Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

26-09-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2018:211

Zaaknummer

18-467/DH/DH

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. KLAcht tegen de advocaat van de wederpartij (Raad voor Rechtsbijstand) kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Den Haag

van  26 september 2018

in de zaak 18-467/DH/DH

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag (hierna: de deken) van 5 juni 2018 met kenmerk K253 2017 dk/ak, door de raad ontvangen op 7 juni 2018, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1    Tussen klager en de Raad voor Rechtsbijstand is een procedure aanhangig (geweest). Verweerster staat de Raad voor Rechtsbijstand bij in deze procedure.

1.2    Op 22 december 2016 heeft de Raad voor Rechtsbijstand het voorgenomen besluit tot doorhaling van de inschrijving van klager bekend gemaakt.

1.3    Op 15 februari 2017 heeft een hoorzitting ten overstaan van de Adviescommissie Toetsing Inschrijvingsvoorwaarden (hierna: de Adviescommissie) plaatsgevonden. De Adviescommissie adviseert de Raad voor Rechtsbijstand over (in ieder geval) voorgenomen besluiten tot doorhaling van een inschrijving. Van het verhoor door de Adviescommissie is een geluidsopname gemaakt die onderdeel vormt van het procesdossier in deze klachtzaak. Van het verhoor bij de Adviescommissie is verder een verslag gemaakt door de secretaris van die commissie.

1.4    De adviescommissie heeft op 11 april 2017 geadviseerd tot doorhaling van de inschrijving van klager. De Raad voor Rechtsbijstand heeft daarop op 19 april 2017 de inschrijving van klager doorgehaald.

1.5    Tegen de beslissing tot doorhaling heeft klager bezwaar ingesteld. Klager heeft de voorzieningenrechter verder verzocht om de beslissing te schorsen. Bij beschikking van 30 mei 2017 heeft de voorzieningenrechter het verzoek afgewezen.

1.6    Bij brief van 13 juni 2017 aan verweerster en de Raad voor Rechtsbijstand heeft klager, onder meer, geschreven dat het verslag van het verhoor bij de Adviescommissie onjuist en onvolledig is.

1.7    Bij brief van 12 juli 2017 aan verweerster en de Raad voor Rechtsbijstand heeft klager, zakelijk weergegeven, verzocht om overlegging van de geluidsopname van het verhoor bij de Adviescommissie, althans van een volledige schriftelijke uitwerking daarvan. Diezelfde dag, om 16.51 uur, heeft verweerster de geluidsopname overgelegd.

1.8    Op 13 juli 2017 heeft een hoorzitting plaatsgevonden voor de bezwaarschriftadviescommissie van de Raad voor Rechtsbijstand. De bezwaarschriftadviescommissie heeft op 8 augustus 2017 geadviseerd tot handhaving van het besluit tot doorhaling. Bij beslissing op bezwaar van 10 augustus 2017 heeft de Raad voor Rechtsbijstand het bezwaar van klager ongegrond verklaard.

1.9    Klager heeft tegen de beslissing op bezwaar beroep ingesteld.

1.10    Verweerster heeft bij brief van 16 oktober 2017 stukken ingediend bij de rechtbank.

1.11    Uit een verzendbewijs van Falkpost blijkt dat verweerster op 16 oktober 2017 een zending heeft verstuurd naar klager. Diezelfde datum, om 12.30, is voor ontvangst van de zending getekend.

1.12    Verweerster heeft in de beroepsprocedure op 15 november 2017 een verweerschrift ingediend namens de Raad voor Rechtsbijstand.

1.13    Bij brief van 3 november 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerster.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Klager verwijt verweerster het volgende.

a)    Verweerster heeft gedragsregel 15 en de Advocatenwet geschonden.

b)    Verweerster heeft onjuiste en onvolledige informatie aan de rechtbank verstrekt en heeft daarmee gedragsregel 30 geschonden.

2.2    Klager heeft aan klachtonderdeel a ten grondslag gelegd dat verweerster van de brief met bijlagen die zij op 16 oktober 2017 naar de rechtbank heeft gestuurd geen afschrift heeft gestuurd aan klager. Verweerster heeft klager ook niet laten weten dat zij stukken naar de rechtbank had gezonden; klager heeft dit vernomen van de rechtbank die hem afschriften van een en ander heeft toegezonden.

2.3    Aan klachtonderdeel b heeft klager ten grondslag gelegd dat verweerster in de bezwaarfase aanvankelijk niet de geluidsopname die tijdens het verhoor door de adviescommissie is gemaakt heeft overgelegd. Dit heeft verweerster pas de avond voor de zitting gedaan. In de beroepsfase heeft verweerster slechts een incompleet schriftelijke verslag van het verhoor door de adviescommissie overgelegd. Verweerster heeft verder onjuiste mededelingen gedaan; verweerster heeft ten onrechte gemeld dat klager een ex-medewerkster als strovrouw heeft gebruikt voor het aanvragen van toevoegingen toen het toevoegingsmaximum voor klager in zicht was. Verweerster heeft “stelselmatig en structureel” de onjuiste bewering gedaan dat klager het toevoegingsmaximum heeft geprobeerd te omzeilen. Met de onjuiste mededeling heeft verweerster zich bovendien onnodig grievend uitgelaten over klager.

3    VERWEER

3.1    Tegen klachtonderdeel a heeft verweerster aangevoerd dat zij op 16 oktober 2017 stukken naar de rechtbank heeft gezonden. Afschriften van deze stukken heeft zij naar klager gezonden en deze zijn ook bij klager bezorgd. Later is verweerster gebleken dat het secretariaat van de Raad voor Rechtsbijstand op 16 oktober 2017 ook stukken naar de rechtbank heeft gezonden. Van de stukken, die grotendeels gelijk zijn aan de door verweerster ingediende stukken, zijn geen afschriften naar klager gezonden. Verweerster heeft de rechtbank gevraagd de door haar ingediende stukken tot uitgangspunt te nemen.

3.2    Tegen klachtonderdeel b heeft verweerster het volgende aangevoerd. In de bezwaarfase heeft verweerster een verslag van de hoorzitting bij de Adviescommissie overgelegd. Toen klager, de dag voor de zitting in de bezwaarprocedure, verzocht om overlegging van de geluidsopname, heeft verweerster aan dat verzoek voldaan. Verweerster heeft de geluidsopname ook in de beroepsprocedure aan de rechtbank overgelegd. Verweerster heeft daar nog aan toegevoegd dat de Raad voor Rechtsbijstand onverplicht tegemoet is gekomen aan het verzoek van klager; de Raad voor Rechtsbijstand is niet gehouden om de geluidsopnamen of een transcript daarvan over te leggen.

3.3    Verweerster heeft namens de Raad voor Rechtsbijstand van aanvang af en consequent het standpunt ingenomen dat het aanvraaggedrag van klager en het aanvragen van toevoegingen op naam van een andere advocaat aan het besluit tot doorhaling ten grondslag liggen. Volgens verweerster heeft zij dit standpunt ook onderbouwd en is van evidente onjuistheid van het standpunt geen sprake.  

4    BEOORDELING

4.1    De klacht richt zich tegen de advocaat van de wederpartij van klager. Dit betekent dat de klacht moet worden beoordeeld aan de hand van de door het Hof van Discipline gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer worden begrensd indien de advocaat (1) zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij, (2) feiten naar voren brengt waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn, of indien (3) de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend. Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet in ogenschouw worden genomen dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat hij in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feitenmateriaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren.

4.2    Daar komt bij dat de juistheid van de door partijen in de bestuursrechtelijke procedure ingenomen standpunten wordt beoordeeld door de bestuursrechter en niet door de tuchtrechter. De daarover over en weer ingenomen standpunten zullen daarom niet worden besproken in deze beslissing.

Klachtonderdeel a)

4.3    Verweerster heeft haar tegen dit klachtonderdeel gevoerde verweer onderbouwd met een bewijs van verzending van Falkpost. Op dit bewijs is te zien dat voor ontvangst van een op 16 oktober 2016 aangeboden zending is getekend. In het licht van dit verweer heeft klager zijn stelling dat verweerster aan de rechtbank overgelegde stukken niet ook aan klager heeft gezonden onvoldoende feitelijk onderbouwd. Het klachtonderdeel is in zoverre kennelijk ongegrond.

4.4    De vraag die nog voorligt is of het verweerster valt te verwijten dat de Raad voor Rechtsbijstand, haar cliënt, zelfstandig stukken heeft overgelegd. 

4.5    De voorzitter beantwoordt deze vraag ontkennend. Verweerster is niet verantwoordelijk voor deze gedraging van haar cliënt. Daar komt bij dat als onweersproken moet worden aangenomen dat de door de Raad voor Rechtsbijstand overgelegde stukken grotendeels gelijk zijn aan de door verweerster overgelegde stukken en dat verweerster de rechtbank heeft verzocht de door haar ingediende stukken tot uitgangspunt te nemen. Gelet op dit alles kan niet worden vastgesteld dat klager door de gang van zaken in zijn belangen is geschaad op een wijze die verweerster valt toe te rekenen. Klachtonderdeel a is ook in zoverre kennelijk ongegrond. 

Klachtonderdeel b)

4.6    Verweerster heeft aangevoerd dat zij de geluidsopname zowel in de bezwaar- als in de beroepsprocedure heeft overgelegd en klager heeft dit niet weersproken. Aldus wordt als vaststaand aangenomen dat de geluidsopname in bezwaar en in beroep onderdeel is geweest van het procesdossier.

4.7    Dit betekent dat de bezwaarschriftadviescommissie en de rechtbank kennis hebben kunnen nemen van de geluidsopname en daarmee bij hun beoordeling rekening hebben kunnen houden. Dat de geluidsopname in de bezwaarfase is overgelegd nadat klager daarom had verzocht doet daaraan niet af. Het klachtonderdeel is in zoverre kennelijk ongegrond.

4.8    Klachtonderdeel b ziet verder op door verweerster in de bestuursrechtelijke procedure ingenomen standpunten. De hiervoor in 4.1 en 4.2 weergegeven toetsingsmaatstaf brengt mee dat de door klager gestelde onjuistheid van de door verweerster ingenomen standpunten in deze beslissing niet beoordeeld zullen worden.

4.9    Ter beoordeling van de tuchtrechter is slechts of verweerster feiten naar voren heeft gebracht waarvan zij wist of moest weten dat deze onjuist waren en dat zij daarmee de belangen van klager onnodig of onevenredig heeft geschaad. Het is de voorzitter niet gebleken dat hiervan sprake is geweest in de bestuursrechtelijke procedure.

4.10    Wat betreft het gebruik van het begrip strovrouw geldt dat dit, ook volgens de stelling van klager, is gebruikt door de Raad voor Rechtsbijstand en niet door verweerster. Daargelaten of gebruik van het begrip in de context van het geschil ongeoorloofd is, valt het verweerster niet te verwijten dat haar cliënt het heeft gebezigd. Gelet op het voorgaande is ook klachtonderdeel b kennelijk ongegrond.

Slotsom

4.11    Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet kennelijk ongegrond verklaren.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht met toepassing van artikel 46j van de Advocatenwet, kennelijk ongegrond.

Aldus beslist door mr. G.A.F.M. Wouters, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. A. Tijs als griffier op 26 september 2018.