Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

31-08-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:191

Zaaknummer

ZWB 273 - 2014

Inhoudsindicatie

Door in een verzoekschrift te citeren uit confraternele correspondentie zonder verkregen toestemming van de advocaat van de wederpartij dan wel de deken, heeft verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond, geen maatregel.

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

Beslissing van  31 augustus 2015

in de zaak ZWB 273 - 2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

                     

   

klaagster

 

tegen:

     

 

 

                              

                      verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 22 oktober 2014, met kenmerk K14/059, door de raad ontvangen op diezelfde datum, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland - West - Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 1 juni 2015 in aanwezigheid van klaagster en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van:

-     Het klachtdossier.

 

 

2          FEITEN

2.1      Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.2      Verweerster heeft de wederpartij van de cliënte van klaagster bijgestaan in een arbeidsrechtelijk geschil. In de periode van januari 2014 tot en met maart 2014 is tussen klaagster en verweerster gecorrespondeerd in een poging om in de zaak tot een regeling in der minne te komen. Op 27 maart 2014 heeft verweerster een verzoekschrift tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst  van haar cliënte ingediend bij de rechtbank Zeeland- West Brabant locatie Bergen op Zoom. In dit verzoekschrift heeft zij geciteerd uit haar confraternele brief d.d. 11 februari 2014 aan klaagster. Verweerster heeft het verzoekschrift op 1 april 2014 aan klaagster toegezonden. Klaagster heeft op 22 april 2014 een verweerschrift bij de rechtbank ingediend waarin zij bezwaar heeft gemaakt tegen dit citaat. Op 25 april 2014 is de zaak op zitting behandeld. Klaagster heeft op 29 april 2014 een klacht ingediend bij de deken.

 

3          klacht

3.1      De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, door in een verzoekschriftprocedure te citeren uit een confraternele brief.

 

4          VERWEER

4.1     Erkend wordt dat in het verzoekschrift is geciteerd uit verweersters brief d.d. 11 februari 2014 aan klaagster. Verweerster heeft gemeend daaruit te kunnen citeren omdat het belang van haar cliënte dit vorderde. Het citaat gaf de onderliggende feiten en het standpunt van haar cliënte weer en er waren geen andere stukken waaruit de standpunten van de procespartijen konden blijken. Er stonden geen vertrouwelijke mededelingen van verweerster aan klaagster in het citaat en ook blijkt daaruit niet dat is gezocht naar een minnelijke oplossing.

 

5          BEOORDELING

5.1      De raad overweegt allereerst dat de nieuwe Advocatenwet van toepassing is op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld. De raad overweegt hierna het volgende.

5.2      Op brieven en andere mededelingen van de ene advocaat aan de andere mag in rechte geen beroep worden gedaan, tenzij het belang van de cliënt dit bepaaldelijk vordert, maar dan niet zonder voorafgaand overleg met de advocaat van de wederpartij. Indien dit overleg niet tot een oplossing leidt, dient het advies van de deken te worden ingewonnen voordat in rechte een beroep als vorenbedoeld wordt gedaan. 

5.3      Bovengenoemd verbod ziet ook op het citeren uit confraternele correspondentie in processtukken of ter zitting. Slechts onder bijzondere omstandigheden kunnen op deze regel uitzonderingen worden aanvaard, bijvoorbeeld als de waarheidsvinding tot het overleggen van die correspondentie zou nopen. De vraag of een zodanige uitzondering zich voordoet kan evenwel pas in overweging worden genomen als de advocaat, voorafgaande aan het in geding brengen van de correspondentie, de wederpartij van dit voornemen op de hoogte heeft gesteld en om toestemming heeft gevraagd. Verweerster heeft dit in het onderhavige geval nagelaten. Daardoor heeft zij gedragsregel 12 overtreden en tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld. De raad zal de klacht derhalve gegrond verklaren.

 

6       MAATREGEL

De raad acht in het onderhavige geval termen aanwezig om aan verweerster geen maatregel op te leggen. Daarbij wordt overwogen dat verweerster niet eerder tuchtrechtelijk is veroordeeld en ter zitting terdege inzicht heeft getoond in het feit dat zij klachtwaardig heeft gehandeld.

 

6        BESLISSING

6.1    De raad van discipline:

-          v erklaart de klacht gegrond zonder oplegging van maatregel.

             

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken en L.R.G.M. Spronken , leden, bijgestaan door mr. A.M.T.A. Verhagen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 31 augustus 2015.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

Deze beslissing is in afschrift op 1 september 2015

 

verzonden aan:

-        klaagster

-        verweerster

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.      Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 85452, 2508 CD Den Haag

 

b.      Bezorging

De griffie is gevestigd aan het

Kneuterdijk 1, 2514 EM Den Haag

 

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

Het telefoonnummer van het Hof van Discipline is 088-2053777

 

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 088-2053701

Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

 

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof:

 

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl