Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-06-2015

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2015:235

Zaaknummer

7465

Inhoudsindicatie

De (waarnemend) deken behoefde geen advocaat aan te wijzen: op het moment van behandeling van het verzoek konden geen proceshandelingen worden verricht. Als zich nadien nieuwe relevante ontwikkelingen hebben voorgedaan, dient klager een nieuw verzoek in te dienen.

Uitspraak

                                   

Beslissing van 19 juni 2015

in de zaak 7465

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

De Deken van de Orde van Advocaten

bij de hoge Raad der Nederlanden

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden, verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 20 februari 2015 heeft Mr. X., verder ook te noemen de waarnemend deken, dit verzoek afgewezen. In een klaagschrift gedateerd 18 maart 2015 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen en verzocht een advocaat ex artikel 13 lid 1 Advocatenwet aan te wijzen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 20 maart 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de antwoordmemorie van de deken;

-    de brief van klager aan het hof van 23 maart 2015;

-    de brief namens de waarnemend deken aan het hof d.d. 13 april 2015;

-    de brief van klager aan het hof van 14 april 2015;

-    de brief van klager aan het hof van 22 april 2015;

-    de brief van klager aan het hof van 27 april 2015.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 18 mei 2015 waar klager en Mr. X. zijn verschenen. Klager heeft gepleit aan de hand van een pleitnota.

3    FEITEN

3.1    Het volgende is komen vast te staan:

3.2    Bij e-mail van 3 januari 2015 en brief van 12 januari 2015 heeft klager zich gewend tot de deken met het verzoek tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Nadien heeft verweerder dit verzoek bij e mailberichten aangevuld. Het verzoek is door de waarnemend deken behandeld. Op 3 februari 2015 is het verzoek door klager en de waarnemend deken in aanwezigheid van Mr Z., stafjurist, besproken. Klager heeft aan de waarnemend deken geen stukken ter hand gesteld. In het gesprek is vastgesteld dat klagers verzoek betrekking heeft op twee procedures in hoger beroep. Naar aanleiding van het gesprek heeft de waarnemend deken met instemming van klager contact gehad met de advocaten mr. Y., die klager heeft bijgestaan in een cassatiezaak en een huurzaak, mr. S., die klager in de ene appelprocedure heeft bijgestaan en mr. H., die voor een wederpartij van klager in de andere hoger beroep procedure is opgetreden. De eerstgenoemde procedure betrof een geschil over de verkoop van het woonhuis van klager en de tweede procedure betrof de opheffing van het beslag op de koopsom onder een notaris, welke koopsom al aan klager was uitbetaald.  

3.3    Bij beslissing van 20 februari 2015 heeft de waarnemend deken het verzoek afgewezen, omdat klager geen belang (meer) had bij toewijzing van een advocaat voor de procedures in hoger beroep. De ene hoger beroep procedure was reeds geëindigd door een schikking die klager en zijn tegenpartij blijkens het proces verbaal van het gerechtshof Den Haag d.d. 3 november 2014 waren overeengekomen, terwijl de andere procedure voor het wijzen van arrest stond. In die procedure behoefden geen proceshandelingen meer te worden verricht. De waarnemend deken heeft in de beslissing van 20 februari 2015 voorts aangegeven dat - indien klager in de nog aanhangige procedure alsnog tot een regeling wilde komen – daarvoor geen bijstand van een advocaat is voorgeschreven, en klager bovendien mr Y. kon vragen hem daaromtrent te adviseren.

3.4    Klager heeft ter zitting van het hof gesteld dat in de tweede hoger beroep procedure op 3 maart 2015 uitspraak is gedaan.

4    BEOORDELING

4.1    Klager heeft aangevoerd dat de afwijzing van zijn verzoek onzorgvuldig is voorbereid en de waarnemend deken zijn hulpvraag en rechtsvragen negeert. Zo is volgens klager ten onrechte door de waarnemend deken overwogen dat geen aanwijzing zal volgen zolang de hiervoor onder 3.3 vermelde schikking in stand blijft alsmede dat klager niet langer belang heeft bij de aanwijzing van een advocaat in de andere hoger beroep procedure.

4.2    Vast is komen te staan dat het verzoek zoals dat door klager aanvang januari 2015 aan de deken gedaan is, betrekking had op aanwijzing van een advocaat voor twee hoger beroep procedures. De deken heeft na zijn onderzoek niet anders kunnen vaststellen dan dat het verzoek van klager de twee hiervoor vermelde hoger beroep procedures betrof. Nadien en ook bij de behandeling van het beklag is niet gebleken dat klagers verzoek op andere procedures  betrekking had. Voor zover klager ter zitting van het hof ook andere procedures waarvoor hij bijstand van een advocaat nodig zou hebben, ter sprake heeft gebracht, geldt dat een verzoek om aanwijzing van een advocaat voor een bepaalde zaak niet pas ter zitting van het hof gedaan kan worden.

4.3    Met betrekking tot het verzoek voor de door de schikking op 3 november 2014 geëindigde procedure overweegt het hof dat de waarnemend deken het verzoek terecht wegens gebrek aan belang heeft afgewezen. De procedure was immers door de schikking geëindigd, zodat niet valt in te zien wat een advocaat nog in die procedure voor klager had kunnen doen. Het hof overweegt voorts dat voor zover klager - anders dan de deken en het hof hebben begrepen - de aanwijzing van een advocaat voor een cassatie advies/procedure in deze procedure wilde, evenmin reden voor aanwijzing bestond, nu immers in deze procedure geen uitspraak waartegen cassatie had kunnen worden ingesteld, was gedaan.

Voor zover klager in het beklag beoogt aan te voeren dat zijn verzoek niet deze procedure zelf  betrof maar betrekking had op de aanwijzing van een advocaat die een procedure tot vernietiging van de op 3 november 2014 getroffen schikking zou moeten instellen, overweegt het hof dat het verzoek om aanwijzing van een advocaat voor een andere procedure dan waarop de beslissing van de deken betrekking had,  niet voor het eerst bij het hof kan worden gedaan.

4.4    De waarnemend deken heeft eveneens terecht geweigerd een advocaat toe te voegen voor de andere procedure die op het moment dat het verzoek werd gedaan, voor uitspraak stond zodat daarin geen proceshandelingen meer verricht konden worden. Klager had op het tijdstip van het verzoek geen belang bij toewijzing van een advocaat.

Bij de behandeling van het beklag is gebleken dat in deze procedure inmiddels op 3 maart 2015 uitspraak is gedaan. Derhalve is sprake van een andere situatie dan ten tijde van klagers verzoek. Voor aanwijzing van een advocaat voor een cassatie advies dan wel een beroep in cassatie zal klager een nieuw verzoek tot de deken moeten richten. Aanwijzing van een advocaat voor een mogelijke cassatie procedure is in het kader van de onderhavige beklag procedure niet aan de orde.

        BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de waarnemend Deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 20 februari 2015 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. P.M.A. de Groot-van Dijken, voorzitter, mrs. A.R. Sturhoofd, G.J.L.F. Schakenraad, M.L.J.C. van Emden-Geenen en I.E.M. Sutorius, leden, in tegenwoordigheid van mr. N.A.M. Sinjorgo, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 19 juni 2015.