Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

13-04-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:119

Zaaknummer

R. 4588/14.173

Inhoudsindicatie

Verzet ongegrond. Verweerster heeft de gemaakte afspraken met klaagster vastgelegd en heeft zich aan die afspraken gehouden. Klaagster heeft de gemaakte afspraken voor akkoord getekend.

Uitspraak

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 23 april 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

1.2 Bij brief van 18 augustus 2014 aan de raad met kenmerk K112 2014, door de raad ontvangen op 18 augustus 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.3 Bij beslissing van 26 augustus 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad (hierna: de voorzitter) de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op  27 augustus 2014 is verzonden aan klaagster.

1.4 Bij brief van 28 augustus 2014 door de raad ontvangen op 1 september 2014, heeft klaagster verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.5 Het verzet is behandeld ter zitting van 2 februari 2015 van de raad in aanwezigheid van verweerster. Klaagster is, met schriftelijke vooraankondiging, niet verschenen.

1.6 De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waarvan verzet en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede van het verzetschrift van 28 augustus 2014 van klager.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Op 11 maart 2014 heeft de gemachtigde van klaagster met verweerster een bespreking gehad op het kantoor van verweerster.

2.3 Bij e-mail van 11 maart 2014 heeft verweerster de gemachtigde van klaagster bevestigd dat hij verweerster om advies heeft gevraagd over de rechtsgeldigheid van een besluit van de VvE waar klaagster lid van is. Voorts heeft verweerster de gemachtigde van klaagster de gevolgen van vernietiging en nietigheid van een besluit voorgehouden en hem voorts meegedeeld dat zij niet de vernietiging van de besluiten kan verzorgen. Verweerster heeft ook vergaderstukken opgevraagd en aan klaagster schriftelijk bevestigd welke afspraken waren gemaakt.

2.4 Diezelfde dag heeft de gemachtigde van klaagster op deze mail gereageerd met het verzoek de offerte en algemene voorwaarden toe te zenden. Eveneens diezelfde dag heeft verweerster bevestigd wat wel en niet binnen de opdracht zou vallen.

2.5 Op 12 maart 2014 heeft verweerster de gemachtigde van klaagster een opdrachtbevestiging gezonden met het verzoek deze ondertekend retour te zenden, hetgeen op 15 maart 2014 is gebeurd.

2.6 Verweerster heeft de gemachtigde van klaagster bij e-mail van 17 maart 2014 laten weten dat er nog een aantal stukken ontbrak en gevraagd zij contact mocht opnemen met de heer Z., die namens klaagster bij de bewuste vergadering van de VvE aanwezig was geweest.

2.7 Op 20 maart 2014 heeft de gemachtigde van klaagster verweerster de correspondentie gestuurd over een geschil dat klaagster had over onderhoudsbijdragen, met het voorstel om de VvE te berichten dat alle correspondentie in het vervolg rechtstreeks naar verweerster moest worden gestuurd. Verweerster heeft de gemachtigde van klaagster laten weten dat dit niet onder de opdracht viel en dat zij klaagster hiermee niet van dienst kon zijn.

2.8 Op 24 maart 2014 heeft de gemachtigde van klaagster verweerster te kennen gegeven helemaal geen advies te hebben gevraagd, maar dat hij wilde dat verweerster een procedure zou beginnen. Daarop heeft verweerster klaagster erop gewezen dat de schriftelijke overeenkomst tussen hem en verweerster inhield dat zij een advies zou uitbrengen.

2.9 Na diverse correspondentie heeft verweerster bij e-mail van 31 maart 2014 de gemachtigde van klaagster meegedeeld over te zullen gaan tot sluiting van het dossier.

2.10 Bij brief van 23 april 2014 heeft de gemachtigde van klaagster een klacht tegen verweerster ingediend.

 

3. KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij niet heeft gedaan waarom klaagster haar heeft verzocht.

 

4. VERZET

4.1 Klaagster heeft geen nieuwe gronden voor het verzet aangevoerd anders dan een herhaling en uitwerking van de klacht.

 

5.   VERWEER

5.1 Verweerster heeft gesteld dat de door klaagster geschetste gang van zaken niet geheel juist is. Verweerster heeft de gemachtigde van klaagster op 11 maart 2014 op haar kantoor ontvangen. Volgens verweerster wenste klaagster advies over het door de VvE op 27 september 2013 genomen besluit VT2000 te benoemen als beheerder van de VvE. Verweerster heeft klaagster het verschil uitgelegd tussen nietige en vernietigbare besluiten. Voor zover het ging om een vernietigbaar besluit diende klaagster zich binnen vier weken te wenden tot de rechter, maar deze termijn was reeds nagenoeg verstreken. Verweerster heeft naar voren gebracht dat zij eerst zou kijken om welk soort besluit het hier zou gaan. Als het een vernietigbaar besluit betrof, kon zij niets meer voor klaagster doen. Wanneer het om een nietig besluit zou gaan, waren er nog wel mogelijkheden. Verweerster heeft klaagster ook te kennen gegeven dat zij tegen het besluit van 12 februari 2014 voor zover het ging om een vernietigbaar besluit geen actie voor klaagster zou ondernemen vanwege de beperkte tijd die nog restte.

5.2 Bij e-mail van 11 maart 2014 heeft verweerster klaagster schriftelijk bevestigd welke afspraken waren gemaakt. Op deze e-mail heeft klaagster diezelfde dag gereageerd met het verzoek de offerte en algemene voorwaarden toe te zenden. Op diezelfde datum heeft verweerster klaagster nogmaals per e-mail bevestigd wat wel en wat niet binnen de opdracht zou vallen.

5.3 Op 12 maart 2014 heeft verweerster klaagster een opdrachtbevestiging toegezonden met het verzoek deze ondertekend retour te zenden, hetgeen klaagster op 15 maart 2014 heeft gedaan. Op 24 maart 2014 heeft klaagster verweerster te kennen gegeven dat zij helemaal geen advies had gevraagd. Naar aanleiding van dit bericht is tussen klaagster en verweerster per e-mail een discussie ontstaan. Verweerster heeft klaagster toen meermaals gevraagd of klaagster nog prijs stelde op haar advies. Bij e-mail van 31 maart 2014 heeft verweerster aangegeven dat zij over zal gaan tot sluiting van het dossier, omdat zij ondanks verzoek niet van klaagster heeft vernomen of zij nog prijs stelt op haar advies. Verweerster is van mening dat de klacht ongegrond is. De afspraken zijn duidelijk vastgelegd en klaagster heeft hiervoor getekend.

 

3 BEOORDELING

3.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de Raad van Discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

3.2 De raad is van oordeel dat de voorzitter bij zijn beoordeling de juiste maatstaf heeft toegepast en voorts acht heeft geslagen op alle relevante omstandigheden van het geval. Naar het oordeel van de raad kunnen de door klager aangevoerde gronden niet slagen en heeft de voorzitter de klacht terecht en op juiste gronden kennelijk ongegrond bevonden.

3.3 Nu het verzet van klaagster tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en moet het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

 verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C.H. van Breevoort-de Bruin, plaatsvervangend voorzitter, mrs. L.P.M. Eenens, H.E. Meerman, A.J.N. van Stigt en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 13 april 2015.

griffier voorzitter

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 15 april 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.