Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-10-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:137

Zaaknummer

18-436/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Behandeling van een verzoek tot herberekening kinderalimentatie heeft onnodig lang geduurd; pas twee en een halve maand nadat was gebleken dat de draagkracht van de cliënt aanzienlijk was verminderd financiële gegevens bij de wederpartij opgevraagd en ook nadat de wederpartij op korte termijn had gereageerd heeft de behandeling van de zaak onnodig lang geduurd.

Inhoudsindicatie

Zonder overleg uitbesteden van een alimentatieberekening aan een alimentatiebureau door als specialist geafficheerde advocaat is tuchtrechtelijk verwijtbaar.

Inhoudsindicatie

Ten onrechte niet gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand en de mogelijkheid van peiljaarverlegging.

Inhoudsindicatie

Klacht (gedeeltelijk) gegrond, berisping.

Uitspraak

 

 

 

 

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch

van 22 oktober 2018

in de zaak 18-436/DB/ZWB

 

 

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

 

tegen:

 

 

verweerster

 

                         

 

 

 

1          Verloop van de procedure

 

1.1      Bij brief van 5 januari 2017 heeft klager bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant een klacht ingediend tegen verweerster.

 

1.2      Bij brief aan de raad van 8 juni 2018 met kenmerk K17-007 , door de raad ontvangen op 11 juni 2018 , heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

 

1.3      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 10 september 2018 in aanwezigheid van klager en de gemachtigde van verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

 

1.4      De raad heeft kennis genomen van:

-           de brief van de deken van 8 juni 2018, met bijlagen.

 

 

2          FEITEN

 

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

 

2.1      Klager is in de periode van 6 juni 2003 tot 13 december 2012 gehuwd geweest met mevrouw D. Klager is tijdens de echtscheidingsprocedure op betalende basis bijgestaan door mr. K. Uit het huwelijk zijn twee kinderen geboren, waarvoor klager alimentatie verschuldigd is.

 

2.2      Klager heeft zich op 11 december 2015 met zijn partner tot de kantoorgenoot van verweerster, verder te noemen mr. Y, gewend inzake de herberekening van de door hem verschuldigde kinderalimentatie wegens gewijzigde omstandigheden (daling inkomen, wegvallen belastingvoordelen en de geboorte van dochter F in mei 2015). Mr. Y stelde klager voor om de zaak betreffende de herberekening kinderalimentatie door verweerster te laten behandelen.

 

2.3      Verweerster heeft per email van 11 februari 2016 bevestigd dat zij de kwestie van de herberekening zou oppakken. Zij verzocht klager om haar de daartoe benodigde gegevens aan te leveren. Klager heeft hierop per email van 17 februari 2016 gereageerd en stukken aangeleverd. Verweerster heeft per email van 25 februari 2016 een eerste concept herberekening aan klager toegezonden met het verzoek hierop te reageren. Klager heeft per email van 2 maart 2016 gereageerd en vragen over de herberekening gesteld. Verweerster heeft per email van 15 maart de vragen van klager over de herberekening beantwoord. Verweerster verzocht klager hierop te reageren waarna zij een definitieve berekening zou maken en de wederpartij zou aanschrijven.

 

2.4      Klager heeft per email van 18 april 2016 aan verweerster zijn ongenoegen geuit over de trage gang van zaken en de hoge facturen. Verweerster heeft op 21 april 2016 hierop gereageerd. Op 12 mei 2018 heeft een gesprek tussen klager en verweerster plaatsgevonden.

 

2.5      Verweerster heeft bij brief van 12 mei 2016 informatie bij de wederpartij opgevraagd. Verweerster heeft per email van 21 juni 2016 een tweede concept berekening aan klager toegezonden. Klager heeft hierop per e-mails van 5 en 6 juli 2016 gereageerd. Verweerster heeft hierop per e-mail van 21 juli 2016 gereageerd. Klager heeft per e-mail van 2 augustus 2016 geantwoord dat de brieven in zijn email dd. 6 juli 2016 nog onbeantwoord waren gebleven. Klager verzocht de berekening op grond van de door hem verstrekte gegevens te herzien. Verweerster heeft per e-mail dd. 9 augustus 2016 aan klager verzocht haar de juiste gegevens aangaande de door klager opgevoerde woonlasten te verstrekken. Zij berichtte voorts wegens vakantie tot 5 september 2016 afwezig te zijn. Klager heeft per email van 10 augustus 2016 bericht op 17 februari 2016 een kopie van alle lasten te hebben toegestuurd. Hij voegde voorts een nieuwe belastingaanslag als bewijs mee. Klager heeft verweerster per e-mail van 19 september 2016 erop geattendeerd dat zij had geschreven dat zij vanaf 5 september 2016 weer aan het werk was en op de herberekening zou terugkomen, maar dat hij nog niets had vernomen. Hij schreef voorts dat hij van zijn ex-partner had begrepen dat haar advocaat een brief naar verweerster had gestuurd, maar dat hij hiervan nog niets had vernomen. Hij berichtte zijn vertrouwen in verweerster te verliezen. Verweerster heeft per email van 20 september 2016 een afschrift van de brief dd. 26 augustus 2016 van de advocaat van de wederpartij aan klager toegestuurd. Zij schreef voorts in afwachting van de reactie van het alimentatiebureau te zijn. Verweerster heeft per e-mail van 10 oktober 2016 gereageerd op de door klager gestelde vragen ten aanzien van de alimentatieberekening. Zij verzocht klager hierop te reageren waarna de alimentatieberekening definitief kon worden gemaakt en naar de wederpartij gestuurd.

 

2.6      Op 11 oktober 2016 heeft klager zijn opdracht aan verweerster beëindigd en om teruggave van zijn dossier verzocht. Op 14 oktober 2016 heeft klager nogmaals om teruggave van het dossier verzocht. Op 21 oktober 2016 is het dossier aan de secretaresse van de opvolgende advocaat van klager afgegeven.

 

 

3          KLACHT

 

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerster de zaak van klager niet voortvarend heeft aangepakt;

2.    de berekening van de alimentatie zonder medeweten van klager is uitbesteed aan een alimentatiebureau;

3.    verweerster niet dan wel traag reageerde op e-mails van klager;

4.    verweerster klager niet heeft gewezen op de mogelijkheid van gefinancierde rechtshulp;

5.    de declaraties van verweerster niet juist zijn.

 

 

4          VERWEER  

 

4.1      Verweerster heeft de zaak in februari 2016 van mr. Y overgenomen. In dat kader heeft zij klager op 11 februari 2016 verzocht om haar zijn financiële gegevens toe te sturen voor het opstellen van een draagkrachtberekening.

 

4.2      Verweerster heeft de vragen van klager steeds uitvoerig beantwoord. Het laatste e-mailbericht van verweerster dateert van 10 oktober 2016. Verweerster heeft hierin wederom gereageerd op vragen van klager. Dit was in feite een herhaling van zijn eerdere vragen. Het kwam er op neer dat klager de berekening volgens de richtlijn Kinderalimentatie Expertgroep Alimentatienormen Trema niet wilde aanvaarden. Klager nam geen genoegen met de antwoorden van verweerster welke posten wel of niet konden worden meegenomen in de berekening. Klager heeft herhaaldelijk gevraagd om de verrekening volgens zijn standpunten aan te passen, terwijl het alimentatiebureau en verweerster van mening waren dat deze niet in de berekening konden worden meegenomen. Gelet hierop was het niet mogelijk om het overleg met de wederpartij op constructieve wijze voort te zetten en afspraken te maken over een verlaging van de kinderalimentatie.

 

4.3      Uit de urenspecificatie van verweerster blijkt niet van buitensporig hoog of ten onrechte geschreven tijd.

 

4.4      De alimentatieberekening is niet overgedaan. De berekening is aangepast aan nadere gegevens van klager en de gegevens van de wederpartij. Later bleek dat de relatie met zijn partner (moeder van zijn dochter F) niet was verbroken, maar dat klager wilde weten welke situatie voor hem gunstiger was.

 

4.5      Verweerster heeft steeds alle mails voortvarend beantwoord. Er zijn geen mails of vragen onbeantwoord gebleven.

 

 

5          BEOORDELING

 

5.1      Het eerste onderdeel van de klacht heeft betrekking op de voortgang van de behandeling van het verzoek van klager om te komen tot een herberekening van de kinderalimentatie. Verweerster heeft op 11 februari 2016 het dossier tot herberekening kinderalimentatie van haar kantoorgenoot mr. Y overgenomen. Verweerster heeft op 11 februari 2016 gegevens bij klager opgevraagd en op 25 februari 2016 een eerste draagkrachtberekening opgesteld.  De termijn waarbinnen verweerster de eerste berekening van de draagkracht van klager heeft gemaakt is alleszins redelijk. Vervolgens heeft verweerster echter pas op 12 mei 2016 gegevens bij de wederpartij opgevraagd. Nu uit de berekening van 25 februari 2016 reeds was gebleken dat de draagkracht van klager aanmerkelijk was verminderd had van verweerster mogen worden verwacht dat zij direct daarna de financiële gegevens bij de wederpartij had opgevraagd. Dat klager vragen had over de herberekening van zijn draagkracht maakt dit niet anders. Dit was klagers goed recht en het stond het opvragen van financiële gegevens bij de wederpartij niet in de weg. Gelet op de omstandigheden dat klager door zijn verminderde draagkracht financiële problemen had om aan zijn alimentatieplicht te voldoen en het niet gebruikelijk is dat alimentatie met terugwerkende kracht wordt gewijzigd, heeft verweerster naar het oordeel van de raad te lang gewacht met het opvragen van financiële gegevens bij de wederpartij. Nadat de financiële gegevens bij de wederpartij zijn opgevraagd is door de wederpartij op korte termijn aan dit verzoek voldaan, waarna verweerster op 21 juni 2016 de draagkrachtberekening heeft aangepast. Daarna is de zaak opnieuw vertraagd in die zin dat klager zijn vragen hierover bij herhaling heeft gesteld en het uiteindelijk tot 10 oktober 2016 heeft geduurd voordat klager hierop antwoord kreeg.

De raad is op grond van het bovenstaande van oordeel dat verweerster de alimentatiezaak onvoldoende voortvarend heeft behandeld, wat haar tuchtrechtelijk valt aan te rekenen. Het eerste onderdeel van de klacht is gegrond.

 

5.2      Het tweede onderdeel van de klacht heeft betrekking op het zonder overleg met klager uitbesteden van de alimentatieberekening aan een alimentatiebureau. Gesteld noch gebleken is dat verweerster met klager heeft besproken dat de alimentatieberekening aan een alimentatiebureau zou worden uitbesteed. Van een advocaat mag worden verwacht dat hij met zijn cliënt bespreekt indien werkzaamheden extern worden uitbesteed. Dit geldt te meer nu de kantoorgenoot van mr. X tijdens het eerste gesprek op 11 december 2015 klager heeft geadviseerd om de zaak door verweerster te laten behandelen aangezien zij in alimentatiezaken was gespecialiseerd. Onder die omstandigheden mocht klager verwachten dat verweerster zelf de alimentatieberekening zou maken. Het zonder overleg met klager uitbesteden van de alimentatieberekening aan een alimentatiebureau valt verweerster tuchtrechtelijk aan te rekenen. Het tweede onderdeel van de klacht is gegrond.

 

5.3      De klacht dat verweerster onvoldoende voortvarend heeft gereageerd op vragen en e-mails van klager is naar het oordeel van de raad ongegrond. Verweerster heeft binnen een redelijke termijn gereageerd op de e-mail van klager van 10 maart 2016 en de vragen van klager in zijn email van 18 april 2016 zijn tijdens de bespreking op 12 mei 2016 aan de orde geweest. Voor zover dit onderdeel van de klacht betrekking heeft op de gebrekkige communicatie na 21 juni 2016 is dit reeds bij de beoordeling van het eerste klachtonderdeel aan de orde geweest en gegrond bevonden. Het derde onderdeel van de klacht is ongegrond.

 

5.4      Vast staat dat verweerster heeft nagelaten de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand met klager te bespreken. Naar het oordeel van de raad is de stelling van verweerster dat zij geen aanleiding had om te veronderstellen dat klager in aanmerking kwam voor gefinancierde rechtsbijstand onbegrijpelijk. Het verzoek van klager om herberekening van de kinderalimentatie was ingegeven door een daling van zijn inkomen en het wegvallen van toeslagen. Een advocaat dient bij de aanvang van een zaak en telkens indien daartoe aanleiding bestaat te onderzoeken of zijn cliënt voor gefinancierde rechtsbijstand in aanmerking komt. Het had op de weg gelegen van verweerster om de mogelijkheid van gefinancierde rechtsbijstand met klager te bespreken en hem tevens de mogelijkheid van peiljaarverlegging voor te houden. Dat, zoals verweerster naar voren heeft gebracht, de vraag of klager voor een toevoeging in aanmerking kwam op haar kantoor niet aan de orde was, maakt dit niet anders, aangezien verweerster als behandelend advocaat in de alimentatiezaak een eigen verantwoordelijkheid had om te onderzoeken of klager al dan niet in aanmerking kwam voor een toevoeging. De door klager op 17 februari 2016 aan verweerster verstrekte financiële gegevens had verweerster aanleiding moeten zijn de mogelijkheid van een toevoeging met klager te bespreken en te onderzoeken. Verweerster had daarin een eigen verantwoordelijkheid. Het valt haar tuchtrechtelijk aan te rekenen dat zij dit heeft nagelaten. Het vierde onderdeel van de klacht is gegrond.

 

5.5      De raad stelt voorop dat de tuchtrechter in beginsel geen declaratiegeschillen beoordeelt. De raad waakt wel tegen excessief declareren. Hiervan is naar het oordeel van de raad in de alimentatiezaak geen sprake. Het vijfde onderdeel van de klacht is gegrond.

 

 

6          MAATREGEL

 

6.1      De raad is van oordeel dat gelet op de hoeveelheid en de aard van de verweerster tuchtrechtelijk aan te rekenen verwijten sprake is van ernstig tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen. Gelet op de omstandigheid dat verweerster niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld, zal de raad thans volstaan met het opleggen van de maatregel van berisping.

 

 

7          GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

 

7.1      Aangezien de klacht (gedeeltelijk) gegrond wordt verklaard, moet verweerster het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

 

7.2     De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerster , gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder a, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van EUR 25,- aan reiskosten. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden overgemaakt naar het daartoe tijdig door klager aan verweerder op te geven rekeningnummer.

 

7.3     De raad ziet eveneens aanleiding om verweerster, gelet op artikel 48ac, eerste lid, onder b, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op EUR 1.000,-. De raad bepaalt dat deze kosten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing moeten worden betaald aan de Nederlandse Orde van Advocaten door overmaking naar rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

BESLISSING

 

 

De raad van discipline:

 

-             verklaart  de klachtonderdelen 1, 2 en 4 gegrond;

 

-             verklaart klachtonderdelen 3 en 5 ongegrond;

 

-             legt aan verweerder de maatregel van berisping op;

 

-             veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van EUR 50,- aan klager;

 

-             veroordeelt verweerster tot betaling van de reiskosten van EUR 25,- aan klager, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.2  bepaald;

 

-             veroordeelt verweerster tot betaling van de proceskosten van EUR 1.000,- aan de Nederlandse Orde van Advocaten, op de wijze en binnen de termijn als boven onder 7.3 bepaald;

 

 

 

Aldus beslist door mr. J.D. Streefkerk , voorzitter, mrs. L.J.G. de Haas en L.W.M. Caudri , leden, bijgestaan door mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier en uitgesproken in het openbaar op 22 oktober 2018.

 

 

 

 

 

Griffier                                                                 Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

 

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 22 oktober 2018

 

 

 

verzonden aan:

 

-  klager

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-  de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  de secretaris van de Nederlandse Orde van Advocaten

-  het College van Toezicht van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

rechtsmiddel

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de ongegrond verklaarde klachtonderdelen  hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

- klager

-  verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Van deze beslissing staat, ten aanzien van de gegrond verklaarde klachtonderdelen,  hoger beroep bij het Hof van Discipline open voor:

-  verweerster

-  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant    

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

 

a.               Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

b.               Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres:

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof via telefoonnummer 088-2053777.

c.               Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

d.         Per e-mail

Het e-mailadres van het Hof van Discipline is: griffie@hofvandiscipline.nl .

 

Tegelijkertijd  met de indiening per e-mail dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post, voorzien van een originele handtekening, te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Informatie ook op www.hofvandiscipline.nl