Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-11-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2018:215

Zaaknummer

18-555/A/A

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Deels gegronde klacht over de eigen advocaat. Verweerster heeft een afspraak over het opstellen van een dagvaarding niet schriftelijk vastgelegd waardoor daar onduidelijkheid over is ontstaan en is langere tijd nauwelijks bereikbaar geweest voor klaagster. De raad ziet in de gegeven omstandigheden aanleiding af te zien van het opleggen van een maatregel.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 13 november 2018

in de zaak 18-555/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

over:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 2 november 2017 heeft klaagster bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerster.

1.2 Bij brief aan de raad van 19 juli 2018 met kenmerk 2017-65012, door de raad ontvangen op 20 juli 2018, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 oktober 2018 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennis genomen van de in 1.2 genoemde brief van de deken met 12 bijlagen.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klaagster heeft verweerster op 10 april 2017 verzocht haar verder bij te staan in een lopende hoger beroepsprocedure over kinderalimentatie. Klaagster werd eerder bijgestaan door mr. B, die namens haar een beroepsschrift had ingediend.

2.2 Na overleg op 12, 13 en 14 april 2017 heeft verweerster zich op (vrijdag) 14 april 2017 als advocaat van klaagster gesteld. Mr. B heeft zich op die datum van de zaak onttrokken.

2.3 Op (dinsdag) 18 april 2017 heeft er een zitting plaatsgevonden bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (hierna: het hof). Tijdens de zitting hebben klaagster en haar ex-partner afspraken gemaakt, die door het hof zijn vastgelegd in een beschikking van 4 mei 2017. De beschikking luidt, voor zover relevant:

“5. De motivering van de beslissing

(…)

5.1 (…) Partijen zijn overeengekomen dat de man met ingang van 1 mei 2017 als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (…) een bedrag van € 715,- per maand aan de vrouw voldoet, bij vooruitbetaling te voldoen en dat hetgeen tot aan die datum aan kinderalimentatie is betaald, verschuldigd is betaald.”

6. De beslissing

(…)

bepaalt de door de man tot 1 mei 2017 aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (…) op hetgeen hij tot aan deze datum heeft betaald of op hem is verhaald;”

2.4 In juni 2017 heeft verweerster de advocaat van de ex-partner van klaagster aangeschreven in verband met kinderalimentatie en indexering die de ex-partner van klaagster volgens klaagster over een periode van 10 jaar niet correct zou hebben betaald.

2.5 Bij e-mail van 21 juni 2017 heeft verweerster klaagster geschreven:

“Kijk wie wat bewaard die heeft wat. Even voor jullie geruststelling, ik had het inderdaad nog op kantoor liggen. Nu is het dus elektronisch opgeslagen en kunnen wij het niet meer kwijt raken.

Zoals jullie hebben gezien, heb ik de advocaat nog een keer een mail gestuurd. Als ze me niets laat weten, zal ik een sommatiebrief voor haar cliënt opstellen. Dan gaan we gewoon om haar heen.”

2.6 Bij e-mail van 8 augustus 2017 heeft klaagster gereageerd op een berekening die verweerster had gemaakt van de achterstallige kinderalimentatie. De e-mail luidt, voor zover van belang:

“Zoals ik vandaag heb laten weten zou ik een mail sturen over de verkeerde berekening (…) Er staan maar liefst achttien fouten in de berekening en ik vind het dan ook zeer teleurstellend dat ik vijf maanden heb moeten wachten en dan nog een incorrecte berekening ontvang. Dit is namelijk ook niet de eerste keer dat wij het opnieuw moeten uitrekenen, omdat jij het vorige keer op kantoor had laten liggen en het ons nogmaals hebt laten uitrekenen. (…)

Om terug te komen op al mijn e-mails, bel pogingen, berichten, die je ook meerdere malen genegeerd hebt. Ben ik zeer teleurgesteld dat wij opnieuw de taken verrichten die eigenlijk bij jou, de advocaat, liggen. (…)

Ik stuur hierbij ook een document met de correcte berekening en de juiste gegevens.”

2.7 Bij e-mail van 10 augustus 2017 heeft verweerster klaagster onder meer geschreven, voor zover van belang:

“Allereerst mijn excuses dat het wat langer heeft geduurd. Dat is niet zoals ik normaal gesproken werk en ook niet wil werken.(…)

Laat ik helder zijn, het is nooit de bedoeling geweest dat het stuk zo naar jouw ex zou gaan. Het is de bedoeling dat wij met gezamenlijke inspanning de documenten zo maken dat er geen speld meer tussen te krijgen is.

Voor verder commentaar is hieronder. Als jij naar aanleiding van mijn commentaar nog wilt dat ik de zaak verder doe, dan verzoek ik je mij de aanvullende informatie te verstrekken en zal ik de brief op korte termijn versturen. Voor de goede orde stuur ik je hierbij een gewijzigde brief en de laatste berekening (…) Als we verder gaan dan hoor ik graag van jou of je het eens bent met de brief.”

Verweerster heeft in de tekst van de e-mail die klaagster op 8 augustus 2017 aan haar had gestuurd onder meer de volgende opmerkingen gemaakt:

“Hoe jij aan vijf maanden komt is mij niet helemaal duidelijk. We hebben elkaar in juni gesproken. Vanaf dat moment heb ik deze zaak aangenomen. Direct na het hoger beroep had ik geen tijd om dit op te pakken en dat hebben wij ook duidelijk besproken. Dus dit is een onterecht verwijt. (…) [De dochter van klaagster] was zo aardig om het opnieuw te doen [de berekening, rvd]. Ik heb daar toen niet om gevraagd.(…)

Het is niet meer dan gebruikelijk om als cliënt dergelijke niet juridische stukken te helpen samen te stellen, zodat zij volledig en correct naar de wederpartij kunnen. (…)

Zoals ik hierboven al aangaf, gaat het hier kennelijk om een misverstand in wat een advocaat doet. De berekening is geen juridisch stuk het is niet meer dan gebruikelijk dat een cliënt hieraan meewerkt en eventueel verbeteringen of aanvullingen op maakt. (…)

Het is nooit de bedoeling geweest om hem het op deze manier toe te sturen. (…) De berekening moet juist zijn, maar om die reden stuur ik de stukken ook eerst in concept naar jou. (…)

Je hebt een terecht punt als je zegt dat ik de zaak niet direct heb opgepakt (…)”

2.8 Op 11 augustus 2017 heeft klaagster gereageerd op de e-mail van verweerster van 10 augustus 2017. In de e-mail van klaagster staat onder meer het volgende:

“Je hebt ons een paar keer laten weten dat je er gelijk aan zou beginnen na het hoger beroep, onder andere toen we nog aan het voorbereiden waren op het hoger beroep en ook in de auto op de terug weg. Je zou er gelijk een dagvaarding uit doen naar [de ex-partner van klaagster]. En gelijk achter het verschuldigde geld aan gaan. Omdat je hier tijdens de rechtszitting niet over begonnen was.

Zoals ik al eerder heb genoemd had je de berekening laten liggen op kantoor en duurde het nog enige tijd voordat je dit toegaf. Er werd eerst nog tientallen keren aan ons gevraagd of wij het niet kwijt waren geraakt. Ik wilde graag dat het zo snel mogelijk geregeld zou worden en wij dachten dat het diezelfde dag nog naar [de ex-partner van klaagster] gestuurd zou worden. Daarom heeft [de dochter van klaagster] die berekening opnieuw gemaakt.

(…)

Er is absoluut geen sprake van een samenwerking als de cliënt al het werk moet doen. (…)

Het komt bij mij over alsof als ik niks over de ACHTTIEN fouten had gezegd en ik niet zelf opnieuw een correcte berekening in een document had gezet. Je het zo naar [de ex-partner van klaagster] had gestuurd. (…)”

2.9 Bij e-mail van 20 augustus 2017 heeft verweerster klaagster bericht dat zij vanwege gezondheidsredenen niet in staat is de zaak van klaagster af te maken gedurende haar vakantie en, aangezien zij pas 4 september terug zou komen, klaagster aangeraden om een andere advocaat te zoeken.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij:

a) heeft veroorzaakt dat klaagster geen aanspraak meer kan maken op de kinderalimentatie en indexering die haar ex-partner over een periode van 10 jaar niet correct heeft betaald;

b) geen verantwoordelijkheid heeft genomen en heeft verzaakt toe te geven dat er fouten zijn gemaakt;

c) gedurende langere tijd niet of zeer slecht bereikbaar was;

d) verschillende stukken is kwijtgeraakt die zij nodig had om een dagvaarding op te stellen en klaagster daarvan beschuldigde;

e) klaagster alle berekeningen opnieuw heeft laten doen omdat verweerster deze was kwijtgeraakt;

f) klaagster alles heeft laten opstellen voor de dagvaarding;

g) in haar berekening die zij uiteindelijk heeft opgesteld 18 fouten heeft gemaakt.

4 VERWEER

4.1 Verweerster voert verweer dat hierna, voor zover van belang, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

5.1 De raad stelt voorop dat bij de beoordeling van de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt rekening moet worden gehouden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij of zij een zaak behandelt en met de keuzes - zoals over procesrisico en kostenrisico - waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. Deze vrijheid is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn of haar werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.

5.2 Voorts heeft te gelden dat de advocaat belangrijke afspraken, gezamenlijk genomen beslissingen, zoals niet in appel gaan, en soms ook een gegeven advies of informatie, schriftelijk dient vast te leggen. Indien de advocaat dit verzuimt, komt het bewijsrisico daaromtrent op hem/haar te rusten. Ook is de advocaat gehouden de aan hem/haar toevertrouwde belangen met de nodige voortvarendheid te behartigen. Van hem/haar  mag verwacht worden dat hij/zij reageert op berichten van zijn/haar cliënt.

Ad klachtonderdelen a) en b)

5.3 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling en zien op de kinderalimentatie en indexering die de ex-partner van klaagster volgens klaagster over een periode van 10 jaar niet correct zou hebben betaald. Klaagster verwijt verweerster dat zij heeft veroorzaakt dat klaagster geen aanspraak meer kan maken op de achterstallige kinderalimentatie. Tevens verwijt klaagster verweerster dat zij geen verantwoordelijkheid heeft genomen en weigert toe te geven dat er fouten zijn gemaakt. Volgens klaagster zou verweerster de achterstallige kinderalimentatie ter sprake brengen tijdens de zitting bij het hof, maar heeft zij dat niet gedaan met als gevolg dat het hof “de door de man tot 1 mei 2017 aan de vrouw te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding (…) [heeft bepaald] op hetgeen hij tot aan deze datum heeft betaald of op hem is verhaald”. Hierdoor is het niet meer mogelijk om aanspraak te maken op de achterstallige kinderalimentatie, aldus klaagster.

5.4 De raad overweegt als volgt. Verweerster heeft de zaak van klaagster kort voor de mondelinge behandeling van het hoger beroep overgenomen van mr. B, die namens klaagster een beroepsschrift had ingediend. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat in het door mr. B ingediende beroepsschrift geen melding was gemaakt van de achterstallige kinderalimentatie, alsmede dat het voor haar op het moment van overname van de zaak niet meer mogelijk was om een vermeerdering van eis in te dienen omdat er geen werkdagen meer waren tot aan de zitting (verweerster had de zaak vlak voor het paasweekend overgenomen en de zitting was op de dag na tweede Paasdag). Verweerster heeft voorts voldoende gemotiveerd dat zij de achterstallige alimentatie ter sprake heeft gebracht tijdens de onderhandelingen op de gang met de advocaat van de ex-partner van klaagster over een schikking. De advocaat van de ex-partner van klaagster wilde dat punt echter niet meenemen bij de onderhandelingen, omdat daar in het beroepsschrift geen melding van was gemaakt, aldus verweerster. De overweging van het hof inhoudend dat de door de ex-partner van klaagster tot 1 mei 2017 aan klaagster te betalen bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de dochter van klaagster en haar ex-partner werd bepaald op hetgeen de ex-partner van klaagster tot aan die datum heeft betaald of op hem was verhaald, kwam voor verweerster als een verrassing. Dat verweerster terzake de achterstallige kinderalimentatie iets zou hebben nagelaten en daarmee zou hebben veroorzaakt dat klaagster geen aanspraak meer kan maken op achterstallige kinderalimentatie kan de raad gelet op het voorgaande dan ook niet vaststellen. Klachtonderdeel a), en daarmee ook klachtonderdeel b), is daarom ongegrond.

Ad klachtonderdeel c)

5.5 Klaagster heeft dit klachtonderdeel ter zitting aldus toegelicht dat verweerster op de terugweg van de zitting bij het hof heeft toegezegd dat zij de volgende dag een dagvaarding zou opstellen terzake de achterstallige kinderalimentatie. Klaagster heeft vervolgens echter niks meer van verweerster gehoord en zij heeft ook lange tijd niet gereageerd op telefoontjes en/of e-mails van klaagster, aldus klaagster.

5.6 Verweerster gemotiveerd betwist dat zij heeft toegezegd dat zij de dag na de zitting bij het hof een dagvaarding zou opstellen. Zij heeft duidelijk met klaagster besproken dat zij direct na de zitting geen tijd had om dit op te pakken, maar dat zij dat een paar maanden later zou doen. Zij heeft de zaak vervolgens in juni 2017 aangenomen en is toen gestart met haar werkzaamheden, aldus verweerster.

5.7 De raad overweegt als volgt. Partijen verschillen van mening over de vraag wanneer verweerster volgens de afspraak tussen partijen een dagvaarding zou opstellen voor de achterstallige kinderalimentatie; volgens klaagster zou verweerster dat de dag na de zitting bij het hof doen, terwijl verweerster stelt dat zij met klaagster heeft besproken dat zij daar pas een paar maanden na de zitting bij het hof aan zou toekomen. Het had op de weg van verweerster gelegen om de gemaakte afspraken hierover schriftelijk aan klaagster te bevestigen, teneinde onduidelijkheid te voorkomen. Dat heeft zij echter niet gedaan, waardoor klaagster in de – kennelijk onjuiste – veronderstelling verkeerde dat verweerster een en ander direct na de zitting bij het hof zou oppakken. Uit het klachtdossier blijkt voorts dat verweerster in de periode vanaf de zitting bij het hof beperkt bereikbaar is geweest voor klaagster. Het klachtdossier bevat geen correspondentie in de periode vanaf de zitting bij het hof tot 21 juni 2017 en ook niet in de periode vanaf 22 juni tot 8 augustus 2017. Dit terwijl als onweersproken vast staat dat klaagster verweerster in die periodes wel  keren heeft getracht te bereiken per telefoon en e-mail. In de e-mail van 10 augustus 2017 (zie hiervoor, 2.7) heeft verweerster zich er ook voor verontschuldigd dat het wat langer heeft geduurd.

5.8 De conclusie van het voorgaande is dat klachtonderdeel c) gegrond is.

Ad klachtonderdeel d)

5.9 In dit klachtonderdeel verwijt klaagster verweerster dat zij verschillende stukken zou zijn kwijtgeraakt en klaagster daarvan zou hebben beschuldigd.

5.10 De raad overweegt als volgt. Uit het klachtdossier, met name de e-mail van verweerster aan klaagster van 21 juni 2017 (zie hiervoor, 2.4), blijkt dat verweerster kennelijk een stuk (een berekening) is kwijtgeraakt, maar deze later weer op haar kantoor heeft teruggevonden. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien waarom verweerster dit tuchtrechtelijk te verwijten valt. Dat verweerster klaagster van een en ander zou hebben beschuldigd, heeft klaagster niet onderbouwd en is ook niet gebleken. Klachtonderdeel d) is dan ook ongegrond.

Ad klachtonderdelen e), f) en g)

5.11 Deze klachtonderdelen lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.12 Klaagster verwijt verweerster allereerst dat zij klaagster alle berekeningen opnieuw heeft laten doen omdat verweerster deze was kwijtgeraakt. Uit het klachtdossier, met name de e-mail van verweerster aan klaagster van 10 augustus 2017 (zie hiervoor, 2.7) en de reactie daarop van klaagster van 11 augustus 2017 (zie hiervoor, 2.8), volgt echter dat de dochter van klaagster op eigen initiatief een berekening opnieuw heeft gemaakt. Dat valt verweerster niet tuchtrechtelijk te verwijten. Dat verweerster klaagster, naast de berekening die de dochter van klaagster opnieuw heeft gemaakt, berekeningen opnieuw heeft laten doen is de raad niet gebleken. Klachtonderdeel e) is eveneens ongegrond.

5.13 Wat betreft het verwijt van klaagster dat verweerster haar “alles heeft laten opstellen voor de dagvaarding” geldt dat voor zover dit verwijt ziet op het opstellen van een berekening van de achterstallige kinderalimentatie verweerster terecht heeft aangevoerd dat het gebruikelijk is dat een cliënt helpt een dergelijk niet-juridisch stuk samen te stellen. Een advocaat mag dit dan ook aan zijn cliënt vragen. Dat klaagster overigens stukken heeft opgesteld voor de dagvaarding is niet gebleken. Ook klachtonderdeel f) is derhalve ongegrond.

5.14 Dat in de berekening die verweerster uiteindelijk heeft gemaakt 18 fouten zouden staan valt haar evenmin tuchtrechtelijk te verwijten. Het ging immers nog maar om een concept-berekening die verweerster juist eerst in concept naar klaagster had gestuurd teneinde eventuele fouten eruit te halen. Het was nimmer de bedoeling om dat stuk aan de ex-partner van klaagster te sturen, hetgeen verweerster klaagster ook heeft meegedeeld. Klachtonderdeel g) is ook ongegrond.

6 MAATREGEL

6.1 Verweerster heeft de gemaakte afspraken met betrekking tot het opstellen van een dagvaarding ten onrechte niet schriftelijk vastgelegd en is langere tijd nauwelijks bereikbaar geweest voor klaagster. Dat valt haar tuchtrechtelijk te verwijten. De raad ziet in de gegeven omstandigheden echter aanleiding om af te zien van het opleggen van een maatregel. De raad overweegt hiertoe dat verweerster de zaak van klaagster uit goede bedoelingen op het allerlaatste moment van mr. B heeft overgenomen en in het hoger beroep heeft gedaan wat nog tot haar mogelijkheden behoorde. Dit heeft geresulteerd in een schikking tussen klaagster en haar ex-partner. Verweerster heeft daarna weliswaar onduidelijkheid laten bestaan over wanneer zij aan de slag zou gaan met de achterstallige kinderalimentatie en is in de hiervoor in 5.7 genoemde periodes beperkt bereikbaar geweest voor klaagster, maar zij is uiteindelijk (ongeveer twee maanden na de zitting bij het hof) wel aan de slag gegaan met de achterstallige kinderalimentatie. Dat zij de zaak uiteindelijk niet heeft kunnen afmaken vanwege gezondheidsredenen valt haar niet te verwijten.

7 GRIFFIERECHT

7.1 Omdat de raad de klacht gedeeltelijk gegrond verklaart, moet verweerster op grond van artikel 46e, vijfde lid, Advocatenwet het door klaagster betaalde   griffierecht van € 50 aan haar vergoeden.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klachtonderdeel c) gegrond;

- verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

- bepaalt dat geen maatregel wordt opgelegd;

- veroordeelt verweerster tot betaling van het griffierecht van € 50 aan klaagster.

 

Aldus beslist door mr. P.M. Wamsteker, voorzitter, mrs. C.C. Oberman en L.H. Rammeloo, leden, bijgestaan door mr. S. van Excel als griffier en uitgesproken in het openbaar op 13 november 2018.

Griffier Voorzitter