager

tegen:

verweerster

 

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van 5 maart 2018 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch (verder: de raad), gewezen onder nummers 17-829/DB/OB en 17-945/DB/OB, aan partijen toegezonden op 6 maart 2018. Hierin zijn de klachten van klager tegen verweerster ongegrond verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2018:36.

 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 1 april 2018 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg onder nummer 17-829;

-    de stukken van de eerste aanleg onder nummer 17-945.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 2 juli 2018, waar klager is verschenen. Verweerster is (zonder bericht van verhindering) niet verschenen.

 

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

17-829DB/OB:

ondanks rappelverzoek van HDI en een eerdere berisping van de raad heeft verzuimd om haar zienswijze en relevante stukken bij HDI in te dienen,

17-945/DB/OB:

niet bereid is om met KIFID en [verzekeraar] in gesprek te gaan om middels een minnelijke regeling toekenning van schadevergoeding te bewerkstelligen.

 

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

 

5    BEOORDELING

5.1    Het onderzoek in hoger beroep heeft niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

5.2    De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen. De beslissing van de raad dient te worden bekrachtigd.

 

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 5 maart 2018, onder nummers 17-829/DB/OB en 17-945/DB/OB, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

 

Aldus gewezen door mr. G.J. Driessen-Poortvliet, voorzitter, mrs. G.J.L.F. Schakenraad en M.P.C.J. van Bavel, leden, in tegenwoordigheid van mr. L.E. Verwey, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 augustus 2018.

griffier       voorzitter    

 

De beslissing is verzonden op 27 augustus 2018.