Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-11-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2017:264

Zaaknummer

17-780/A/A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht niet-ontvankelijk vanwege tijdsverloop.

Uitspraak

Beslissing van de voorzitter van de Raad van Discipline in het ressort  Amsterdam

van  23 november 2017

in de zaak 17-780/A/A

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

 

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: de voorzitter) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam (hierna: de deken) van 27 september 2017 met kenmerk 4017-0298, door de raad ontvangen op 28 september 2017, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de vol-gende feiten uitgegaan.

1.1 Klager was als piloot/gezagvoerder in dienst bij S (hierna de ex-werkgever). De arbeidsovereenkomst is bij beschikking van 1 april 2010 door de kanton-rechter beëindigd met toekenning van een vergoeding. 

1.2 Zowel klager als de ex-werkgever waren van mening dat de door de kanton-rechter toegekende vergoeding onjuist was. 

1.3 Verweerder heeft namens klager met de ex-werkgever onderhandeld over een minnelijke regeling over de (hoogte van de) eindafrekening van het dienstverband. De ex-werkgever heeft klager op 27 juli 2010 een bedrag ter zake van de eindafrekening betaald. De ontbindingsvergoeding is op 19 au-gustus 2010 door de ex-werkgever aan klager betaald.

1.4 Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klager in september 2010 beëin-digd.

1.5 Op 30 augustus 2013 heeft een nieuwe gemachtigde van klager de ex-werkgever aangeschreven om over te gaan tot betaling van de correctie eindafrekening en tot compensatie van het te laat betalen van de eerder op-gestelde en uitbetaalde eindafrekening De ex-werkgever heeft dit geweigerd, waarna klager de ex-werkgever heeft gedagvaard.

1.6 Op 19 februari 2014 heeft DAS Rechtsbijstand verweerder meegedeeld dat er tussen klager en de ex-werkgever discussie is ontstaan over de vraag of finale kwijting is verleend en dat indien vast komt te staan dat verweerder de belangen van klager onvoldoende heeft behartigd een aansprakelijkheidstel-ling zou volgen.

1.7 Bij vonnis van 29 januari 2015 heeft de kantontrechter geoordeeld dat tussen klager en de ex-werkgever overeenstemming is bereikt ter zake van een cor-recte afwikkeling van het dienstverband, en de vordering van klager afgewe-zen. Het vonnis luidt, voor zover relevant:

“Uit de e-mail van 15 juni 2010, als vermeld onder 2.9 in dit vonnis, volgt dat [klager] expliciet akkoord gaat met de eindafrekening van € 78.150,06. Met dit bedrag heeft de [ex-werkgever] ook ingestemd. De kantonrechter is van oordeel dat partijen hiermee tot overeenstemming zijn gekomen ter zake een correcte eindafrekening. Partijen waren in juni 2010, na uitvoerige correspondentie over en weer met raadslieden, het eens over de hoogte van de eindafrekening en die is vervolgens ook zo uitbetaald. Als er vervolgens gedurende 2 jaar niets wordt gezegd. Zo staatonweersproken vast, kon en mocht [de ex-werkgever] erop vertrouwen dat deze afspraak tussen partijen op juiste wijze tot stand is gekomen en [klager] niet meer op deze afspraak terug kan komen. Tegen deze omstandigheden is het slechts algemeen geformuleerde “rechten voorbehouden” als in de e-mail van 15 juni 2010 (onder 2.9 van dit vonnis) onvoldoende.”

Klager is van dit vonnis in hoger beroep gekomen.

1.8 Bij arrest van 27 september 2016 is ook het hof tot het oordeel gekomen dat in 2010 tussen klager en de ex-werkgever overeenstemming was bereikt over een eindafrekening. Bij brief van 25 oktober 2016 heeft klager verweerder aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade ten bedrage van € 132.570,65. De beroepsaansprakelijkheidsverzekeraar van verweerder heeft aansprakelijkheid van de hand gewezen.

1.9 Bij brief van 1 mei 2017 heeft klager bij de deken een klacht ingediend over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk ver-wijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij mededelingen aan de wederpartij heeft gedaan die niet in overeenstemming zijn met de instructies en wensen van klager en de tussen klager en ver-weerder gemaakte afspraken. Ook heeft verweerder nagelaten klager te wij-zen op de gevolgen van de met de wederpartij gemaakte afspraken.

2.2 Klager heeft zijn klacht aldus toegelicht dat hij uitdrukkelijk aan verweerder heeft aangegeven geen eenzijdige finale kwijting te willen verlenen aan de ex-werkgever. Door falen van verweerder wordt klager daaraan in rechte wel gehouden.

3 VERWEER

3.1 Verweerder voert primair aan dat klager niet-ontvankelijk is in zijn klacht vanwege tijdsverloop. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt dat de klacht ongegrond is.

4 BEOORDELING

4.1 De voorzitter stelt bij de beoordeling van de klacht voorop dat ingevolge artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet een klacht niet-ontvankelijk wordt verklaard indien de klacht (bij de deken) wordt ingediend na verloop van drie jaren na de dag waarop de klager kennis heeft genomen of redelijkerwijs kennis heeft kunnen nemen van het handelen of nalaten van de advocaat waarop de klacht betrekking heeft. Op deze regel bevat lid 2 van genoemd artikel een uitzondering voor het geval de gevolgen van het handelen of na-laten van de advocaat pas later bekend zijn geworden. In dat geval verloopt de termijn voor het indienen van een klacht een jaar nadat de gevolgen rede-lijkerwijs als bekend geworden zijn aan te merken. De raad dient deze voor-schriften ambtshalve toe te passen. Alleen onder (zeer) bijzondere omstan-digheden kan een overschrijding van deze termijn verschoonbaar zijn.

4.2 De klacht heeft betrekking op een handelen van verweerder in 2010. Klager heeft niet betwist dat verweerder hem steeds op de hoogte heeft gehouden van de onderhandelingen met de ex-werkgever en de uitkomst daarvan. De termijn als bedoeld in artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet is dan ook in 2010 gaan lopen. Voor zover klager niet reeds in 2010 bekend was met de gevolgen van het handelen van verweerder mag klager toch in elk geval ten tijde van de aansprakelijkheidstelling van 19 februari 2014 (zie hiervoor, 1.6) geacht worden op de hoogte te zijn geweest van de gevolgen het dit handelen. Door hierover pas op 1 mei 2017 een klacht in te dienen heeft klager de in artikel 46g, tweede lid, Advocatenwet genoemde termijn overschreden. In hetgeen klager heeft aangevoerd ziet de voorzitter geen reden de termijnoverschrijding verschoonbaar te achten. Anders dan klager stelt behoefde het arrest van het hof van 27 september 2016 niet te worden afgewacht.

4.3 De voorzitter overweegt ten overvloede nog dat klager zelf in zijn repliek schrijft dat bij hem na het vonnis van de kantonrechter van 29 januari 2015 het vermoeden rees dat verweerder nalatig en klachtwaardig jegens hem had gehandeld. Ook als wordt uitgegaan van de datum van 29 januari 2015 heeft klager de termijn als bedoeld in artikel 46g, tweede lid, Advocatenwet overschreden.

4.4 Op grond van het voorgaande zal de voorzitter klager, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, dan ook niet-ontvankelijk verklaren in zijn klacht.

BESLISSING

De voorzitter verklaart:

klager, met toepassing van artikel 46g, eerste lid, onder a, Advocatenwet, niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus in het openbaar uitgesproken door mr. Q.R.M. Falger, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. S. van Excel als griffier op 23 november 2017.

Griffier  Voorzitter

mededelingen van de griffier ter informatie:

Deze beslissing is in afschrift op 23 november 2017 verzonden.