Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-03-2014

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2014:117

Zaaknummer

6775

Inhoudsindicatie

Op verzoek om beide echtelieden bij te staan in strafzaak is de bijstand beperkt gebleven tot de echtgenote en niets gedaan voor klager. Gegrondd. Op grond van de omstandigheden volgt verzwaring maatregel tot 1 maand schorsing onvoorwaardelijk.

Uitspraak

Beslissing van 31 maart 2014

in de zaak 6775

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

 

1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ‘s Hertogenbosch (verder: de raad) van 25 maart 2013, onder nummer M316-2012, aan partijen toegezonden op 26 maart 2013, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en de maatregel van onvoorwaardelijke schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van twee weken is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als LJN YA 4164.

2 HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 23 april 2013 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2 Het hof heeft voorts kennis genomen van:

- de stukken van de eerste aanleg;

- e-mail bericht van klager aan het hof van 7 mei 2013.

2.3 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 3 februari 2014, waar zowel klager als verweerder zijn verschenen.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt- zakelijk weergegeven- het volgende in:

Verweerder is tekort geschoten in de als advocaat te betrachten zorg, omdat hij, niettegenstaande de aanvaarde opdracht, in de zaak van klager geen activiteiten heeft ondernomen.

3.2 Ter onderbouwing van zijn stelling heeft klager- zakelijk weergegeven- het volgende aangevoerd:

Verweerder heeft zich niet gesteld als advocaat bij de Duitse Staatsanwalt. Ook nadat klager uitdrukkelijk tegen hem heeft gezegd dat hij geen schikkingsvoorstel zou accepteren en hij er bij hem dikwijls op had aangedrongen en gerappelleerd, heeft verweerder zich niet als advocaat van klager gemeld bij de Staatsanwalt.

 

4 FEITEN

4.1 Het volgende is komen vast te staan:

4.2 Klager heeft zich mede namens zijn toenmalige echtgenote mr. S (die als advocaat werkzaam is) begin 2012 tot verweerder gewend met verzoek om bijstand in een strafrechtelijke procedure. Tegen hen was in Duitsland aangifte gedaan van vrijheidsberoving en afpersing. Verweerder heeft de opdracht aanvaard en ter ondersteuning in de procedure een Duitse advocaat, mr. T, ingeschakeld. Op 8 februari 2012 hebben zowel klager als zijn toenmalige echtgenote op verzoek van verweerder een procesvolmacht ondertekend (Vollmacht) welke volmachten verweerder bij brief van 13 februari 2012 heeft doorgezonden naar mr. T.

4.3 Met verweerder heeft klager mede namens zijn toenmalige echtgenote de afspraak gemaakt dat voor deze rechtsbijstand een bedrag van € 2.500,- verschuldigd is.

4.4 Bij brief van 24 februari 2012 heeft verweerder de toenmalige echtgenote van klager bericht dat mr. T. bij het OM het proces-verbaal heeft opgevraagd en heeft hij verzocht om tot betaling van het overeengekomen bedrag van € 2.500 over te gaan, aan welk verzoek zij ook gevolg heeft gegeven.

4.5 Op 29 maart 2012 is de toenmalige echtgenote zonder klager voor een bespreking op kantoor van verweerder geweest waarbij ook mr. T aanwezig was.

4.6 Bij brief van 13 april 2012 aan de toenmalige echtgenote heeft mr. T uitleg gegeven over de te volgen strategie inhoudende dat klager de schuld op zich neemt door te  verklaren dat hij zelfstandig en zonder medeweten van zijn toenmalige echtgenote heeft gehandeld.

4.7 Op 19 april 2012 zijn klager en zijn toenmalige echtgenote op het kantoor van verweerder voor een bespreking geweest waarbij mr. T. ook aanwezig was. Tijdens deze bespreking is aan de orde gekomen dat klager een (schuldig)verklaring zou afleggen met de bedoeling zijn toenmalige echtgenote “uit de wind te houden”. Hieraan heeft klager ook uitvoering gegeven in de vorm van een door hem aangepaste verklaring.

4.8 Bij brief van 6 mei 2012 heeft klager verweerder onder meer het volgende bericht:

“Verder heeft u naar aanleiding van mijn mail d.d. 1 mei 2012 mij het navolgende toegezegd: in deze zaak behartigen U en (mr. T) zowel de belangen van mevr. Mr. (S.) als die van mij.

Zoals bekend loopt het onderzoek tegen beide. De brief welke u stuurt ziet uitsluitend op het onderzoek tegen mevr. Mr. (S.). Ten aanzien van de weerlegging van de aanklacht namens mij heb ik geen enkel stuk mogen ontvangen. U heeft aangegeven dat dit volgt uit het schrijven zoals dit door mr. (T.) namens mevr. Mr. (S.) aan de Staatsanwaltschaft gestuurd zal worden.

Ik heb u er nadrukkelijk op gewezen (dat) ik dit betwijfel omdat er formeel twee onderzoeken lopen. U gaf mij echter de garantie dat mijn belangen behartigd worden door zich in beginsel te richten op het onderzoek tegen mevr. Mr. (S.). Ik blijf mijn oprechte twijfel houden of de logica van uw redenering stand houdt. Mijn doel is dat dit onderzoek naar mij geheel en al geseponeerd wordt.

Ik verzoek u en (Mr. T.) nogmaals na te gaan of mijn belangen door de door u beiden voorgestelde werkwijze bekwaam behartigd worden.”

4.9 Bij brief van 14 mei 2012 heeft de Staatsanwalt te Krefeld klager rechtstreeks een transactievoorstel aangeboden door aan Ärzte ohne Grenzen een bedrag te betalen van € 600,-.

4.10 In de periode 23 juli 2012 tot en met 30 juli 2012 heeft klager herhaaldelijk getracht met verweerder contact te krijgen voor inhoudelijk overleg over zijn zaak maar deze pogingen waren tevergeefs.

4.11 De strafzaak tegen de toenmalige echtgenote van klager is geëindigd in een sepot waarvan mr. T haar rechtstreeks bij brief van 23 juli 2012 op de hoogte heeft gebracht.

4.12 Per mail van 7 augustus 2012 bericht klager verweerder het volgende:

“Naar aanleiding van ons telefoontje van 30 juli 2012 waarin u toe heeft gezegd mij nog diezelfde dag te zullen terugbellen na overleg met de heer (T.) heb ik niets meer van u mogen vernemen.

Ook de afspraak dat u kortelings zou terugkomen op de vraag zoals gesteld op 23 juli 2012 (zie mail) heb ik geen bericht ontvangen.

Inmiddels is het 7 augustus 2012.

Ik kan aan de hand van de gang van zaken slechts constateren dat u mijn zaak niet behartig(t) en stel u hierbij aansprakelijk voor de eventuele gevolgen hiervan.

Voor zover noodzakelijk zal ik het dossier mijnerzijds aan de Deken te Maastricht voorleggen ter beoordeling.”

5 BEOORDELING

5.1 Uit de hiervoor weergegeven vaststaande feiten volgt dat verweerder de opdracht heeft aanvaard zowel klager als zijn toenmalige echtgenote bij te staan in een Duitse strafzaak en dat verweerder daarvoor mr T, advocaat in Duitsland, heeft ingeschakeld. Bij de uitvoering van die opdracht heeft verweerder zich echter beperkt tot bijstand aan de toenmalige echtgenote van klager.   In die zaak heeft verweerder een verklaring van klager aan mr T doorgezonden met als doel de toenmalige echtgenote van klager uit de wind te houden.

5.2 Van enige rechtsbijstand door verweerder aan klager is niet gebleken terwijl klager verweerder bij herhaling schriftelijk en telefonisch heeft verzocht ook zijn belangen te behartigen waarbij klager duidelijk te kennen heeft gegeven dat zijn doel is dat zijn zaak wordt geseponeerd.

Niet gebleken is dat mr T zich in de strafzaak van klager als advocaat heeft gesteld bij de Staatsanwalt, zoals hij dat in de strafzaak van klagers toenmalige echtgenote wel heeft gedaan. Evenmin heeft mr. T  het tegen klager opgemaakte proces-verbaal opgevraagd De Staatsanwalt heeft uiteindelijk klager rechtstreeks een transactievoorstel aangeboden.

5.3 Met de raad is het hof dan ook van oordeel dat verweerder in de zaak van klager hoogst onzorgvuldig heeft gehandeld door de belangenbehartiging van zijn cliënt, klager, ernstig te verzaken.

5.4 In zijn beroepschrift is verweerder uitgebreid ingegaan op het behaalde resultaat voor de toenmalige echtgenote van klager, maar hiermee miskent verweerder volledig dat hij ook de opdracht heeft aanvaard klager bij te staan en dat hij in die dienstverlening ernstig is tekortgeschoten, alsmede in de communicatie met klager.

5.5 Het verweer dat eerst de strafzaak van klagers toenmalige echtgenote zou worden afgehandeld kan niet afdoen aan het verwijt dat verweerder in klagers strafzaak niets heeft gedaan ter behartiging van klagers belangen, waarvoor hij de opdracht ook had aanvaard. Voor zover verweerder (later) gemeend zou hebben dat de belangen van klager en zijn toenmalige echtgenote niet parallel liepen had hij de opdracht met betrekking tot klagers zaak niet moeten aanvaarden of moeten teruggeven. Niet gebleken is echter dat verweerder zich heeft afgevraagd of hij de belangen van de beide echtgenoten wel kon behartigen.

5.6 De gegrondverklaring van de klacht zal dan ook worden bekrachtigd.

5.7 Tijdens de behandeling van de klacht is gebleken dat verweerder onvoldoende inzicht heeft in wat van een behoorlijk advocaat verwacht mag worden. In aanmerking genomen de omvang van verweerders praktijk, alsmede zijn gezondheid, die te wensen over laat, maakt het hof zich zorgen over de praktijkvoering van verweerder. Ter zitting is niet gebleken dat verweerder zich voldoende bewust is dat de belangenbehartiging van cliënten ten gevolge van deze omstandigheden in het nauw kan komen. Ook rekening houdend met de talrijke eerder aan verweerder opgelegde tuchtrechtelijke maatregelen, acht het hof  een schorsing van langere duur dan door de  raad bepaald geboden. Het hof acht met eenparigheid van stemmen een schorsing voor de duur van een maand passend en geboden. Nu de raad al in zijn beslissing heeft bepaald dat de opgelegde schorsing ingaat op de veertiende dag nadat deze beslissing in kracht van gewijsde is gegaan, kan het hof met betrekking tot de ingangsdatum volstaan met een bekrachtiging.

 5.8  Wat namens verweerder overigens nog is aangevoerd, kan niet tot een ander oordeel leiden.

 BESLISSING

Het Hof van Discipline:

- vernietigt de beslissing van de Raad van Discipline te ’s-Hertogenbosch van 25 maart 2013 met nummer M316-2012 voor zover daarbij aan verweerder de maatregel van schorsing voor de duur van twee weken is opgelegd;

en, in zoverre opnieuw rechtdoende:

- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van een maand;

- bekrachtigt de beslissing voor het overige.

Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. T. Zuidema, D.J. Markx, G.J.S. Bouwens en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 31 maart 2014.