Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

01-04-2016

ECLI

ECLI:NL:TAHVD:2016:61

Zaaknummer

150124

Inhoudsindicatie

Beklag ex artikel 13 lid 1 Advocatenwet.De deken heeft het verzoek tot aanwijzing van een advocaat voor het voeren van procedures afgewezen omdat klager, hoewel daartoe enkele malen gevraagd, niet aan de deken heeft medegedeeld ter zake waarvan, op welke grondslag en tegen welke partij hij deze gedingen wenste te voeren. De deken heeft terecht overwogen dat hij niet kon beoordelen of zich de situatie als bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet voordeed en om die reden niet tot aanwijzing van een advocaat kon overgaan.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

Beslissing

van 1 april 2016

in de zaak 150124

naar aanleiding van het beklag van:

klager

tegen:

de deken

1    HET VERZOEK ALS BEDOELD IN ART. 13 LID 1 ADVOCATENWET

Klager heeft bij de deken van de Orde van Advocaten in het [arrondissement], verder te noemen ‘de deken’, een verzoek ingediend tot aanwijzing van een advocaat zoals bedoeld in artikel 13 lid 1 Advocatenwet. Bij brief van 29 oktober 2015 heeft de deken dit verzoek afgewezen. Bij brief van 20 november 2015 heeft de deken aangegeven dat hij die beslissing niet zal herzien. In een klaagschrift gedateerd 22 november 2015 heeft klager zich beklaagd over het feit dat de deken zijn verzoek heeft afgewezen.

2    HET GEDING BIJ HET HOF

2.1    Het klaagschrift is op 24 november 2015 ter griffie van het hof ontvangen.

2.2    Het hof heeft voorts kennis genomen van:

-    de stukken van de eerste aanleg;

-    de brief van de deken aan het hof van 24 december 2015;

de brieven van klager met bijlagen van 29 december 2015 en 10 en 20 januari 2016.

2.3    Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 1 februari 2016, waar klager is verschenen. De deken was met kennisgeving afwezig.

3    BEOORDELING

3.1    Na een eerdere afwijzing door de deken van een verzoek van klager om aanwijzing van een advocaat, heeft klager de deken opnieuw verzocht om op de voet van artikel 13 lid 1 Advocatenwet een advocaat aan te wijzen teneinde inzage te verkrijgen in de dossiers met betrekking tot klagers eerdere strafrechtelijke veroordelingen uit de periode 1989 – 1995 met als doel een procedure te voeren tot herziening van die veroordelingen. De deken heeft dat herhaalde verzoek van 16 oktober 2015 bij brief van 29 oktober 2015 afgewezen omdat de deken niet kon vaststellen van welke uitspraken klager herziening wenste, en hij uit de door klager overgelegde stukken ook niet kon concluderen dat daarbij enige kans van slagen bestaat. Klager zou volgens de deken bovendien slechts in algemene termen aangeven wat er naar zijn mening niet goed is gegaan terwijl concrete informatie onderbouwd met stukken waaruit zijn standpunt blijkt niet is verstrekt. Bij brieven van 12 en 20 november 2015 heeft de deken, naar aanleiding van de door klager ingediende nadere toelichting op zijn aanvraag en de daarbij ingediende aanvullende stukken, aangegeven geen aanleiding te zien om zijn beslissing van 29 oktober 2015 te herzien nu nog altijd niet was voldaan aan de voorwaarden voor toewijzing van klagers verzoek en de deken geen mogelijkheden zag om klager behulpzaam te zijn bij de door klager genoemde zaken.

3.2    Het hof overweegt het volgende. De deken heeft het verzoek tot aanwijzing van een advocaat voor het voeren van procedures afgewezen omdat klager, hoewel daartoe enkele malen gevraagd, niet aan de deken heeft meegedeeld ter zake waarvan, op welke grondslag en tegen welke partij hij deze gedingen wenste te voeren. De deken heeft terecht overwogen dat hij niet kon beoordelen of zich de situatie als bedoeld in artikel 13 lid 1 van de Advocatenwet voordeed en om die reden niet tot aanwijzing van een advocaat kon overgaan.

BESLISSING

Het Hof van Discipline:

verklaart het beklag van klager tegen de beslissing van de Deken van 29 oktober 2015 ongegrond.

Aldus gewezen door mr. T. Zuidema, voorzitter, mrs. G.R.J. de Groot, T.E. van der Spoel, J.S.W. Holtrop en M. Pannevis, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Euwema, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 1 april 2016.

griffier                    voorzitter 

De beslissing is verzonden op 1 april 2016.