Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

18-11-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:221

Zaaknummer

160152

Inhoudsindicatie

Het hof volgt de deken voorshands niet in zijn betoog dat klager geen rechtsbijstand behoeft bij het aanspreken van Z. Met name in het geval van een (eventuele) aansprakelijkheidsstelling en verzoek om schadevergoeding kan, als moet worden geprocedeerd, de bijstand van een advocaat vereist zijn. De deken heeft zich niet uitgelaten over de vraag of de zaak van klager een redelijke kans van slagen heeft, noch kan dit uit de overgelegde stukken worden opgemaakt, zodat het hof de behandeling van het beklag aanhoudt en de deken verzoekt om te onderzoeken of sprake is van een zaak zonder redelijke kans van slagen.

Uitspraak

Beslissing

                                   

van 18 november 2016   

in de zaak 160152

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij beslissing van 26 mei 2016 heeft de deken dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 27 mei 2016 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 31 mei 2016 ter griffie van het hof ontvangen, welk klaagschrift door klager is aangevuld bij schrijven van 6 juni 2016.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de brief van de deken aan het hof van 16 juni 2016;

-    de brief van klager aan het hof van 3 juli 2016;

-    de brief van klager aan het hof van 26 juli 2016;

-    de brief van klager van aan het hof 31 juli 2016;

-    de brief van de deken aan het hof van 14 september 2016;

-    de brieven van klager aan het hof van 16, 22 en 29 september 2016 en van 11 oktober 2016.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 14 oktober 2016. Beide partijen zijn niet ter zitting verschenen.

3    FEITEN

Het volgende is komen vast te staan:

    3.1    Klager huurt de woning aan het X te Y van woningcorporatie Z (hierna te noemen: “Z”).

    3.2    Klager heeft meerdere klachten ingediend omtrent geluidsoverlast bij onder meer Z.

4    BEOORDELING

4.1    Klager heeft op 1 april 2016 de deken verzocht om op de voet van artikel 13 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen om klager bij te staan in een (aansprakelijkheids)procedure tegen Z wegens geluidsoverlast dat volgens klager wordt veroorzaakt door meerdere van zijn buren. Daarnaast wil klager schadevergoeding eisen van Z.

4.2    Bij beslissing van 26 mei 2016 heeft de deken het verzoek afgewezen aangezien het een herhaald verzoek tot aanwijzing betrof dat al is afgewezen (HvD 11 april 2016). Daarnaast heeft klager zich destijds al laten bijstaan door twee advocaten, die het een en ander hebben ondernomen. Tenslotte kan klager, volgens de deken, met betrekking tot de hernieuwde en/of voortdurende overlast zelf de nodige actie ondernemen richting de verhuurder en is hiertoe geen rechtsbijstand door een advocaat vereist. Om die laatste reden heeft volgens de deken ook het Juridisch Loket klager niet naar een advocaat verwezen.

4.3    Allereerst merkt het hof op dat het onderhavige verzoek geen betrekking heeft op het door klager op 28 augustus 2015 gedane verzoek ex artikel 13 Advocatenwet, welk verzoek de deken op 25 november 2015 heeft afgewezen en waaromtrent het hof op 11 april 2016 heeft beslist. Die kwestie betrof een verzoek om schadevergoeding van klager wegens zoekgeraakte inboedel.

4.4    Het hof volgt de deken voorshands niet in zijn betoog dat klager geen rechtsbijstand behoeft bij het aanspreken van Z. Met name in het geval van een (eventuele) aansprakelijkheidsstelling en verzoek om schadevergoeding kan, als moet worden geprocedeerd, de bijstand van een advocaat vereist zijn.

4.5    Het hof ziet geen aanleiding om te twijfelen aan de, niet door de deken weersproken, stelling van klager dat drie advocaten niet bereid zijn gebleken om hem bij te staan in een procedure tegen Z. Mogelijk heeft klager eerder bijstand van een of meer advocaten gehad inzake de door hem ervaren burenoverlast, maar volgens klager heeft hij daar opnieuw of nog steeds last van.

4.6    De deken heeft zich niet uitgelaten over de vraag of de zaak van klager een redelijke kans van slagen heeft, noch kan dit uit de overgelegde stukken worden opgemaakt.

4.7    Het hof zal de behandeling van het beklag aanhouden en de deken verzoeken om,  aan de hand van een (oriënterend) advies van een door hem aan te wijzen advocaat, opgesteld in samenspraak met klager, te onderzoeken of sprake is van een zaak zonder redelijke kans van slagen, en het hof en klager daarvan in kennis te stellen. Hierbij wordt opgemerkt dat klager, als hij niet voor toevoeging in aanmerking komt, de adviserende advocaat zelf dient te betalen.

    BESLISSING

Het Hof van Discipline:

stelt het beklag in handen van de deken met het in rechtsoverweging 4.7 vermelde doel;   

houdt iedere verdere beslissing aan.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. P.T. Gründemann, A.D.R.M. Boumans, I.P.A. van Heijst en D.J.B. de Wolff, leden, in tegenwoordigheid van mr. F.E. Oorburg, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 18 november 2016.

   

griffier    voorzitter    

       

De beslissing is verzonden op 18 november 2016.