Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-10-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:178

Zaaknummer

17-171

Inhoudsindicatie

Klacht tegen eigen advocaat. Klacht ten aanzien van de kwaliteit dienstverlening ongegrond. Wel gegrond is de klacht over het niet of slecht bereikbaar zijn van verweerder, temeer nu klager meermalen en langere tijd zijn onvrede kenbaar heeft gemaakt en verweerder daarin geen verbetering heeft gebracht. Waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 16 oktober 2017

in de zaak 17-171

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 30 juni 2016 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 16 februari 2017 met kenmerk 16-0181, door de raad ontvangen op 17 februari 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 mei 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier;

-    de aanvullende stukken van klager bij brief van 1 mei 2017, door de raad ontvangen op 4 mei 2017.

 

2    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.1    Klager heeft verweerder in het najaar van 2013 verzocht om hem bij te staan in een echtscheidingsprocedure.

2.2    In het kader van de afwikkeling van de echtscheiding heeft de ex-partner van klager de rechtbank onder meer verzocht om een partneralimentatie toe te wijzen. Tijdens de mondelinge behandeling bij de rechtbank hebben klager en de ex-partner een schikking getroffen over de verdeling van de belangrijkste roerende zaken.

2.3    Bij beschikking van 24 december 2014 heeft de rechtbank een partneralimentatie vastgesteld van € 317,- per maand. Het verzoek van de ex-partner tot verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap heeft de rechtbank afgewezen omdat daartoe onvoldoende was gesteld en onderbouwd.

2.4    Van de beschikking van de rechtbank is de ex-partner van klager in hoger beroep gekomen. Het geschil in hoger beroep betrof de partneralimentatie en de resterende verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap wat betreft het saldo van drie bankrekeningen, een motor, een auto en een Gouden Handdruk. Verweerder heeft namens klager incidenteel appel ingesteld.

2.5    Bij beschikking van 19 januari 2016 heeft het gerechtshof de beschikking van de rechtbank (deels) vernietigd en een (hogere) partneralimentatie toegewezen en de huwelijksgoederengemeenschap verdeeld.

2.6    Op 30 juni 2016 heeft klager een klacht over verweerder bij de deken ingediend.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door te handelen als hierna omschreven.

a)    Verweerder heeft ondanks schriftelijke en mondelinge verzoeken van klager diverse zaken niet in het verweer opgenomen. Na de eerste rechtszaak, waarin klager zwart is gemaakt, heeft klager met verweerder afgesproken dat het verweer richting de ex-partner van klager zou worden verhard maar dit is niet gebeurd;

b)    verweerder heeft niet gereageerd op e-mailberichten en telefoonberichten van klager;

c)    verweerder heeft klager pas de avond voor het hoger beroep op de hoogte gesteld dat ook de inboedel verdeeld zou worden;

d)    verweerder heeft onvoldoende gereageerd op de grieven van de ex-partner van klager terwijl klager per e-mail duidelijk alles heeft weerlegd;

e)    verweerder heeft nagelaten een duidelijk beeld te geven over de financiële situatie van de huidige partner van klager;

f)       verweerder heeft onvoldoende gereageerd op de erfenis van de ex-partner van klager;

g)    ondanks diverse verzoeken van klager heeft verweerder geen stukken van de ex-partner van klager opgevraagd.

3.2    Klager heeft zijn klacht als volgt nader toegelicht.

3.3    Verweerder heeft diverse punten van de ex-partner niet weerlegd terwijl klager hiervoor wel munitie had aangeleverd. Nu is de rechtbank van de juistheid van de stellingen van de ex-partner uit gegaan. Dit heeft nadelig voor klager uitgepakt. Verweerder heeft nooit gemeld dat hij informatie of standpunten van klager niet ging gebruiken. Alleen van de behoeftelijst heeft hij gemeld deze niet te willen meenemen. Klager heeft verweerder een paar keer aangesproken op zijn slechte bereikbaarheid. Verweerder heeft hiervoor op 24 februari 2015 zijn excuses aangeboden maar er is daarna geen verbetering opgetreden. Dat verweerder onvoldoende heeft gereageerd op de grieven van zijn ex-partner blijkt volgens klager uit de motivering van de beslissing in hoger beroep. Als verweerder een duidelijker financieel beeld had geschetst van de huidige partner van klager, dan was de rechtbank waarschijnlijk wel akkoord gegaan met de door klager betaalde huur aan zijn nieuwe partner. De rechtbank heeft nu geoordeeld dat deze kosten niet onderbouwd zijn. Daarnaast had verweerder al bij de rechtbank duidelijk moeten maken dat zijn ex-partner recht had op een erfenis en dat klager deze verdeeld wilde hebben. Nu heeft de rechtbank hier geen uitspraak over gedaan. Ondanks verzoeken daartoe van klager heeft verweerder geen betaalbewijzen opgevraagd bij zijn ex-partner van door haar gestelde betalingen. Klager betwist dat sprake is van een goed eindresultaat. 

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld.

Ad klachtonderdeel a)

4.2    Het was de taak van verweerder om juridische hoofd- van bijzaken te onderscheiden. Klager heeft zijn eigen beleving (gehad) van hoe het recht in elkaar zit en hoe dingen moeten worden gewogen. Daarin heeft verweerder het voortouw genomen, zo ook in de selectie van door klager aangeleverde informatie. Verweerder heeft aldus bepaalde informatie van klager niet in de procedure(s) gebruikt, ook om klager te behoeden voor hoge advocaatkosten. Er is sprake van een goed eindresultaat.

Ad klachtonderdeel b)

4.3    Verweerder betwist dat hij niet heeft gereageerd op e-mail- en telefoonberichten. Wel erkent verweerder dat hij niet iedere keer terstond heeft gereageerd op contactverzoeken van klager. Dit werd onder meer ingegeven door het beperken van zijn kosten en heeft bovendien geen nadelige juridische consequenties voor klager gehad.

Ad klachtonderdeel c)

4.4    Toen de ex-partner van klager opnieuw om een verdeling van de huwelijkse goederengemeenschap verzocht, heeft verweerder aangekondigd dat zo nodig een nader  standpunt zou worden ingediend. Verweerder heeft dit achterwege gelaten omdat onduidelijkheid bleef bestaan over de oorspronkelijke omvang van de oude inboedel, wat er nog van over was en over de financiering van de nieuwe inboedel van en door klager. Verweerder schatte in dat het gerechtshof voorbij zou gaan aan de stelling van de ex-partner dat het door klager opgenomen spaargeld alsnog moest worden verdeeld als door klager op zijn beurt niet zou verlangen dat de oude inboedel, voor zover nog bepaalbaar, nog verder moest worden verdeeld. Zo is het ook uitgepakt.

Ad klachtonderdeel d)

4.5    verweerder betwist onvoldoende te hebben gereageerd op de grieven van de ex-partner. Verweerder heeft op basis van zijn kennis en ervaring een selectie gemaakt van de door klager aangedragen informatie en deze gebruikt in de processtukken. Het kan zijn dat verweerder niet alle argumenten van klager heeft aangedragen maar daartoe was hij ook niet gehouden. Verweerder verwijst naar het goede eindresultaat.

Ad klachtonderdeel e)

4.6    Klager had grote moeite met de manier waarop de rechtbank en het gerechtshof omgingen met de door hem gestelde bijdrage in de woonlasten (‘huur’) die klager betaalde aan zijn nieuwe partner. De woning van de nieuwe partner was echter vrij van hypotheek en feitelijk waren er dus geen woonlasten. Daar kon conform vaste rechtspraak niet omheen worden gegaan. Dat was van tevoren bekend.

Ad klachtonderdeel f)

4.7    Meerdere malen heeft verweerder klager uitgelegd dat deze vordering (nog) niet te bepalen was nu de moeder van de ex-partner van klager nog in leven was. Er was geen grondslag en daarmee was deze vordering kansloos. Verweerder heeft de erfenis in een later stadium bij de wederpartij ter sprake gebracht omdat klager zo bleef aandringen.

Ad klachtonderdeel g)

4.8    Het kan zijn dat verweerder bepaalde betaalbewijzen ondanks het verzoek van klager niet heeft opgevraagd maar dat zijn keuzes geweest die verweerder (na afweging) heeft gemaakt. Verweerder ontgaat de relevantie van de door klager genoemde rekeningen.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad constateert dat het een klacht over de eigen advocaat betreft en dat de klachten van klager zich voornamelijk richten op de kwaliteit van de dienstverlening. De tuchtrechter toetst de kwaliteit van de dienstverlening in volle omvang, rekening houdende met de vrijheid die de advocaat dient te hebben met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico –  waarvoor een advocaat bij de behandeling kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat daarbij heeft is niet onbeperkt, maar wordt begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt. Die professionele standaard veronderstelt een handelen met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame en redelijk handelende advocaat in de gegeven omstandigheden mag worden verwacht. De raad zal het handelen van verweerder aan deze norm toetsen.

Ad klachtonderdeel a, c, d, e, f, g)

5.2    De klachtonderdelen a, d, e, f en g lenen zich voor gezamenlijke behandeling nu deze in de kern zien op de kwaliteit van de dienstverlening door verweerder.

5.3    Het is de taak van de klager om voldoende concrete feiten en argumenten aan te dragen die grond kunnen opleveren voor een tuchtrechtelijk verwijt. Naar het oordeel van de raad is uit de stukken niet gebleken dat verweerder klager niet naar behoren heeft bijgestaan of dat het handelen van verweerder niet voldeed aan de hiervoor genoemde kwaliteitseisen. Daartoe is het volgende van belang.

5.4    Verweerder heeft gemotiveerd toegelicht dat en waarom hij niet alle informatie die klager heeft aangeleverd heeft opgenomen in de processtukken of op andere wijze heeft aangevoerd in de procedure(s) (klachtonderdeel a en d). Verweerder heeft een selectie gemaakt en volgens zijn professionele inschatting steeds de juridisch relevante informatie naar voren gebracht en de niet of minder bruikbare informatie buiten beschouwing gelaten. Het stond verweerder vrij om als verantwoordelijke voor de zaak (‘dominus litis’) op dat punt zelf een inschatting te maken, te filteren en zijn woorden te kiezen. Dat verweerder voor hardere bewoordingen had moeten kiezen kan dus niet worden gezegd en blijkt ook nergens uit. De raad kan niet vaststellen dat verweerder juridisch relevante stellingen heeft laten liggen. Daarvoor biedt het klachtdossier onvoldoende steun. Wat betreft het verwijt dat verweerder onvoldoende heeft gecommuniceerd dat hij bepaalde informatie achterwege zou laten, geldt dat klager hiertoe onvoldoende heeft gesteld. Weliswaar heeft verweerder ter zitting verklaard achteraf bezien wellicht te weinig rekening te hebben gehouden met de emotionele kant van de procedure voor klager en op dat front beter had kunnen communiceren, doch ook daaruit kan de raad niet afleiden dat verweerder op dit front onvoldoende heeft gecommuniceerd met klager.

5.5    Wat betreft de door klager genoemde woonlasten voor de inwoning bij zijn nieuwe partner (klachtonderdeel e) heeft verweerder genoegzaam toegelicht dat deze stelling weliswaar in de procedure is meegenomen maar dat te verwachten was dat de rechter hieraan – conform vaste jurisprudentie – voorbij zou gaan nu de woning vrij was van hypotheek. Kennelijk heeft het hof in de door klager en zijn nieuwe partner opgestelde huurovereenkomst onvoldoende aanleiding gezien om anders te oordelen. Niet valt in te zien wat verweerder anders of meer had moeten aanvoeren dan hij thans heeft gedaan.

5.6    Dat verweerder klager pas de avond voor de zitting van 1 december 2015 heeft gemeld dat het hoger beroep ook op de boedelverdeling zag (klachtonderdeel c), kan de raad niet vaststellen. Hoewel verweerder in zijn e-mail van 13  april 2015 inderdaad aan klager heeft bericht dat het hoger beroep alleen zou gaan over de alimentatie, hetgeen dus te beperkt is, volgt uit het (latere) verweerderschrift van 27 mei 2015 dat namens klager is ingediend dat wel degelijk de boedelverdeling is genoemd en besproken (zie ‘grief 2’). Als onvoldoende betwist staat vast dat klager het verweerschrift vooraf in concept van verweerder heeft ontvangen. Klager was of kon dus ruim voor de zitting in hoger beroep bekend zijn met het feit dat ook de boedelverdeling onderdeel uitmaakte van het hoger beroep.

5.7    Verweerder heeft genoegzaam toegelicht dat en waarom hij de stelling van klager ten aanzien van de (verrekening van de) erfenis van zijn ex-partner niet heeft ingebracht in de procedure (klachtonderdeel f). Deze vordering was nog niet bepaalbaar en opeisbaar. De stelling van klager dat verweerder pas na de procedure bij het gerechtshof heeft gemeld dat er geen grondslag tot verrekening van de erfenis was, kan de raad niet vaststellen nu dit haaks staat op de stelling van verweerder dat hij dit meermalen aan klager heeft uitgelegd maar dat klager het maar niet wilde of kon begrijpen.

5.8    Klager verwijt verweerder verder nog geen stukken bij zijn ex-partner te hebben opgevraagd (klachtonderdeel g). Kennelijk doelt klager op zijn voorstel om betaalbewijzen op te vragen van alle bedragen die de ex-partner in haar behoeftelijst heeft opgenomen en de rekening van haar advocaat (zie zijn e-mails aan verweerder van 11 en 16 november 2015). Met verweerder is de raad van oordeel dat niet valt in te zien dat en waarom verweerder destijds gehouden was om genoemde betaalbewijzen bij de wederpartij op te vragen. Daartoe was verweerder niet gehouden in het licht van de hem toekomende vrijheid, zoals hiervoor in 5.4 is toegelicht. Het volstond om de stellingen van de wederpartij op dit punt te betwisten. Dat verweerder dit niet heeft gedaan is niet gesteld of gebleken.

5.9    Meer in zijn algemeenheid constateert de raad dat verweerder namens klager in de procedures verweer heeft gevoerd en dat de rechtbank en het gerechtshof reeds daarom niet zonder meer de stellingen van de ex-partner van klager zullen hebben gevolgd. Dat sommige punten voor klager anders of minder positief zijn uitgevallen dan hij had kennelijk gehoopt, is begrijpelijk doch dit is een omstandigheid die inherent is aan het voeren van een procedure. De advocaat kan niet verantwoordelijk houden voor een negatieve afloop van de procedure.

5.10    De klachtonderdelen a, c, d, e, f en g zijn ongegrond.

Ad klachtonderdeel b)

5.11    Verweerder heeft erkend niet steeds meteen op e-mails en telefoontjes van klager te hebben gereageerd. Uit het klachtdossier volgt dat klager meermalen zijn onvrede heeft geuit aan verweerder over het niet of slecht bereikbaar zijn van verweerder. Deze onvrede is tijdens een gesprek op 23 februari 2015 tussen klager en verweerder besproken en verweerder heeft daarbij zijn excuses aangeboden. Uit de door klager overgelegde e-mailberichten van nadien blijkt echter dat klager wederom meermalen om een reactie van verweerder heeft verzocht zonder dat verweerder daaraan gevolg heeft gegeven. Op 27 januari 2016 heeft klager per e-mail aan verweerder gemeld weer erg teleurgesteld te zijn vanwege het niet bereikbaar zijn en het niet terugbellen ondanks zijn verzoeken en de beloftes door verweerder. Door lange(re) tijd en meermalen niet te reageren op contactverzoeken van klager heeft verweerder niet gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. De stelling van verweerder dat zijn stilzwijgen (ook) werd ingegeven door het willen beperken van de advocaatkosten voor klager kan zo zijn, maar dat bevrijdt verweerder niet van zijn plicht om binnen een redelijke termijn te reageren. Klachtonderdeel b is gegrond.

 

6    MAATREGEL

6.1    Nu de klacht deels gegrond is, acht de raad de maatregel van een waarschuwing passend en geboden. De raad heeft daarbij laten meewegen enerzijds het tuchtrechtelijk verleden van verweerder en anderzijds de omstandigheid dat verweerder aan klager zijn excuses heeft aangeboden voor het niet (steeds) adequaat reageren.

 

7    GRIFFIERECHT EN KOSTENVEROORDELING

7.1    Aangezien de klacht gegrond is verklaard, moet verweerder het door klager betaalde griffierecht aan hem vergoeden.

7.2    De raad ziet daarnaast aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die klager in verband met de behandeling van de klacht redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten worden vastgesteld op een bedrag van € 50,00 aan reiskosten.

7.3    De raad ziet eveneens aanleiding om verweerder overeenkomstig artikel 48, zesde lid, Advocatenwet te veroordelen in de kosten die ten laste komen van de Nederlandse Orde van Advocaten in verband met de behandeling van de zaak. Deze kosten worden vastgesteld op € 1.000,00 en moeten binnen vier weken na het onherroepelijk worden van deze beslissing aan de Nederlandse Orde van Advocaten worden betaald. Dit bedrag kan worden betaald op rekeningnummer IBAN:NL85 INGB 0000 079000, BIC:INGBNL2A, t.n.v. Nederlandse Orde van Advocaten, Den Haag, onder vermelding van “kostenveroordeling” en het zaaknummer.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart klachtonderdeel b gegrond;

-    verklaart de overige klachtonderdelen ongegrond;

-    legt aan verweerder de maatregel van waarschuwing op;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van het griffierecht van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 50,00 aan klager;

-    veroordeelt verweerder tot betaling van de proceskosten van € 1.000,00 aan de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Aldus gewezen door mr. A.E. Zweers, voorzitter, mrs. G.J. van der Veer en P.S. van Zandbergen, leden, en bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 oktober 2017.

 

Griffier                                                               Voorzitter

 

Verzonden d.d. 16 oktober 2017