Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-07-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2018:194

Zaaknummer

18-300

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing: klacht tegen advocaat wederpartij kennelijk ongegrond. Niet onbegrijpelijk dat verweerster zich niet rechtstreeks tot klager maar tot mr. X heeft gewend omdat deze advocaat klager op dat moment bijstond in een andere kwestie waarbij de cliënt van verweerster ook betrokken was. Ook kan niet worden gezegd dat klager door het niet ontvangen van een brief van verweerster onvoldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om zich in kort geding te laten bijstaan door een advocaat.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline

in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 16 juli 2018

in de zaak 18-300

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerster

 

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 20 april 2018 met kenmerk 17-0217/AS/HH, (digitaal) binnengekomen bij de raad op diezelfde dag, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Verweerster is als advocaat werkzaam bij een rechtsbijstandsverzekeraar en staat de  heer U. bij in een geschil met klager. Volgens de heer U. (hierna: ‘de cliënt’ van verweerster) heeft klager zich onrechtmatig jegens hem gedragen.

1.2    Bij brief van 23 maart 2017 heeft een andere jurist van de rechtsbijstandsverzekeraar namens de cliënt klager gesommeerd te stoppen met zijn gedrag.

1.3    Op 9 juni 2017 heeft verweerster per gewone en aangetekende post klager opnieuw een sommatiebrief gestuurd. Op deze brief heeft een onjuist adres (Maliesingel in plaats van Mahlersingel en postcode) van klager gestaan. Klager heeft deze brief niet ontvangen.

1.4    Omdat klager geen gehoor heeft gegeven aan de sommaties heeft verweerster een kort geding gestart. Met het oog daarop heeft verweerster op 3 juli 2017 contact opgenomen met mr. Van der M., de advocaat van klager. De advocaat van klager heeft verweerster nog diezelfde dag bericht dat “cliënt” hem te kennen heeft gegeven dat hij klager niet hoeft bij te staan in deze kwestie. Verder heeft de advocaat van klager gemeld dat verweerster in deze zaak rechtstreeks contact met klager kan opnemen.

1.5    Verweerster heeft geen verhinderdata bij klager opgevraagd.

1.6    Op 10 juli 2017 is de kort gedingdagvaarding aan het correcte adres van klager betekend met als verschijningsdatum 26 juli 2017 en waarbij de voorzieningenrechter is verzocht klager een 3-jarig contactverbod op te leggen.

1.7    Klager heeft op 10 juli 2017 per mail de ontvangst van de dagvaarding aan verweerster bevestigd. Op 11, 14 en 20 juli 2017 heeft klager verweerster gemaild over onder meer het niet ontvangen van voornoemde aangetekende brief en het niet opvragen van verhinderdata bij klager.

1.8    Verweerster heeft op of rond 24 juli 2017 van een klachtbehandelaar bij de rechtsbijstandsverzekeraar vernomen dat klager niet op de zitting aanwezig zou zijn in verband met andere afspraken. Verweerster heeft per e-mail van 24 juli 2017 aan klager voorgesteld om de zitting van 26 juli 2017 te verplaatsen als klager per omgaande zou laten weten dat hij verhinderd is. Verweerster heeft voor de zitting geen reactie van klager ontvangen.

1.9    Op 26 juli 2017 heeft de kortgedingzitting plaatsgevonden zonder klager.

1.10    Op 27 juli 2017 heeft klager gereageerd op voornoemde e-mail van verweerster van 24 juli 2017 en herhaald dat hij onmogelijk op de zitting aanwezig kon zijn.  

1.11    Bij vonnis van 28 juli 2017 is klager door de voorzieningenrechter bij verstek veroordeeld.

1.12    Bij brief van 16 juli 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    verweerster geen actie heeft ondernomen om klager op de hoogte te stellen van de aangetekende brief van 9 juni 2017.

Toelichting:

Verweerster heeft de sommatiebrief van 9 juni 2017 bewust naar een verkeerde adres gestuurd en daarna bewust geen poging gedaan om de brief alsnog aan klager toe te sturen. De brief van 23 maart 2017 en de dagvaarding van 10 juli 2017 zijn wel naar het goede adres van klager verstuurd. Verweerster wist dus dat de sommatiebrief niet goed was aangekomen. Hierdoor heeft verweerster klager de kans ontnomen om een advocaat te vinden die zijn belangen zou kunnen behartigen tijdens de kortgedingzitting;

b)    verweerster klager niet rechtstreeks heeft benaderd voor zijn verhinderdata, maar in plaats daarvan alleen contact op heeft genomen met mr. Van der M.

Toelichting:

Verweerster heeft de datum voor het kort geding aangevraagd zonder rekening te houden met de verhinderdata van klager. Daarom is de zitting gepland op een dag dat klager al een lang geplande afspraak had staan en dus niet kon. Om die reden is klager bij verstek veroordeeld.

 

3    VERWEER

3.1    Het verweer luidt - zakelijk weergegeven - als volgt. Verweerster betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Voor de achtergrond van klacht is het volgens verweerster goed te weten dat klager in het verleden diverse personen heeft gestalkt, waaronder de cliënt van verweerster. Klager is in oktober 2014 ook veroordeeld voor smaad en heeft onder meer een contactverbod opgelegd gekregen jegens onder meer de cliënt van verweerster.

Ad klachtonderdeel a)

3.2    De eerdere klachtbehandelaar – van wie verweerster de zaak later heeft overgenomen – heeft klager bij brief van 23 maart 2017 laten weten dat als klager bepaald gedrag zou blijven vertonen zonder nadere aankondiging een kortgeding zou worden gestart. De sommatiebrief van 9 juni 2017 was bedoeld als extra waarschuwing (die in principe overbodig was) om klager te melden dat op korte termijn een kortgedingprocedure zou worden opgestart nu klager onder meer brieven had geschreven aan de buren van de cliënt van verweerster. Bij het nakijken van de track- en tracecode stelde verweerster vast dat de aangetekende brief was geweigerd. Omdat de brief ook per gewone post was verzonden, dacht verweerster dat klager die brief wel had ontvangen en dat klager de aangetekende brief daarom niet heeft willen aannemen. Het is verweerster pas later duidelijk geworden dat er een onjuist adres op de brief heeft gestaan. Het is verweerster niet helder hoe dit heeft kunnen gebeuren. Hoe dan ook, de brief van 9 juni 2017 was niet essentieel gezien de eerdere waarschuwing bij brief van 23 maart 2017. De brief van 9 juni 2017 heeft klager later, bij de aan hem betekende kortgedingdagvaarding, wel ontvangen.

Ad klachtonderdeel b)

3.3    De cliënt van verweerster dacht dat klager zich liet bijstaan door mr. Van der M. Om die reden heeft verweerster zich op 3 juli 2017 gewend tot deze advocaat die bevestigd heeft dat hij voor klager optrad (in een andere zaak). Verweerster heeft vervolgens de vrijheid gekregen om zo nodig rechtstreeks contact op te nemen met klager, zoals Gedragsregel 18 (oud) voorschrijft. Het is juist dat verweerster het kortgeding heeft aangevraagd zonder de verhinderdata van klager op te vragen. De dagvaarding is op 10 juli 2017 aan klager betekend en klager heeft voldoende gelegenheid gehad om al dan niet in persoon te verschijnen. Op het voorstel om de zitting te verplaatsen heeft klager niet (tijdig) gereageerd.

 

4    BEOORDELING

4.1    Allereerst stelt de voorzitter vast dat het gaat om het handelen van de advocaat van de wederpartij van klager. Volgens vaste rechtspraak van het Hof van Discipline komt aan deze advocaat een grote mate van vrijheid toe om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem, in overleg met zijn cliënt,  goeddunkt. Deze vrijheid is niet onbeperkt maar kan onder meer worden ingeperkt indien de advocaat a) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, b) feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat ze in strijd met de waarheid zijn dan wel c) (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. De voorzitter zal het optreden van verweerster derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Volgens verweerster was de brief van 9 juni 2017 bedoeld als extra waarschuwing en was die brief in feite onnodig om een kort geding te kunnen opstarten. De voorzitter is niet gebleken dat de bewuste brief een meer of andere betekenis moet toekomen dan zoals door verweerster is gesteld. Aldus kan niet worden gezegd dat het feit dat klager deze brief niet eerder dan bij de kortgedingdagvaarding heeft ontvangen, klager heeft geschaad respectievelijk dat hij hierdoor onevenredig en/of onnodig in zijn belangen is geschaad. Daarbij komt dat de voorzitter uit niets is gebleken dat verweerster deze brief bewust naar een verkeerd adres heeft gestuurd, zoals klager heeft gesteld. Van belang is dat klager tijdig kennis heeft genomen van de zittingsdatum nu de kortgedingdagvaarding ruim twee weken voordien aan klager is betekend. Aldus kan niet worden gezegd dat klager onvoldoende tijd en gelegenheid heeft gehad om zich te laten bijstaan door een advocaat. Klager heeft er kennelijk zelf en bewust voor gekozen om verstek te laten gaan nu hij in zijn berichten aan verweerster na de ontvangst van de dagvaarding niet heeft gerept over het niet kunnen bijwonen van de zitting, terwijl klager volgens eigen zeggen op die dag al een lang geplande afspraak had staan. Klager is ook niet ingegaan op het voorstel van verweerster om de zitting te verplaatsen. Niet gesteld of gebleken is dat klager wel bij de zitting aanwezig wilde zijn waardoor de voorzitter ervan uitgaat dat deze wens er kennelijk niet was. Wanneer verweerster bekend is geworden met de onjuiste adressering en het niet-bereiken van de brief door klager, is de voorzitter niet bekend maar kan gezien het voorgaande verder in het midden blijven.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Dat verweerster zich tot mr. Van der M. heeft gewend is niet onbegrijpelijk, nu vaststaat dat deze advocaat klager op dat moment bijstond in een andere kwestie waarbij ook de cliënt van verweerster betrokken was. Sterker nog, verweerster was daartoe gehouden op grond van de gedragsregels (zie de toen geldende Gedragsregel 18, thans Gedragsregel 25) nu het een advocaat niet vrijstaat om zich rechtstreeks tot de wederpartij te wenden als deze door een advocaat wordt bijgestaan. Pas nadat de advocaat van klager verweerster heeft gemeld dat zij zich rechtstreeks tot klager kon wenden, stond het haar vrij rechtstreeks contact met klager op te nemen. Verweerster heeft het kennelijk niet nodig geacht om zich vervolgens nog tot klager te wenden. Het stond verweerster vrij die keuze te maken, als advocaat van de wederpartij van klager. Daarbij komt dat verweerster niet verplicht was om de verhinderdata van klager op te vragen en/of aan de rechtbank op te geven alvorens zij een datum voor een kortgedingzitting toegewezen zou krijgen. Los daarvan is de vraag welk belang klager bij dit klachtonderdeel heeft nu klager voldoende gelegenheid heeft gehad om de zitting desgewenst te laten verplaatsen of zich ter zitting van 26 juli 2017 te laten vertegenwoordigen door een advocaat.

4.4    Gezien het voorgaande oordeelt de voorzitter de klacht van klager kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

 

Aldus beslist door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, met bijstand van mr. L.M. Roorda als griffier op 16 juli 2018.

 

griffier                                                                           voorzitter

 

Verzonden d.d. 16 juli 2018.