Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-11-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2017:262

Zaaknummer

17-504/A/A

Inhoudsindicatie

Klacht over advocaat wederpartij. Verweten gedragingen betreffen de handelwijze van verweerder in een geschil tussen twee bestuurders/aandeelhouders. Privé-gedragingen van een advocaat zijn alleen dan tuchtrechtelijk van belang indien er voldoende aanknopingspunten zijn (of: verband bestaat of: verwevenheid is) met de praktijkuitoefening om de daarvoor geldende maatstaven toe te passen, dan wel de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. Naar het oordeel van de raad is daarvan in het onderhavige geval geen sprake. Klacht in zoverre ongegrond. Voor het overige hebben klagers geen belang bij hun klacht en zijn zij aldus niet-ontvankelijk.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam

van 27 november 2017

in de zaak 17-504/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klagers

tegen:

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 28 juli 2016 hebben klagers bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2 Bij brief aan de raad van 4 juli 2017 met kenmerk 4016-0533, door de raad ontvangen op 6 juli 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 16 oktober 2017 in aanwezigheid van partijen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4 De raad heeft kennisgenomen van de onder 1.2 bedoelde brief van de deken aan de raad en van de stukken 1 tot en met 17 van de bij die brief gevoegde inventarislijst.

2 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende feiten uitgegaan.

2.1 Klager sub 1 is samen met verweerder via hun holding B.V.’s (elk voor 50%) aandeelhouder van VVM Holding B.V., tevens zijn zij samen bestuurder van die vennootschap. VVM Holding B.V. is op haar beurt enig aandeelhouder en bestuurder van VVM B.V. Klaagster sub 2 is de management/holding-vennootschap van klager sub 1.

2.2 Tussen klagers en verweerder is een zakelijk conflict ontstaan, waarna over en weer beslagen zijn gelegd. Op 31 augustus 2016 heeft een zitting plaatsgevonden waarbij partijen zijn overeengekomen mediation te zullen betrachten. Dit mediationtraject heeft uiteindelijk tot een overeenkomst tussen partijen geleid met betrekking tot het zakelijk conflict dat hen verdeeld hield.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) bedragen in rekening heeft gebracht bij VVM Holding B.V. en VVM B.V. die betrekking hebben op zijn advocatenpraktijk dan wel privé uitgaven betreffen, zonder overleg en goedkeuring van klager;

b) namens VVM Holding B.V. en VVM B.V. overeenkomsten heeft gesloten met opdrachtgevers van die vennootschappen waarbij verweerder zich ‘pars pro litis’ heeft laten betalen voor zijn advocatenwerkzaamheden;

c) de jaarstukken van zijn persoonlijke holding niet tijdig heeft gedeponeerd;

d) klagers heeft afgesloten van de computersystemen en e-mail van VVM Holding B.V. en VVM B.V.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer dat hierna, voor zover relevant, zal worden weergegeven.

5 BEOORDELING

Ad klachtonderdelen a) en d)

5.1 De klachtonderdelen a) en d) lenen zich voor gezamenlijke behandeling.

5.2 Klagers verwijten verweerder dat hij bedragen in rekening heeft gebracht bij VVM Holding B.V. en VVM B.V. die betrekking hebben op zijn advocatenpraktijk dan wel privé uitgaven betreffen, zonder overleg en goedkeuring van klager. Daarnaast verwijten klagers verweerder dat hij hen heeft afgesloten van de computersystemen en e-mail van VVM Holding B.V. en VVM B.V.

5.3 De raad overweegt dat de verweten gedragingen de handelwijze van verweerder betreffen in een geschil tussen twee bestuurders/aandeelhouders van VVM Holding B.V. en VVM B.V. Privé-gedragingen van een advocaat zijn alleen dan tuchtrechtelijk van belang indien er voldoende aanknopingspunten zijn (of: verband bestaat of: verwevenheid is) met de praktijkuitoefening om de daarvoor geldende maatstaven toe te passen, dan wel de gedraging voor een advocaat in het licht van zijn beroepsuitoefening absoluut ongeoorloofd moet worden geacht. Naar het oordeel van de raad is daarvan in het onderhavige geval geen sprake. Verweerder heeft genoegzaam toegelicht dat door de bestuurders met elkaars wetenschap over en weer bedragen bij VVM B.V. in rekening werden gebracht zonder dat daar over en weer tegen werd geprotesteerd. In dat licht kan niet worden gezegd dat verweerder zich, gelet op het feit dat hij advocaat is, absoluut ongeoorloofd heeft gedragen. Dat geldt ook voor het afsluiten van de e-mailaccount van klager sub 1. Kennelijk heeft verweerder dat als directeur van VVM B.V. op zakelijke gronden gedaan.

5.4 De klachtonderdelen a) en d) zijn derhalve ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.5 Klagers verwijten verweerder dat hij namens VVM Holding B.V. en VVM B.V. overeenkomsten heeft gesloten met opdrachtgevers van die vennootschappen waarbij verweerder zich ‘pars pro litis’ heeft laten betalen voor zijn advocatenwerkzaamheden. Verweerder betwist dat een dergelijke afspraak is gemaakt. Uit de overeenkomst waar klagers op doelen blijkt niet dat klanten voor juridische dienstverlening een vast percentage moesten betalen van wat die klanten verdienden door middel van tussenkomst van VVM B.V., aldus verweerder.

5.6 De raad overweegt dat het in de Advocatenwet voorziene recht om een klacht in te dienen tegen een advocaat niet aan eenieder toekomt, doch slechts aan diegene die door het handelen of nalaten waarover wordt geklaagd rechtstreeks in zijn belang is of kan worden getroffen. Klagers zijn geen (voormalig) cliënten van verweerder waarbij een pars pro litis afspraak is gemaakt. Onduidelijk is derhalve in welk belang zij door het gewraakte handelen van verweerder rechtstreeks zijn of kunnen worden getroffen. Klagers zijn mitsdien niet-ontvankelijk in klachtonderdeel b).

5.7 Ten overvloede overweegt de raad dat uit de door klagers bij de klacht overgelegde overeenkomst, waar verweerder zelf overigens geen partij bij is, geen ‘pars pro litis’ afspraak kan worden afgeleid. Als klagers wel ontvankelijk waren geweest in dit klachtonderdeel was het derhalve ongegrond verklaard.

Ad klachtonderdeel c)

5.8 Klagers verwijten verweerder dat hij de jaarstukken van zijn persoonlijke holding niet tijdig heeft gedeponeerd.

5.9 Onder verwijzing naar hetgeen de raad hiervoor onder paragraaf 5.6 heeft overwogen geldt dat klagers ook ten aanzien van dit klachtonderdeel niet hebben gesteld in welk belang zij door het beweerde nalaten van verweerder rechtstreeks zijn of kunnen worden getroffen. Dit is ook niet gebleken. De raad zal klagers daarom ook in dit klachtonderdeel niet-ontvankelijk verklaren.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klagers niet-ontvankelijk in klachtonderdeel b) en c);

- verklaart de klachtonderdelen a) en d) ongegrond.

Aldus beslist door mr. J. Blokland, voorzitter, mrs. A.S. Kamphuis en E.J.M. van Rijckevorsel-Teeuwen, leden, bijgestaan door mr. P.J. Verdam als griffier en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2017.

Griffier Voorzitter

 

 

mededelingen van de griffier ter informatie:

verzending

Deze beslissing is in afschrift op 27 november 2017 verzonden.