Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

17-10-2017

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2017:176

Zaaknummer

17-104

Inhoudsindicatie

Klacht van advocaat tegen andere advocaat ongegrond. Niet kan worden vastgesteld dat verweerder, na de beëindiging van de maatschap van klager en verweerder, tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld nu (uiteindelijk) uitvoering is gegeven aan de afspraken zoals vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst en een bindend advies door de deken.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing van de Raad van Discipline in het ressort Arnhem-Leeuwarden

van 16 oktober 2017

in de zaak 17-104

naar aanleiding van de klacht van:

 

klager

tegen

verweerder

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief van 21 juni 2016 heeft klager bij de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Midden-Nederland (hierna: de deken) een klacht ingediend over verweerder.

1.2    Bij brief aan de raad van 6 februari 2017 met kenmerk 16-0166/AF/sd, door de raad ontvangen op 7 februari 2017, heeft de deken de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 12 juni 2017 in aanwezigheid van klager en verweerder. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.4    De raad heeft kennis genomen van:

-    het van de deken ontvangen dossier.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager en verweerder hebben samen deel uitgemaakt van een maatschap.

2.3    Op 31 juli 2014 is een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen waarin de scheiding en deling van de maatschap van klager en verweerder is geregeld. In artikel 3.10 van de vaststellingsovereenkomst is geregeld dat het beide partijen vrijstaat om lid te blijven van het internationale advocatennetwerk [naam netwerk] (hierna: ‘het advocatennetwerk’), voor zover deze organisatie daaraan haar medewerking verleent.

2.4    Met ingang van 1 augustus 2014 is de maatschap beëindigd.

2.5    Op enig moment is tussen klager en verweerder onenigheid ontstaan over de nakoming van de (gemaakte afspraken in de) vaststellingsovereenkomst, onder meer over het lidmaatschap van het advocatennetwerk dat onderwerp is in deze klachtprocedure, en is een bindend adviesprocedure bij de toenmalig deken geëntameerd. Op 16 juni 2015 is een bindend advies door de toenmalig deken gegeven. Daarin is onder meer bepaald:

“De berichtgeving van [verweerder] aan de organisatie waarin hij aangeeft geen tweede lidmaatschap in een betrokken land te accepteren, kan niet anders worden uitgelegd dan een schending of belemmering van hetgeen met [klager] is afgesproken. Wij zijn van mening dat [verweerder] deze blokkade dient te herroepen en er actief aan dient bij te dragen dat [klager] het lidmaatschap opnieuw verwerft.”  [afkortingen-raad]

2.6    Omdat verweerder volgens klager niet of onvoldoende uitvoering gaf aan het bindend advies op het punt van het lidmaatschap van het advocatennetwerk, heeft klager verweerder in kortgeding gedagvaard. Daags voor de zitting heeft verweerder op 23 september 2015 een e-mail verstuurd aan de voorzitter van het advocatennetwerk waarna het lidmaatschap van klager hersteld werd. Klager heeft daarna de kort gedingprocedure ingetrokken.

2.7    Bij e-mailbericht van 14 juni 2016 heeft het advocatennetwerk aan klager bericht dat “concerning the issue in which you and [verweerder] are involved”  het lidmaatschap van klager en verweerder beëindigd wordt en dat zij beiden in de gelegenheid worden gesteld om opnieuw een lidmaatschap aan te vragen, waarna de organisatie daarover zal beslissen.

2.8    Op 21 juni 2016 heeft klager een klacht over verweerder ingediend.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a)    Verweerder gedurende circa twee jaar telkens en achter de rug van klager om het lidmaatschap van klager van het internationale advocatennetwerk ter discussie heeft gesteld, dit ondanks een vaststellingsovereenkomst, een bindend advies en een kort geding. 

3.2    Klager heeft zijn klacht als volgt nader onderbouwd. Verweerder heeft op grove wijze de met klager gemaakte afspraken geschonden door zonder enige aanleiding of noodzaak wederom de nodige acties te ondernemen om klager uit te sluiten van het lidmaatschap van het advocatennetwerk. Ditmaal heeft dat tot gevolg gehad dat beide kantoren hun lidmaatschap zijn kwijtgeraakt en dat zij opnieuw een lidmaatschap dien(d)en aan te vragen. Verweerder heeft zich door aldus te handelen niet welwillend opgesteld en het vertrouwen in de advocatuur geschaad. Verweerder heeft gehandeld in strijd met de gedragsregels.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder betwist tuchtrechtelijk laakbaar te hebben gehandeld. Volgens de hoofdregel van het advocatennetwerk mag slechts één advocatenkantoor per land lid zijn. Vanwege de verstoorde relatie tussen klager en verweerder na beëindiging van de maatschap, heeft verweerder het bestuur van het advocatennetwerk gevraagd om aan de ledenvergadering voor te leggen of in deze situatie wel van de hoofdregel moest worden afgeweken. Klager heeft dit aan zichzelf te danken. Klager heeft zich rancuneus richting verweerder, zijn kantoor en derden opgesteld. Daarnaast heeft klager onnodig een kort geding gestart en tegen de afspraken in cliënten van verweerder benaderd. Klager heeft ten onrechte aan leden van het advocatennetwerk gemeld dat klager het kantoor van verweerder heeft verlaten met medeneming van de civiele afdeling en dat het kantoor van verweerder nu enkel nog een fiscale praktijk heeft. Verweerder vond het in deze situatie hypocriet om richting het advocatennetwerk te doen voorkomen alsof er niets aan de hand was. Verweerder heeft nooit tegen de vereniging gezegd dat klager geen lid meer mocht zijn. Wel heeft verweerder gevraagd om te kiezen tussen hem en klager. De uitkomst is dat verweerder geen lid meer is en klager wel. Verweerder begrijpt niet waarom klager de zaak niet kan laten rusten.

 

5    BEOORDELING

5.1    Voorop wordt gesteld dat naar vaste jurisprudentie van het Hof van Discipline geldt dat de gedragsregels de normen onder woorden brengen, die naar de heersende opvatting in de kring der advocaten behoren te worden in acht genomen bij de uitoefening van het beroep van advocaat en dat zij bedoeld zijn als richtlijn voor de advocaat. Bij de beoordeling van een tegen een advocaat ingediende klacht dient de tuchtrechter het aan de advocaat verweten handelen of nalaten te toetsen aan de in artikel 46 Advocatenwet omschreven normen. Bij deze toetsing is de tuchtrechter niet gebonden aan de gedragsregels, maar die regels kunnen, gezien het open karakter van de wettelijke normen, daarbij van belang zijn. Of het niet naleven van een bepaalde gedragsregel ook tuchtrechtelijk verwijtbaar handelen oplevert, hangt af van de feitelijke omstandigheden en wordt door de tuchtrechter per geval beoordeeld.

5.2    De raad constateert dat de klacht van klager primair ziet op het niet nakomen van afspraken door verweerder zoals vastgelegd in de vaststellingsovereenkomst en het bindend advies. Indien en voor zover klager een antwoord wenst te krijgen op de vraag of sprake is van een civielrechtelijke niet-nakoming (wanprestatie) door verweerder dan geldt dat het niet aan de raad is om hierover te oordelen. De raad is ‘slechts’ bevoegd om het handelen van verweerder in tuchtrechtelijke zin te toetsen. De klacht van klager is dus ontvankelijk voor zover deze binnen het tuchtrechtelijk kader beoordeeld kan worden.

5.3    De raad zal de klacht van klager op grond van de hiervoor genoemde uitgangspunten beoordelen.

Ad klachtonderdeel a)

5.4    Verweerder heeft in zijn verweer niet betwist dat hij zich niet meteen aan de vaststellingsovereenkomst en het bindend advies heeft gehouden. Door verweerder is hieraan uiteindelijk wel uitvoering gegeven, nu na zijn e-mail van 23 september 2015 klager weer tot het lidmaatschap van het advocatennetwerk werd toegelaten.

5.5    Uit het klachtdossier kan niet worden afgeleid dat verweerder nadien het advocatennetwerk heeft verzocht om klager opnieuw uit te sluiten van het lidmaatschap, zoals klager heeft gesteld. Wel is de raad gebleken dat verweerder het advocatennetwerk heeft gewezen op de blijvende onvrede en bemoeilijkte samenwerking tussen klager en verweerder en dat verweerder de organisatie heeft verzocht om te kiezen tussen hem en klager, zoals verweerder ter zitting ook heeft erkend.

5.6    Los van de (civielrechtelijke) vraag of dit handelen van verweerder strijdig is met de vaststellingsovereenkomst en het bindend advies en of partijen in een situatie als deze onbeperkt aan de vaststellingsovereenkomst en het bindend advies kunnen worden gehouden, is het belang van klager bij deze schriftelijke afspraken, te weten een actief lidmaatschap van het advocatennetwerk, uiteindelijk wel geeffectueerd nu vaststaat dat klager thans (weer) lid is van dit netwerk. Daarmee heeft verweerder (uiteindelijk) voldaan aan het bindend advies op dit punt.

5.7    Dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld, kan de raad niet vaststellen. Klager heeft weliswaar gesteld dat verweerder meerdere e-mails heeft verstuurd aan het advocatennetwerk maar daarvan is de inhoud niet aangetoond zodat niet kan worden vastgesteld dat de inhoud diffamerend was. Daarnaast kan niet worden gezegd dat het verweerder niet vrijstond om het advocatennetwerk te wijzen op de (ver)slechte(rde) verhouding tussen klager en verweerder, welke relatie tot op heden kennelijk niet is verbeterd en de benodigde samenwerking tussen klager en verweerder in de weg heeft gestaan. Dat het advocatennetwerk vervolgens maatregelen heeft getroffen die zij raadzaam achtte en dat dit tot gevolg heeft gehad dat klager en verweerder beiden van het lidmaatschap zijn uitgesloten, kan verweerder niet worden tegengeworpen.

5.8    De raad oordeelt de klacht ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-    verklaart de klacht ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. M.F.J.N. van Osch, voorzitter, mrs. C.W.J. Okkerse, K.J. Verrips, leden en bijgestaan door mr. L.M. Roorda als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 oktober 2017.

 

Griffier                                            Voorzitter

 

Verzonden d.d. 16 oktober 2017