Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

03-09-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:125

Zaaknummer

18-366/DB/LI

Zaaknummer

18-367/DB/LI

Zaaknummer

18-368/DB/LI

Inhoudsindicatie

Niet gebleken dat verweerder bewust een vervalste grootboekkaart heeft ingediend bij de faillissementsaanvraag, onjuiste vorderingen heeft ingediend, de advocaten van klaagster heeft bedreigd en/of steekpenningen heeft aangenomen. Ongegrond.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  ’s-Hertogenbosch

van  3 september 2018

in de zaken 18-366/DB/LI, 18-367/DB/LI en 18-368/DB/LI

 

naar aanleiding van de klachten van:

 

klaagster

 

tegen:

 

18-366/DB/LI

hierna: verweerder sub 1

 

18-367/DB/LI

hierna: verweerder sub 2

 

18-368/DB/LI

hierna: verweerder sub 3

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief d.d. 10 oktober 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg klachten ingediend tegen verweerders.

1.2      Bij brief aan de raad van 8 mei 2018 met kenmerk K17-120 heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg de klachtzaken ter kennis van de raad gebracht.

1.3      De klachtzaken 18-366/DB/LI, 18-367/DB/LI en 18-368/DB/LI zijn gevoegd behandeld ter zitting van de raad van 9 juli 2018 in aanwezigheid van verweerders. Klaagster is niet verschenen. Klaagster heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk om aanhouding gevraagd. Klaagster heeft daartoe gesteld dat het wenselijk zou zijn om de door haar ingediende klachten tezamen met door haar partner, de heer B, ingediende klachten te behandelen. De griffier van de raad heeft voorafgaand aan de zitting schriftelijk aan klaagster medegedeeld dat ter zitting op het aanhoudingsverzoek zou worden beslist. De raad heeft bij aanvang van de zitting geoordeeld dat het aanhoudingsverzoek moet worden afgewezen. Uit de overgelegde stukken blijkt weliswaar dat de heer B eveneens klachten tegen verweerders heeft ingediend, maar uit de stukken blijkt eveneens dat de heer B de deken niet om doorzending van de klachten aan de raad heeft gevraagd. De raad ziet derhalve geen aanleiding voor aanhouding. De mondelinge behandeling heeft doorgang gevonden buiten aanwezigheid van klaagster. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-       De hierboven genoemde brief van de deken en de daaraan gehechte stukken;

-       De nagekomen brief met bijlagen van verweerders d.d. 22 juni 2018.  

 

2        Feiten

2.1     Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, van de volgende feiten uitgegaan:

2.2     Verweerders zijn de advocaten van de heer S en K B.V. en E B.V., die een geschil hebben met HVI B.V., waarvan klaagster statutair bestuurder is.  Verweerders hebben namens hun cliënten bij brief d.d. 28 juli 2017 alle overeenkomsten en rechtshandelingen die betrekking hebben op de samenwerking met onder meer JVI B.V. buitengerechtelijk vernietigd en hebben terugbetaling gevorderd van door hun cliënten betaalde bedragen. Betaling is uitgebleven.

2.3     Op 1 september 2017 hebben verweerders namens hun cliënten een verzoek tot faillietverklaring ingediend tegen JVI B.V. Ter onderbouwing van de vordering van de cliënten van verweerders hebben verweerders aan het verzoekschrift – onder meer –een grootboekkaart gehecht.

2.4     Op 26 september 2017 is JVI B.V., bij monde van klaagster, bijgestaan door een advocaat, mr. M, door de rechtbank gehoord.

2.5     De rechtbank heeft op 26 september 2017 vonnis gewezen. De rechtbank heeft geoordeeld dat de buitengerechtelijke vernietiging op grond van bedrog dan wel dwaling effect heeft gesorteerd en dat verweerders cliënten van JVI B.V. (ten minste) een bedrag van € 140.000,-- opeisbaar te vorderen heeft. De rechtbank heeft JVI B.V. failliet verklaard.

2.6     Op 4 oktober 2017 heeft JVI B.V. hoger beroep ingesteld tegen het vonnis strekkende tot faillietverklaring. Verweerders hebben namens hun cliënten verweer gevoerd. Het hoger beroep is behandeld ter mondelinge behandeling van het hof op 8 en 22 november 2017. Bij beide gelegenheden zijn klaagster, de (nieuwe) advocaat van JVI, mr. A, de curator, een faillissementsmedewerker van het kantoor van de curator, de heer S en verweerders gehoord. Bij arrest d.d. 7 december 2017 heeft het hof het vonnis van de rechtbank bekrachtigd.

 

 

3       KLACHTEN

3.1     De klachten houden, zakelijk weergegeven, in dat verweerders tuchtrechtelijk verwijtbaar hebben gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat z ij:

         

1.      bewust een vervalste grootboekkaart hebben ingediend bij de faillissementsaanvraag;

2.    onjuiste vorderingen hebben ingediend;

3.    de advocaten van klaagster hebben bedreigd;

4.    steekpenningen hebben aangenomen.

 

 

 

 

                          4        VERWEER

4.1     De klachten zijn onvoldoende concreet gemaakt en onvoldoende onderbouwd. De overgelegde grootboekkaart is rechtstreeks afkomstig uit de administratie van de cliënte van verweerders. De daarop vermelde bedragen stroken met de uitgaven die de cliënte van verweerders heeft gedaan en die later door de vernietiging zijn teruggevorderd van JVI. Er heeft dus ook geen enkele reden bestaan om te twijfelen aan de juistheid van de grootboekkaart. Ook blijkt nergens uit dat de grootboekkaart niet juist zou zijn. Sterker nog: het document dat klaagster heeft ingebracht bevestigt de juistheid van de grootboekkaart, aangezien het overzicht sluit op nagenoeg hetzelfde bedrag als de grootboekkaart. Ook de afzonderlijke posten uit de grootboekkaart zijn identiek aan de posten in het overzicht van klaagster.

 

4.2     Bovendien heeft het hof bij de behandeling van het hoger beroep tegen de faillietverklaring van JVI ook niet overwogen dat het faillissement is uitgesproken op basis van vervalste of onjuiste documenten. Het hof heeft juist overwogen dat er een aanzienlijke vordering bestaat op JVI en dat er steunvorderingen zijn, als gevolg waarvan het faillissement in stand is gebleven. Het staat dus in rechte vast dat er geen onjuiste of niet-bestaande vorderingen zijn op JVI.

 

4.3     De klacht dat er bewust gebruik zou zijn gemaakt van vervalste althans onjuiste stukken is ongegrond. De vordering van JVI is door de rechter getoetst en vast staat dat het faillissement op goede gronden is uitgesproken.

 

4.4     Van het betalen of aannemen van steekpenningen is geen sprake. Verweerders hebben de advocaten van klaagster voorts niet bedreigd.

 

                          5        BEOORDELING

5.1     De klacht heeft betrekking op het optreden van verweerders in hun hoedanigheid van advocaat van de wederpartij. De raad overweegt dat de advocaat van de wederpartij een ruime mate van vrijheid geniet om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze als hem in overleg met zijn cliënt goeddunkt. Deze vrijheid is niet absoluut, maar kan onder meer beperkt worden doordat (a) de advocaat zich niet onnodig grievend mag uitlaten over de wederpartij, (b) de advocaat geen feiten mag poneren waarvan hij de onwaarheid kent of redelijkerwijs kan kennen, (c) de advocaat bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij niet onnodig of onevenredig mag schaden zonder redelijk doel. Daarbij geldt voorts dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft, en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid daarvan en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De advocaat behoeft in het algemeen niet af te wegen of het voordeel dat hij voor zijn cliënt wil bereiken met de middelen waarvan hij zich bedient, opweegt tegen het nadeel dat hij daarmee aan de wederpartij toebrengt. Wel moet de advocaat zich onthouden van middelen die op zichzelf beschouwd ongeoorloofd zijn of die, zonder dat zij tot enig noemenswaardig voordeel van zijn cliënt strekken, onevenredig nadeel aan de wederpartij toebrengen. De raad zal de klachten met inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen. 

 

                    

5.2     Klachtonderdelen 1 en 2

          De klachtonderdelen 1 en 2 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. De door verweerders verwoorde standpunten betreffen de inhoud van het geschil dat klaagster c.s. en de cliënten van verweerders verdeeld houdt en waarover is en wordt geprocedeerd. Het is niet aan de raad om daarover te oordelen, tenzij verweerders een evident onpleitbaar standpunt zouden innemen en zij klaagsters belangen daarmee nodeloos en op ontoelaatbare wijze zouden schaden. Daarvan is naar het oordeel van de raad niet gebleken.

 

5.3     Partijen, bijgestaan door hun advocaten, zijn in de faillissementsprocedure in de gelegenheid gesteld om hun standpunten zowel mondeling als schriftelijk naar voren te brengen en van die mogelijkheid hebben zij zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ook gebruik gemaakt. Zowel de rechtbank in eerste aanleg, als het hof in hoger beroep hebben de vordering van de cliënten van verweerders beoordeeld en juist bevonden en het door verweerders namens hun cliënten ingediende verzoek tot faillietverklaring toegewezen respectievelijk bekrachtigd. Dat verweerders onjuiste vorderingen hebben ingesteld is derhalve naar het oordeel van de raad niet gebleken. Dat verweerders bewust een vervalste grootboekkaart hebben ingediend bij de faillissementsaanvraag is naar het oordeel van de raad evenmin gebleken. De grootboekkaart was afkomstig uit de administratie van verweerders cliënten en niet is gebleken dat verweerders aanleiding hadden om aan de juistheid van dit stuk te twijfelen. De klachtonderdelen 1 en 2 zijn op grond van het voorgaande ongegrond.

 

5.3     Klachtonderdelen 3 en 4

          De klachtonderdelen 3 en 4 lenen zich voor gezamenlijke behandeling. Verweerders hebben de stellingen van klaagster, dat zij zich hebben schuldig gemaakt aan het bedreigen van de advocaat van klaagster en het aannemen van steekpenningen, uitdrukkelijk betwist. De raad is van oordeel dat klaagster deze klachtonderdelen volstrekt onvoldoende heeft geconcretiseerd en onderbouwd. Uit de stukken en hetgeen ter zitting naar voren is gebracht is geenszins gebleken dat verweerders zich aan de verweten gedragingen hebben schuldig gemaakt. De feitelijke grondslag van deze klachtonderdelen ontbreekt, zodat ook deze klachtonderdelen ongegrond worden verklaard.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

De raad van discipline:

 

In de klachtzaak 18-366/DB/LI:

 

-       verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

In de klachtzaak 18-367/DB/LI:

 

-       verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

In de klachtzaak 18-367/DB/LI:

 

-       verklaart de klacht in alle onderdelen ongegrond.

 

 

 

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk, voorzitter, mrs. N.M. Lindhout–Schot en J.B. de Meester, leden, bijgestaan door mr. T.H.G. van de Langenberg als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 3 september 2018.

 

 

 

 

 

Griffier                                                                 Voorzitter

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

 

Deze beslissing is in afschrift op 3 september 2018

verzonden aan:

-  klaagster

-  verweerders

-  de deken van de Orde van Advocaten in het Limburg

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

 

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klaagster

-  verweerders

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Limburg

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

d.         Per e-mail

 

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl