Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

27-11-2017

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2017:235

Zaaknummer

170166

Inhoudsindicatie

Gedeeltelijke bekrachtiging van de beslissing van de raad. Ten aanzien van het dossier van de voormalige burgemeester hebben partijen ter zitting van de raad afspraken gemaakt. Klager heeft in zijn beroepschrift gesteld dat niet alle stukken in het dossier zaten en dat verweerder stukken heeft achtergehouden. Verweerder heeft hierop gemotiveerd aangevoerd dat hij de stukken die specifiek door klager zijn benoemd als zijnde achtergehouden door verweerder, niet in zijn bezit heeft gehad. Het had op de weg van klager gelegen nader te onderbouwen dat de stukken die volgens hem door verweerder zijn achtergehouden deel hebben uitgemaakt van het dossier. Nu hij dit niet heeft gedaan, kan het hof niet vaststellen dat verweerder heeft geweigerd het gehele dossier van de voormalig burgemeester aan klager af te geven. Volgt ongegrondverklaring van klachtonderdeel d.

Uitspraak

Beslissing                                   

van 27 november 2017

in de zaak 170166

    naar aanleiding van het hoger beroep van:

klager

tegen:

verweerder

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam (verder: de raad) van 15 mei 2017, gewezen onder nummer 16-1171 aan partijen toegezonden op 15 mei 2017, waarbij klager niet-ontvankelijk is verklaard in klachtonderdeel a, en in de klachtonderdelen b en c, voor zover deze klachtonderdelen betrekking hebben op een handelen of nalaten van verweerder van voor 13 juni 2013. Voorts zijn de klachtonderdelen b en c voor het overige ongegrond verklaard en is klachtonderdeel d ongegrond verklaard.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRAMS:2017:109. 

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij klager van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 13 juni 2017 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van verweerder;

-    de e-mail van klager, ter griffie van het hof ontvangen op 12 september 2017;

-    de brief van klager gedateerd 22 september 2017, ter griffie van het hof ontvangen op 26 september 2017;

-    de e-mail van verweerder, ter griffie van het hof ontvangen op 29 september 2017.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 9 oktober 2017, waar klager en verweerder zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) de deken niet om toestemming heeft gevraagd voor het vestigen van een hypotheekrecht op het bedrijfspand van klager, waardoor hij in een chantabele positie is gekomen;

b) vanaf september/oktober 2010 de door hem voor klager gevoerde procedures heeft gefrustreerd en/of gesaboteerd door niet dan wel onvoldoende de belangen van klager te behartigen;

c) excessief heeft gedeclareerd;

d) heeft geweigerd de fysieke dossiers aan klager af te geven.

4    FEITEN

In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.    

5    BEOORDELING

5.1    Klachtonderdelen a en c

Het onderzoek in hoger beroep heeft ten aanzien van de klachtonderdelen a en c niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. De grieven van klager tegen de beslissing van de raad ten aanzien van deze klachtonderdelen worden verworpen en de beslissing van de raad wordt te dien aanzien bekrachtigd.

5.2    Klachtonderdeel b

Het onderzoek in hoger beroep heeft ten aanzien van klachtonderdeel b eveneens niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt. Hierbij wordt opgemerkt dat de stelling van klager dat verweerder klager heeft voorgehouden dat klager een vordering had ten bedrage van 10 miljoen euro, geen deel uitmaakt van dit klachtonderdeel. Het horen van getuigen over de vraag of verweerder klager dit wel of niet heeft voorgehouden is niet relevant voor de beoordeling van dit klachtonderdeel, zodat er geen aanleiding is klager tot nader getuigenbewijs toe te laten.

De grieven van klager tegen de beslissing van de raad worden verworpen en de beslissing van de raad ten aanzien van klachtonderdeel b wordt bekrachtigd.

5.3    Klachtonderdeel d

Het onderzoek in hoger beroep heeft ten aanzien van de beslissing met betrekking tot het gestelde weigeren van verweerder om de fysieke dossiers aan klager af te geven, met uitzondering van het dossier van de voormalige burgemeester, niet geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn vervat in de beslissing van de raad, waarmee het hof zich verenigt.

Ten aanzien van het dossier van de voormalige burgemeester hebben partijen ter zitting van de raad afspraken gemaakt. Na enige onduidelijkheid tussen partijen om welk dossier het precies ging, heeft verweerder het door klager gewenste dossier aan klager afgegeven. Klager heeft in zijn beroepschrift gesteld dat niet alle stukken in het dossier zaten en dat verweerder stukken heeft achtergehouden. Verweerder heeft hierop gemotiveerd aangevoerd dat hij de stukken die specifiek door klager zijn benoemd als zijnde achtergehouden door verweerder, niet in zijn bezit heeft gehad. Het had op de weg van klager gelegen nader te onderbouwen dat de stukken die volgens hem door verweerder zijn achtergehouden deel hebben uitgemaakt van het dossier. Nu hij dit niet heeft gedaan, kan het hof niet vaststellen dat verweerder heeft geweigerd het gehele dossier van de voormalig burgemeester aan klager af te geven. Dit deel van klachtonderdeel d is derhalve eveneens ongegrond.

    BESLISSING

bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam van 15 mei 2017, gewezen onder nummer 16-1171.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, en mrs. L. Ritzema, A.B.A.P.M. Ficq, J.A. Schaap en G.R.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg-Hundscheid, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 27 november 2017.

                

griffier    voorzitter    

De beslissing is verzonden op 27 november 2017.