Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-03-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:85

Zaaknummer

R. 4735/15.45

Inhoudsindicatie

Klacht van client jegens advocaat. Vast staat dat de schikking in klagers aanwezigheid tot stand is gekomen. Niet, althans onvoldoende is door klager gesteld, noch is uit de stukken gebleken, dat klager niet in staat was zijn wil te bepalen. Op grond daarvan kan worden aangenomen dat klager willens en wetens met de schikking heeft ingestemd. Achteraf kan dan ook niet over de inhoud van de getroffen schikking worden geklaagd dan wel over de begeleiding daarvan door verweerder.

Inhoudsindicatie

klacht kennelijk ongegrond

Uitspraak

 

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag van 23 februari 2015 met kenmerk K271 2014 sh/ksl, door de raad ontvangen op 24 februari 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager adverteert sedert 2008 als particulier op de site van M..

1.3 In maart 2013 heeft klager M. na een reeks problemen in rechte betrokken bij de Rechtbank Den Haag, sector kanton, locatie Alphen aan den Rijn. Klager heeft zelf geprocedeerd tot de conclusie van dupliek in conventie en repliek in reconventie. In dat stadium is de zaak door de kantonrechter verwezen naar de Rechtbank wegens het overschrijden van de € 25.000,00 grens. Klager heeft zich toen tot verweerder gewend.

1.4 Op 18 oktober 2013 heeft een intake gesprek tussen klager en verweerder plaatsgevonden. Verweerder heeft de grondslag van de vordering van klager gewijzigd van onrechtmatige daad naar toerekenbare tekortkoming.

1.5 Op 5 juni 2014 heeft een comparitie van partijen plaatsgevonden. Tijdens deze comparitie zijn in een proces-verbaal de randvoorwaarden geschetst voor een minnelijke schikking.

1.6 Een nadien door de wederpartij gedaan schriftelijk voorstel is door klager afgewezen.

1.7 Op 23 juni 2014 is er een bespreking op het kantoor van de wederpartij belegd. Op diezelfde datum heeft klager een vaststellingsovereenkomst getekend, waardoor het geschil tussen klager en M. is beëindigd.

1.8 Bij e-mailberichten van 28 en 29 juni 2014 heeft klager verweerder bericht van de overeenkomst af te willen.

1.9 In een brief van 2 juli 2014 heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat de juridische kansen om te komen tot vernietiging van de vaststellingsovereenkomst niet positief zijn.

1.10 Bij brief van 7 juli 2014 heeft verweerder namens klager vonnis gevraagd.

1.11 Bij brief van 26 september 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij tekort is geschoten in de behartiging van zijn belangen, nu hij klager onder druk heeft gezet een schikking te treffen met de wederpartij en heeft nagelaten op of rond 1 april 2014 vonnis te vragen.

 

3 VERWEER

3.1 Verweerder heeft gesteld dat het intake gesprek op 18 oktober 2013 heeft plaatsgevonden. Klager had zijn vordering gebaseerd op een onrechtmatige daad, maar omdat er tussen klager en M. een overeenkomst bestond, heeft verweerder wijziging van het petitum verzocht. Verweerder merkt daarbij op dat hij pas door klager is ingeschakeld toen hij nog slechts een conclusie van dupliek, tevens repliek in reconventie kon nemen.

3.2 Tijdens het pleidooi op 5 juni 2014 werd verweerder met nieuwe feiten over klagers gedrag geconfronteerd door M., waarvan hij niet op de hoogte was. Volgens verweerder heeft klager ter zitting erkend schuldig te zijn aan genoemde feiten. Omdat verweerder verwachtte dat klager de zaak hierdoor geheel of gedeeltelijk zou verliezen, heeft hij voorgesteld te proberen of partijen tot een schikking konden komen. Tijdens de zitting is een aantal randvoorwaarden voor deze schikking gesteld. Klager kon zich niet vinden in het eerste concept van de overeenkomst. Gelet hierop is een bespreking op het kantoor van M. belegd op 23 juni 2014. Aan het einde van deze bespreking heeft klager, volgens verweerder, met zijn volle verstand, zijn handtekening onder de vaststellingsovereenkomst gezet. Van ongeoorloofde druk is geen enkele sprake geweest. Verweerder heeft ter staving van deze stelling verklaringen overgelegd.

3.3 Bij e-mails van 28 en 29 juni 2014 heeft klager verweerder vervolgens te kennen gegeven dat hij van de overeenkomst af wilde. Tijdens een bespreking heeft klager verweerder gevraagd of het mogelijk was te stellen dat de overeenkomst onder dwang, dwaling of bedrog tot stand was gekomen. Verweerder heeft de inhoud van deze bespreking vastgelegd in zijn brief van 2 juli 2014. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat klager een doktersattest had moeten halen, als hij niet in staat was de bespreking van 23 juni 2014 te voeren, dan wel niet in staat zou zijn beslissingen te nemen, hetgeen klager niet heeft gedaan. Verweerder merkt daarbij op dat hij niet op de hoogte was van de gezondheidstoestand van klager. Verweerder wist dat klager ziek was, maar niet welke consequenties dit zou kunnen hebben.

3.4 Verweerder heeft gesteld dat hij, vanwege het feit dat klager achter zijn rug om stukken bij de rechtbank heeft ingediend, op 7 juli 2014 een brief heeft geschreven aan de rechter-commissaris. In deze brief heeft verweerder namens klager vonnis gevraagd. Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klager gestaakt, omdat klager verweerders declaraties niet voldeed. Klager is verweerder gaan bestoken met e-mails, waarop verweerder vanaf 11 september 2014 niet meer op heeft gereageerd.

3.5 Verweerder heeft gesteld dat hij betwist dat hij sympathie heeft ontwikkeld voor klagers wederpartij. Verweerder heeft slechts een inschatting gemaakt van de proceskansen van klager. Vanwege de feiten waar verweerder ter zitting mee werd geconfronteerd, schatte hij in dat klager de zaak geheel of gedeeltelijk zou verliezen, reden waarom hij heeft voorgesteld te onderhandelen.

3.6 Verweerder heeft voorts gesteld dat de concept-overeenkomst regel voor regel met klager is doorgenomen. Er is vonnis gevraagd, nadat klager op 28 en 29 juni 2014 per e-mail had aangegeven dat hij van de overeenkomst af wilde. Klager heeft zich vervolgens achter verweerders rug om rechtstreeks tot de Rechtbank gewend. Verweerder voelde zich genoodzaakt de Rechtbank bij brief van 7 juli 2014 hierover aan te schrijven.

3.7 Niet is gebleken noch is door klager aangegeven dat hij de bespreking niet zou aankunnen. Verweerder is van oordeel dat klager geen schade heeft geleden. Klager kan blijven adverteren op M., alleen wel onder de in de vaststellingsovereenkomst gestelde voorwaarden.

 

4 BEOORDELING

4.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

4.2 Op basis van de stukken kan worden vastgesteld dat tussen klager en M op 23 juni 2014 een vaststellingsovereenkomst is getekend. Verweerder heeft klagers stellingen met betrekking tot de onder druk zetting gemotiveerd betwist. De feiten die ten grondslag liggen aan klagers verwijten kunnen niet worden vastgesteld. Vast staat dat de schikking in klagers aanwezigheid tot stand is gekomen. Niet, althans onvoldoende is door klager gesteld, noch is uit de stukken gebleken, dat klager niet in staat was zijn wil te bepalen. Op grond daarvan kan worden aangenomen dat klager willens en wetens met de schikking heeft ingestemd. Achteraf kan dan ook niet over de inhoud van de getroffen schikking worden geklaagd dan wel over de begeleiding daarvan door verweerder.

4.3 Verweerder heeft, blijkens het B16 formulier, de Rechtbank Den Haag verzocht vonnis te wijzen. Dat de Rechtbank anders heeft beslist kan verweerder niet worden verweten. Op basis van de stukken en de tegenstrijdige verklaringen van partijen kan niet worden vastgesteld dat verweerder de gestelde instructie van klager, om op of rond 13 juni 2014 vonnis te vragen, heeft genegeerd.

4.4 Het oordeel over een eventuele vordering tot schadevergoeding is voorbehouden aan de civiele rechter. De tuchtrechter heeft hierbij geen taak.

4.5 Gelet op het vorenstaande zal de voorzitter de klacht kennelijk ongegrond  verklaren.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 19 maart 2015.

griffier  voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 20 maart 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Den Haag binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.