Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-10-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:199

Zaaknummer

18-288/A/A

Inhoudsindicatie

Ongegrond verzet.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van 8 oktober 2018

in de zaak 18-288/A/A

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 25 mei 2018 op de klacht van:

klager

over:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 23 mei 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: “de deken”) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 12 april 2018 met kenmerk 4017-0293, door de raad ontvangen op 13 april 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 25 mei 2018 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard welke beslissing op 25 mei 2018 is verzonden aan klager.

1.4 Bij brief van 13 juni 2018, door de raad ontvangen op 21 juni 2018, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 31 augustus 2018 in aanwezigheid van klager. Verweerder is niet verschenen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van klager van 13 juni 2018, door de raad ontvangen op 21 juni 2018. Daarnaast heeft de raad kennisgenomen van de ongedateerde brief met bijlagen van klager aan de raad, door de raad ontvangen op 30 juli 2018, en van de e-mail met bijlage van klager aan de raad van 10 augustus 2018.

2 FEITEN EN KLACHT

2.1 Voor een weergave van de vaststaande feiten en de omschrijving van de klacht verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter. Tegen die weergave komt klager in verzet niet op, met uitzondering van het navolgende.

2.2 Klager voert aan dat na de beslissing van het bestuur van de Raad voor Rechtsbijstand van 9 april 2014, zoals weergegeven onder punt 1.2 in de beslissing van de voorzitter, nog bezwaar en beroep tegen deze beslissing is gevolgd. Daarbij heeft de bezwaarschriftencommissie geadviseerd het bezwaar gegrond te verklaren, het bestreden besluit te herroepen en klager het begeleidingstraject te laten afmaken. Nu daarvan in de voorzittersbeslissing geen melding wordt gemaakt is de weergave van de vaststaande feiten niet volledig, aldus klager.

 

3 VERZET

3.1 De gronden van het verzet komen neer op een herhaling van de klacht met een verzoek om herbeoordeling.

4 BEOORDELING

4.1 Alvorens tot een eventuele verdere inhoudelijke beoordeling van de klacht van klager te kunnen komen, dient sprake te zijn van een gegrond verzet. Daartoe moet worden nagegaan of in redelijkheid geen twijfel over de juistheid van de beslissing van de voorzitter kan bestaan. Mogelijke contra-indicaties zijn het niet toepassen van een juiste maatstaf door de voorzitter of wanneer van onjuiste feiten is uitgegaan.

4.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij de beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond verklaard.

4.3 Daarbij overweegt de raad nog dat niet alle naar voren gebrachte feiten behoeven te worden opgenomen in de voorzittersbeslissing. Het gaat om een zakelijke weergave van de voor de beslissing meest relevante feiten. Die heeft de voorzitter vastgesteld. Dat de door de voorzitter vastgestelde feiten onjuist zijn is niet gebleken.

4.4 Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

BESLISSING

De raad van discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

Aldus beslist door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, voorzitter, mrs. M. Middeldorp en B.J. Sol, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 8 oktober 2018.

Griffier Voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 8 oktober 2018 verzonden.