Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-09-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:128

Zaaknummer

18-282/DB/LI

Inhoudsindicatie

Voorzitter heeft buiten zitting kunnen oordelen dat niet is gebleken dat verweerster in de processtukken die zij heeft ingediend bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege onwaarheden heeft vermeld, noch dat zij zich onnodig grievend heeft uitgelaten. Verzet ongegrond.

Uitspraak

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van  3 september 2018

in de zaak18-282/DB/LI

 

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van  9 mei 2018 op de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 18 november 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg, hierna: “de deken”, een klacht ingediend tegen verweerster.

1.2      Bij brief van 16 april 2018 heeft de deken de klacht ter kennis gebracht van de raad. 

1.3      Bij beslissing van 9 mei 2018 heeft de (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline in het ressort ’s-Hertogenbosch de klacht kennelijk ongegrond verklaard. De beslissing van de voorzitter is op 14 mei 2018 verzonden aan klager.

1.4      Bij brief d.d. 11 juni 2018, door de raad ontvangen op 12 juni 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5      Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 9 juli 2018. Verschenen zijn klager, vergezeld van zijn dochter mevrouw W., en verweerster, bijgestaan door mr. O. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.6      De raad heeft kennisgenomen van: de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, het verzetschrift van klager, de nagekomen brief met bijlagen van klager d.d. 18 juni 2018 en de brief met bijlagen van verweersters gemachtigde d.d. 21 juni 2018.

 

2          FEITEN

2.1      Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klager in verzet in zoverre niet opkomt. 

 

 

3          KLACHT EN VERZET

3.1      De klacht, zoals weergegeven in de beslissing van de voorzitter, houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

in de processtukken die zij heeft ingediend bij het Regionaal Medisch Tuchtcollege onwaarheden heeft vermeld en zich onnodig grievend heeft uitgelaten.

3.2      De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in:

De voorzitter had de zaak niet zonder zitting mogen afdoen. Klager is geschoffeerd. Verweerster heeft onwaarheden verkondigd. De kwestie had op een zitting behandeld moeten worden.

 

 

4          BEOORDELING  

4.1      De raad oordeelt dat de door klager aangevoerde gronden niet slagen. De voorzitter heeft bij de beoordeling van de klacht het juiste beoordelingscriterium gehanteerd waarbij hij acht heeft geslagen op alle relevante feiten en omstandigheden van het geval. Het is de raad niet gebleken dat de voorzitter geen gebruik heeft mogen maken van de hem toekomende bevoegdheid om de klacht zonder zitting ongegrond te verklaren.

4.2      De raad komt tot de slotsom dat de voorzitter terecht en op juiste gronden toepassing heeft gegeven aan artikel 46j Advocatenwet, op grond waarvan de klacht zonder voorafgaande mondelinge behandeling bij beslissing van de voorzitter kan worden afgedaan. Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-       verklaart het verzet ongegrond.

 

 

Griffier                                                                       Voorzitter

 

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout–Schot en J.B. de Meester, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2018.

 

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 3 september 2018

 

verzonden aan:

-  klager

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

 

Op grond van artikel 46h lid 7 Advocatenwet staat tegen deze beslissing   geen rechtsmiddel open.