Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

22-05-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:168

Zaaknummer

7363

Inhoudsindicatie

Verweerder was een oudkantoorgenoot van klager en stond een oud client van klager bij tegen klager. Daarbij uitte verweerder zijn onnodig grievend. Gegrond. Hof matigt de maatregel tot berisping.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 22 mei 2015

in de zaak 7363

naar aanleiding van het hoger beroep van:

verweerder

tegen:

klager

1    HET GEDING IN EERSTE AANLEG

Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort

‘s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 1 december 2014, onder nummer

ZWB 16-2014, aan partijen toegezonden op 2 december 2014, waarbij een klacht van klager tegen verweerder gegrond is verklaard en verweerder de maatregel van twee weken voorwaardelijke schorsing is opgelegd.

De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2014:306.

2    HET GEDING IN HOGER BEROEP

2.1    De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 16 december 2014 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van klager.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 20 maart 2015, waar verweerder is verschenen.

3    KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.    verweerder in een tuchtrechtzaak tegen klager respectievelijk zijn kantoorgenoot mr. Y, zich onvoldoende heeft gedistantieerd van zijn cliënt X en eigenmachtig klachtonderdelen heeft vervaardigd;

2.    verweerder in het kader van die tuchtzaak ernstige beschuldigingen jegens klager heeft geuit, die de integriteit van mr Y. en klager raken.

 

4    FEITEN

    In overweging 2 heeft de raad vastgesteld van welke feiten in deze procedure wordt uitgegaan. De door de raad vastgestelde feiten, welke niet zijn betwist, vormen ook in hoger beroep het uitgangspunt.

5    BEOORDELING

In rov. 5.3, derde regel, zal het hof voor verweerder lezen: klager.

Het beroep van verweerder beperkt zich tot de hoogte van de opgelegde maatregel. Het hof komt tot het oordeel dat de opgelegde maatregel van twee weken voorwaardelijke schorsing dient te worden verminderd tot de maatregel van berisping. Daartoe overweegt het hof dat, hoewel het een serieus verwijt betreft dat verweerder wordt gemaakt en hij zijn excuses pas in een laat stadium heeft gemaakt, hij een relatief onervaren advocaat is en eerder geen gegronde klachten tegen hem zijn ingediend. Het hof zal de beslissing van de raad dan ook gedeeltelijk vernietigen en de maatregel verminderen tot een berisping, welke maatregel het hof passend en geboden oordeelt.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

-    vernietigt de beslissing van 1 december 2014 van de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, gewezen onder nummer ZWB 16-2014 voor zover aan verweerder de maatregel van voorwaardelijke schorsing in de praktijk van twee weken is opgelegd,

-    bekrachtigt deze beslissing voor het overige;

en, ten aanzien van de maatregel, opnieuw rechtdoende:

-    legt aan verweerder op de maatregel van berisping.

Aldus gewezen door mr. W.H.B. den Hartog Jager, voorzitter, mrs. G.W.S. de Groot, G.R.J. de Groot, A.D.R.M. Boumans en R.H. Broekhuijsen, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 22 mei 2015.