Rechtspraak
Uitspraakdatum
07-04-2014
ECLI
ECLI:NL:TAHVD:2014:164
Zaaknummer
7001
Inhoudsindicatie
Schraping wegens meerdere malen niet doorbetalen derdengelden en niet reageren op verzoeken van de deken om informatie. Hof ziet geen aanleiding een lichtere maatregel op te leggen.
Uitspraak
Beslissing van 7 april 2014
in de zaak 7001
naar aanleiding van het hoger beroep van:
verweerder
tegen:
deken van de Orde van Advocaten in
het arrondissement Limburg
gevestigd te Maastricht
deken
1 HET GEDING IN EERSTE AANLEG
Het hof verwijst naar de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort
’s-Hertogenbosch (verder: de raad) van 2 december 2013, onder nummer
L262-2013, aan partijen toegezonden op 3 december 2013, waarbij van een bezwaar van de deken tegen verweerder de onderdelen 2, 3 en 4 gegrond zijn verklaard en de maatregel van schrapping is opgelegd.
De beslissing is gepubliceerd op tuchtrecht.nl als ECLI:NL:TADRSHE:2013:156.
2 HET GEDING IN HOGER BEROEP
2.1 De memorie waarbij verweerder van deze beslissing in hoger beroep is gekomen, is op 27 december 2013 ter griffie van het hof ontvangen.
Het hof heeft voorts kennis genomen van de stukken van de eerste aanleg.
2.2 Het hof heeft de zaak mondeling behandeld ter openbare zitting van 17 februari 2014, waar de deken en verweerder, samen met zijn echtgenote, zijn verschenen.
3 KLACHT
3.1 Het bezwaar houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 4 Advocatenwet doordat:
1. verweerder de omslag van de plaatselijke orde over de periode september tot en met december 2012 niet heeft betaald;
2. verweerder derdengelden op zijn kantoorrekening heeft geïncasseerd en niet heeft doorbetaald;
3. verweerder brieven van de deken, ondanks rappel, onbeantwoord heeft gelaten;
4. verweerder de orde verantwoordelijk houdt voor (de kosten van) de opslag van zijn archief.
4 FEITEN
Verweerder heeft in vier gevallen ontvangen derdengelden niet doorbetaald aan de rechthebbenden en op verzoeken van de deken om inlichtingen in verschillende zaken niet geantwoord.
Verweerder heeft zich op eigen verzoek op 25 maart 2013 laten schrappen.
5 BEOORDELING
5.1 In hoger beroep vraagt verweerder het hof de hem opgelegde maatregel te verlichten. Hij acht de maatregel van schrapping, opgelegd nadat hij zich vrijwillig van het tableau heeft laten schrappen, onnodig en te zwaar. Verweerder stelt gedurende 30 jaar zonder noemenswaardige problemen zijn praktijk te hebben gevoerd en pas een korte laatste periode door overbelasting te zijn gaan disfunctioneren. Het hof oordeelt als volgt.
5.2 Verweerder was bij de mondelinge behandeling van de raad niet verschenen. Dit heeft er mede toe geleid dat de raad de conclusie heeft getrokken dat verweerder kennelijk prioriteit gaf aan zijn inmiddels door hem begonnen juridisch adviesbureau boven het beantwoorden van brieven van de deken en het zich verantwoorden bij de tuchtrechter.
5.3 Door wel te verschijnen bij het hof en uitleg te geven over de achtergronden van zijn disfunctioneren legt verweerder, zij het in een laat stadium, wel verantwoording af.
5.4 Dit neemt echter niet weg dat het hof het oordeel van de raad omtrent de op te leggen maatregel deelt. Er is sprake van schending van verplichtingen uit de Vafi, hetgeen een ernstige schending van de financiële integriteit oplevert. Het niet doorbetalen van cliëntengelden ook nog in combinatie met een grote schuldenlast, vormen een groot risico voor de rechtzoekenden. Dit leidt tot het oordeel van het hof dat de door de raad opgelegde maatregel van schrapping van het tableau dient te worden bekrachtigd. Daaraan doet niet af dat verweerder zich inmiddels heeft laten uitschrijven als advocaat en kan bogen op een lange staat van dienst.
BESLISSING
Het Hof van Discipline:
bekrachtigt de beslissing van de Raad van Discipline in het ressort ’s Hertogenbosch van 2 december 2013, gewezen onder nummer
L262-2013.
Aldus gewezen door mr. J.C. van Dijk, voorzitter, mrs. T. Zuidema, G.J. Niezink, J.S.W. Holtrop en R. Verkijk, leden, in tegenwoordigheid van mr. I.F. Schouwink, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 7 april 2014.