Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-12-2011

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2011:YA2670

Zaaknummer

6069

Inhoudsindicatie

De raad schorste verweerder voor onbepaalde tijd vanwege ernstige verdenking van oplichtingspraktijken. Na de uitspraak van de raad liet verweeder zich van het tableau schrappen. Vervolgens stelde hij appel in. Het hof acht verweerder niet ontvankelijk in zijn appel wegens het ontbreken van belang tegen de ordemaatregel schorsing voor onbepaalde tijd.

Uitspraak

beslissing van 19 december 2011

in de zaak 6069

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

de Deken van de Orde van Advocaten

bij de Hoge Raad der Nederlanden

de deken

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Gravenhage (verder: de raad) van 4 april 2011, onder nummer R.3664/11.66, aan partijen toegezonden op 4 april 2011, waarbij naar aanleiding van een verzoek ex artikel 60ab Advocatenwet van de deken, verweerder met onmiddellijke ingang in de uitoefening van de praktijk als advocaat is geschorst.  Daarbij heeft de raad tevens bepaald dat de aan het verzoek ten grondslag gelegde klachten binnen veertien dagen na de dagtekening van de beslissing van de raad ter kennis van de raad moeten worden gebracht. Tevens heeft de raad voorzieningen getroffen met betrekking tot de praktijkuitoefening van verweerder.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 2 mei 2011 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennisgenomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- de antwoordmemorie van de deken;

- schrijven van de deken aan het hof van 27 oktober 2011;

- schrijven van gemachtigde van verweerder aan het hof van 28 oktober 2011.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 14 november 2011, waar gemachtigde van verweerder en de deken zijn verschenen. De deken en gemachtigde van verweerder hebben gepleit aan de hand van een pleitnota.

 

3 HET VERZOEK

De deken heeft zich tot de raad gewend met het verzoek verweerder met onmiddellijke ingang te schorsen in de uitoefening van de praktijk en nader genoemde voorzieningen met betrekking tot de praktijkuitoefening van verweerder te treffen.

4 BEOORDELING VAN DE ONTVANKELIJKHEID VAN HET BEROEP

De beslissing van de raad van 4 april 2011, waarbij verweerder is geschorst in de uitoefening van de praktijk als advocaat en waarbij voorzieningen zijn getroffen voor de verdere praktijkuitoefening van verweerder, is aan te merken als een ordemaatregel jegens verweerder, getroffen in afwachting van de beslissing op een door de deken in te dienen klacht tegen verweerder.

Verweerder heeft tegen de beslissing van de raad beroep ingesteld doch tevens, op 11 april 2011, zich om hem moverende redenen laten schrappen van het tableau. Gelet daarop moet worden aangenomen dat het door verweerder tegen deze ordemaatregel ingestelde beroep belang ontbeert, zodat verweerder daarin niet kan worden ontvangen.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart verweerder niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep tegen de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort van 4 april 2011, gegeven onder R.3664/11.66.

Aldus gewezen door mr. J.H.C. Schouten, voorzitter, mrs. J.P. Balkema, P.H. Holthuis, C.A.M.J. Raymakers en L. Ritzema, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 december 2011.