Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

02-11-2012

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2012:YA4491

Zaaknummer

6501

Inhoudsindicatie

Advocaat had niet binnen de termijn alle onderdelen van de beroepsopleiding gehaald en werd op grond van art. 8 lid 3A geschapt. Verzoek tot herinschrijving leidde tot verzet van de Raad van Toezicht, op de grond dat het verzoek ertoe zou leiden dat verzoekster aan deze bepalingen ontsnapt. Beklag ongegrond.

Uitspraak

Beslissing                                    

van 2 november 2012

in de zaak 6501

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten

in het arrondissement Utrecht

hierna te noemen: de raad van toezicht

1    BEKLAG

1.1    Bij beschikking van 5 juni 2012 heeft de Raad van Toezicht der Orde van Advocaten Utrecht, verder te noemen Raad van Toezicht, verzet gedaan tegen de door klaagster bij verzoekschrift gedateerd 9 mei 2012 verzochte inschrijving als advocaat bij de rechtbank Utrecht. Afschrift van deze beschikking is aan klaagster toegezonden op 5 juni 2012.

1.2    De schriftuur waarbij klaagster tegen deze beschikking beklag heeft gedaan, is op 6 juli 2012 per fax en op 9 juli 2012 per post door de griffie van het hof ontvangen. Per faxbericht van 20 augustus 2012 is namens klaagster een verklaring van 17 augustus 2012 met bijlagen aan het hof toegezonden.

1.3    Het hof heeft het beklag behandeld op de openbare zitting van 27 augustus 2012, alwaar zijn verschenen klaagster en haar gemachtigde X., enerzijds en Y. en Z., namens de Raad van Toezicht anderzijds.

1.4    Het hof heeft bij zijn beslissing acht geslagen op het verhandelde ter zitting alsmede op de stukken die op de zaak betrekking hebben. Namens klaagster zijn ter zitting nog twee brieven in het geding gebracht, te weten de brief d.d. 23 april 2012 van klaagster aan de Raad van Toezicht, en de brief d.d. 16 augustus 2012 van de Nederlandse Orde van Advocaten aan de gemachtigde van klaagster.

1.5    Het beklag strekt tot gegrondbevinding daarvan.

Naar aanleiding van het beklag overweegt het hof als volgt.

2    FEITEN EN OMSTANDIGHEDEN

Klaagster heeft van 27 februari 2009 tot 27 februari 2012 voorwaardelijk – in de zin van artikel 1 sub 3 van de Advocatenwet – als advocaat ingeschreven gestaan bij de arrondissementsrechtbank te Utrecht. Klaagster heeft in deze periode niet het in artikel 9c van de Advocatenwet bedoelde examen met gunstig gevolg afgelegd. Klaagster is op grond van artikel 8 lid 3 Advocatenwet per 27 april 2012 van het tableau geschrapt.

Klaagster heeft bij brief van 23 april 2012 de Raad van Toezicht verzocht gebruik te maken van zijn discretionaire bevoegdheid om niet in verzet te komen tegen haar hernieuwde beëdiging. Klaagster heeft daartoe aangevoerd dat zij slechts één vak, te weten jaarrekeninglezen, van de advocatenopleiding niet heeft gehaald. Klaagster wijt dit aan moeilijke privéomstandigheden, naar het hof begrijpt een echtscheiding.

De Raad van Toezicht heeft klaagster gewezen op het beleid van de verschillende Raden van Toezicht in den lande over hoe te handelen in de situatie wanneer een stagiaire een verzoek tot hernieuwde beëdiging indient na schrapping ex artikel 8 lid 3 Advocatenwet. Dit beleid is op 24 december 2010 gepubliceerd in het Advocatenblad.

De Raad van Toezicht heeft geoordeeld dat de in de brief van 23 april 2012 genoemde omstandigheden niet zijn te kwalificeren als bijzondere omstandigheden op basis waarvan afgeweken zou kunnen worden van het beleid.

3    BEOORDELING

3.1    Klaagster stelt – voor zover thans van belang en zakelijk weergegeven – dat haar beklag gegrond moet worden verklaard omdat zij als gevolg van moeilijke privé omstandigheden niet in staat is geweest om het vak jaarrekeninglezen met succes af te ronden, zodat zij met recht een beroep op overmacht kan doen. Klaagster voert daarnaast aan dat de maatschap waaraan zij verbonden was per 1 januari 2011 is omgezet in een B.V. waarmee aanzienlijke kosten gepaard zijn gegaan. Wanneer klaagster niet langer als advocaat werkzaam mag zijn, zal het kantoor wederom geconfronteerd worden met kosten en een aanzienlijke inkomstenderving.

Daarnaast heeft zij aangevoerd dat de Raad van Toezicht slechts bevoegd maar niet verplicht is verzet te doen tegen het verzoek tot hernieuwde beëdiging van klaagster en daartoe in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid ook niet had mogen besluiten.

3.2    Het hof verwerpt het beklag.

3.3    De in deze zaak door het hof te beantwoorden vraag is of de Raad van Toezicht in redelijkheid had mogen besluiten verzet te doen tegen het verzoek tot hernieuwde beëdiging van klaagster. Die vraag wordt bevestigend beantwoord.

3.4    Voorop dient te worden gesteld dat er grote belangen zijn gediend met goed opgeleide advocaten. Zowel de persoonlijke belangen van de cliënten zijn hierbij in het geding als die van een goede rechtspleging in haar algemeenheid. Daarom zijn voorschriften ter verzekering van een passende beroepsopleiding in de Advocatenwet en in de Stageverordering opgenomen.

3.5    Deze voorschriften voorzien erin, dat stagiaires een opleiding kunnen volgen, die met gunstig gevolg moet worden afgerond (artikel 9c Advocatenwet) binnen een bij die wet bepaalde termijn, bij gebreke waarvan schrapping van het tableau volgt, gelijk artikel 8 lid 3 van die wet bepaalt.

3.6    Kennelijk om te voorkomen dat stagiaires die er niet in slagen binnen hun stageperiode bedoeld examen net gunstig gevolg af te leggen, aan die regels ontkomen door na schrapping van het tableau een hernieuwd verzoek tot inschrijving te doen, bepaalt artikel 4 lid 2 sub c Advocatenwet, dat de Raad van Toezicht in dat geval verzet kan doen tegen een dergelijke inschrijving.

3.7    Het is juist dit in de wet voorziene geval, dat zich hier voordoet.

3.8    Het hof is van oordeel, dat de door klaagster aangevoerde omstandigheden en belangen onvoldoende zwaarwegend zijn om te oordelen dat de Raad van Toezicht in redelijkheid van het in de wet vastgelegde uitgangspunt had dienen af te wijken.

3.9    Het hof neemt in overweging dat de stage van klaagster niet geschorst is geweest vanwege de door klaagster genoemde moeilijke privéomstandigheden en dat zij de Raad van Toezicht nimmer heeft bericht om die reden niet in staat te zijn haar praktijk te blijven uitoefenen. Klaagster heeft niet verzocht om een verlenging van haar stageperiode.

3.10    Het moge zo zijn dat de door klaagster geschetste privéomstandigheden haar in haar beroepsopleiding hebben belemmerd, doch dit laat onverlet dat cliënten er op moeten kunnen vertrouwen dat hen kwalitatief goede hulp wordt geboden. De Advocatenwet stelt daarvoor als voorwaarde dat binnen de gestelde termijn de beroepsopleiding met succes moet zijn afgelegd. En daaraan heeft klaagster niet voldaan.

3.11    De door klaagster gestelde omzetting per 1 januari 2011 van de maatschap, waaraan zij verbonden was, naar een B.V. is een keuze die voor rekening en risico komt en leidt niet tot een ander oordeel.

3.12    Het hof acht mitsdien het beklag van klaagster tegen het verzet van de Raad van Toezicht ongegrond.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline, op vorenstaande gronden beslissende:

verklaart het beklag van klaagster tegen de beschikking van de Raad van Toezicht van de Orde van Advocaten te Utrecht van 5 juni 2012 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. W.M. Poelmann, J.S.W. Holtrop, E.B. Knottnerus, en H.J. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Stevens, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 2 november 2012.