Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-12-2018

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2018:189

Zaaknummer

18-729/DB/ZWB

Inhoudsindicatie

Conclusie van een psychiater tot teruggave van een rijbewijs met termijnbeperking van 1 jaaar kan de advocaat tuchtrechtelijk niet worden verweten. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort 

’s-Hertogenbosch van 18 december 2018

 

in de zaak 18-729/DB/ZWB

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen:

 

 

verweerder

 

De (plaatsvervangend) voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de e-mail van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant (hierna: de deken) van 13 september 2018 met kenmerk K18-065 en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende feiten uitgegaan.

1.1     Het CBR heeft bij besluit van 6 juni 2014 besloten om klager een onderzoek naar de geschiktheid op te leggen, wegens het rijden onder invloed van alcohol op 5 januari 2014. Het door klager tegen dit besluit ingestelde bezwaar is bij besluit van 27 november 2014 kennelijk ongegrond verklaard. Klager heeft hiertegen geen beroep ingesteld. Bij besluit van 26 augustus 2014 heeft het CBR het rijbewijs van klager ongeldig verklaard wegens het niet tijdig betalen van de kosten van voormeld onderzoek. Het door klager hiertegen ingediende bezwaar is bij besluit van 12 november 2014 ongegrond verklaard. Klager heeft hiertegen geen beroep ingesteld. Bij brieven van 15 september 2015 en 9 augustus 2017 heeft het CBR op verzoek van klager te kennen gegeven hoe klager weer in het bezit van een geldig rijbewijs kon komen. Daarbij gaf het CBR aan dat eerst de kosten van het onderzoek ad € 318,00 diende te worden voldaan. Klager heeft op 16 november 2017 een bedrag ad €318,00 aan het CBR overgemaakt. Het CBR heeft dit bedrag aan het reeds in 2014 ingeschakelde incassobureau overgemaakt. Klager heeft het CBR op 13 december 2017 om terugbetaling van €318,00 wegens onverschuldigde betaling verzocht. Het CBR heeft bij brief van 20 februari 2018 het verzoek om terugbetaling afgewezen, omdat het bedrag niet onverschuldigd was betaald.

1.2     Klager is op 11 juni 2017 aangehouden wegens het besturen van een voertuig onder invloed van alcohol en zonder geldig rijbewijs. Klager is op 25 augustus 2017 gedagvaard om op 7 november 2017 ter zitting van de politierechter te verschijnen. Aan klager werd het volgende tenlastegelegd:

1.    besturen van een personenauto  onder invloed van alcohol op 11 juni 2017

2.    besturen van een personenauto terwijl hij wist, althans moest weten, dat zijn rijbewijs ongeldig was verklaard.

Klager is door de politierechter veroordeeld tot betaling van een geldboete voor het onder 1 tenlastegelegde. Klager is vrijgesproken van het onder 2 tenlastegelegde wegens gebrek aan bewijs dat klager wist dat zijn rijbewijs ongeldig was. .

 

1.3     Klager heeft zich begin september 2017 tot verweerder gewend met het verzoek hem bij te staan in de strafrechtprocedure bij de politierechter en in de kwestie tegen het CBR. Verweerder heeft per e-mail van 6 september 2017 de opdracht bevestigd. 

1.4     Verweerder heeft klager voorgehouden dat de eigen verklaring procedure de enige mogelijkheid was om zijn rijbewijs terug te krijgen. Verweerder heeft klager met het oog op de eigen verklaring procedure voorbereid op het onderzoek bij de psychiater. Verweerder heeft klager voorbereid middels een vragenlijst en de antwoorden van klager met hem doorgenomen. De psychiater heeft in zijn rapport van 12 maart 2018 de volgende conclusie opgenomen: ‘geschikt met een termijnbeperking van 1 jaar’. Klager kon zich niet verenigen met de beperking van 1 jaar.

1.5     Bij brief van 29 april 2018 heeft klager bij de deken een klacht ingediend tegen verweerder.

 

2          KLACHT

2.1     De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerder de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd.

Klager heeft ter toelichting op zijn klacht het volgende naar voren gebracht.

 

2.2       Het rijbewijs van klager is ten onrechte ongeldig verklaard. Het rijbewijs had zonder termijnbeperking aan klager teruggegeven moeten worden. Verweerder heeft de belangen van klager onvoldoende behartigd. Verweerder werkte samen met het CBR.

 

 

3          VERWEER

3.1       Verweerder heeft klager niet bijgestaan in het eerste deel van de CBR procedure. Het rijbewijs van klager was al ongeldig verklaard voordat verweerder bij de zaak betrokken raakte. Dit besluit van het CBR was onherroepelijk. De enige mogelijkheid die klager had was opnieuw een aanvraag voor een geschiktheidsonderzoek (eigen verklaring procedure) in te dienen. Uiteindelijk heeft deze procedure  geresulteerd in een verklaring van geschiktheid, met een termijnbeperking van een jaar. Binnen de CBR-procedure is normaal dat het rijbewijs wordt teruggegeven met achtereenvolgens een termijnbeperking van 1,3 en 5 jaren, alvorens het voor onbepaalde termijn wordt verstrekt.

3.2       Klager is van oordeel dat het CBR zijn rijbewijs ten onrechte ongeldig had verklaard. Toen hem duidelijk werd dat hij zijn rijbewijs terug kon krijgen, maar dat hieraan een termijnbeperking van een jaar zou worden verbonden, werd klager erg boos en verweet hij verweerder dat hij met het CBR zou samenspannen en zich onvoldoende voor klager had ingespannen. Verweerder heeft aan klager te kennen gegeven dat hij de mogelijkheden om bezwaar te maken wilde onderzoeken, maar klager wilde daarvan niets meer weten. Klager wilde zelfs gebruik maken van zijn blokkeringsrecht, zodat het rapport niet naar het CBR gestuurd zou worden. Verweerder heeft dit klager ontraden. Klager wenste daarna geen gebruik meer te maken van de diensten van verweerder. Klager heeft verweerder daarna niet meer geïnformeerd over het verdere verloop van de procedure.

 

 

4          BEOORDELING

4.1     Klager verwijt verweerder dat zijn rijbewijs ten onrechte ongeldig is verklaard en dat de psychiater in zijn rapport heeft geconcludeerd tot teruggave van het rijbewijs aan klager met een termijnbeperking van een jaar.

4.2     Vast staat dat het rijbewijs van klager reeds drie jaren voordat klager zich tot verweerder wendde bij onherroepelijke beslissing van het CBR ongeldig was verklaard. Ter zake valt verweerder niets te verwijten. Evenmin valt verweerder tuchtrechtelijk aan te rekenen dat de psychiater op grond van zijn onderzoek tot de conclusie tot teruggave van het rijbewijs met een termijnbeperking van 1 jaar is gekomen. Verweerder heeft klager voorbereid op het onderzoek, maar verweerder heeft geen invloed op de uitkomst van het onderzoek. Het moge zo zijn dat klager zich niet kan verenigen met de conclusie van de psychiater, maar daarvan valt verweerder tuchtrechtelijk geen verwijt te maken.

4.3     Op grond van het voorgaande zal de voorzitter de klacht, met toepassing van artikel 46 j Advocatenwet, dan ook kennelijk ongegrond verklaren.

 

BESLISSING

 

De voorzitter verklaart:

 

de klacht, met toepassing van artikel 46j Advocatenwet, kennelijk ongegrond

 

Aldus beslist door mr. A.G.M. Zander, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal, als griffier op 18 december 2018.

 

 

Griffier                                                            Voorzitter