Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2015:54

Zaaknummer

ZWB 138 - 2014

Inhoudsindicatie

Juridisch medewerkster onder verantwoordelijkheid van verweerster heeft toegezegd een bezwaarschrift in te dienen, maar dit nadien niet gedaan. Voorts zou verweerster niet adequaat op de fout hebben gereageerd.

Inhoudsindicatie

Klacht (ged) gegrond, geen maatregel

Uitspraak

 

Beslissing van 23 februari 2015

in de zaak ZWB 138 - 2014

 

naar aanleiding van de klacht van:

 

 

     

                      klager

 

 

                      tegen:

 

                     

                    

                     

                     verweerster

 

 

1          Verloop van de procedure

1.1      Bij brief aan de raad van 8 mei 2014 met kenmerk K13-143, door de raad ontvangen op 9 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2      De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 5 januari 2015 in aanwezigheid van klager, bijgestaan door zijn adviseur, en verweerster . Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3      De raad heeft kennis genomen van de hiervoor genoemde brief van de deken met de daarbij behorende bijlagen.

 

2          FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1      In december 2013 heeft klager van de woningcoöperatie X te Breda een besluit ontvangen waarin aan hem een boete is opgelegd van € 589,91 omdat een door klager geaccepteerde woning door hem alsnog was geweigerd. Klager was het niet eens met de aan hem opgelegde boete.

2.2      In eerste instantie heeft klager contact gehad met de heer Y, die de zaak zou voorleggen aan een advocaat. Op 19 maart 2013 ontving klager een e-mail van het kantoor van verweerster. Deze e-mail was niet geschreven door verweerster, maar door haar juridisch medewerkster Z. De tekst van de e-mail luidde als volgt:

“Van de heer Y vernamen wij dat u, kort gezegd, een geschil heeft met X over de door X aan u opgelegde boete, alsmede het verzoek u daarin bij te staan. Uiteraard zijn wij daartoe bereid.

Ik heb, in verband met een zakelijk verblijf van verweerster in het buitenland, uw stukken bekeken. De termijn voor het indienen van het bezwaar eindigt op 24 maart a.s., dat is derhalve reeds a.s. zondag! Nu schuift deze termijn wel op naar maandag 25 maart a.s. omdat de 24e een zondag is, maar het zou goed zijn de termijn zo veilig mogelijk te stellen en nog deze week het bezwaarschrift namens u in te dienen.

Voor u kan een zogenaamde toevoeging worden aangevraagd in het kader van de gesubsidieerde rechtsbijstand (soort pro deo). Hiervoor heb ik echter een kopie van uw identiteitsbewijs (ID-kaart of paspoort) en van uw eventuele partner nodig. Voorts verzoek ik u, in verband met het opstellen van het bezwaarschrift, ons een kopie te doen toekomen van de brief van X van 24 december 2012 alsmede uw brief aan X waarover u spreekt in uw e-mailbericht d.d. 8 februari jl. aan Y.

Met het oog op de termijn verzoek ik u mij, indien mogelijk, nog vandaag de gevraagde stukken te doen toekomen.

Met vriendelijke groet,

mede namens (…),

Z”

2.3      Op 20 maart 2013 heeft klager de nodige stukken op het kantoor van verweerster afgegeven. Op 14 april 2013 vernam klager dat zijn bezwaarschrift niet was ingediend. Bij e-mail van 27 mei 2013 geeft verweerster vervolgens aan dat zij nimmer de opdracht heeft aanvaard om voor klager op te treden. Klager had slechts contact met het secretariaat gehad en niet met verweerster zelf. In diezelfde e-mail doet verweerster nog wel een aanbod om de door klager geleden schade deels te vergoeden. Dit aanbod is voor klager niet acceptabel. Klager heeft zich bij brief van 17 september 2013 met de onderhavige klacht tot de deken gewend.

 

3          klacht

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

3.1      Z, ondanks haar toezegging, het bezwaarschrift niet heeft ingediend en verweerster verantwoordelijk is voor het handelen van Z;

3.2      verweerster niet heeft geprobeerd om deze kwestie, nadat was komen vast te staan dat het bezwaarschrift niet was ingediend, op een behoorlijke manier op te lossen.

 

4          VERWEER

4.1      Verweerster stelt zich op het standpunt dat door haar niet tuchtrechtelijk verwijtbaar is gehandeld omdat haar kantoor klager nimmer als klant heeft aangenomen. Klager heeft slechts met het secretariaat gesproken en heeft verweerster nooit gezien of gesproken. Klager heeft stukken afgegeven op het kantoor van verweerster en heeft daarna contact gehad met Z. Na afgifte van de stukken bleek dat het ging om een klachtprocedure en niet om een bezwaarschriftprocedure. Voor een klachtprocedure wordt geen toevoeging afgegeven. Z heeft hierover contact met klager gehad. Volgens Z. heeft klager vervolgens zelf besloten af te zien van het inschakelen van een advocaat, vanwege de daarmee gepaard gaande kosten.

4.2      Verweerster stelt zich daarnaast op het standpunt dat de zaak van klager kansloos was, zodat zij die sowieso niet zou hebben aangenomen. Vervolgens erkent verweerster wel dat er onduidelijkheid kan zijn ontstaan over de gang van zaken en geeft zij aan dat zij verantwoordelijk is voor het handelen van het secretariaat van haar kantoor. Verweerster heeft daarom aangeboden om de door klager geleden schade deels te vergoeden, maar dat voorstel werd door klager niet geaccepteerd.

 

5          BEOORDELING

Ad klachtonderdeel 1

5.1      Het eerste klachtonderdeel betreft het handelen van Z. Alvorens de raad dit klachtonderdeel inhoudelijk beoordeelt, dient de raad eerst een oordeel uit te spreken over de ontvankelijkheid van de klacht. De klacht betreft, zoals gezegd, het handelen van Z. Zij is als juridisch medewerkster werkzaam op het kantoor van verweerster. Volgens gedragsregel 38 was het Z toegestaan om zaken te behandelen, maar slechts onder de verantwoordelijkheid van verweerster. Dit betekent dat het handelen van Z aan verweerster kan worden toegerekend. Klager is dan ook ontvankelijk in zijn klacht tegen verweerster.

5.2      Voor wat betreft de inhoud van de klacht overweegt de raad als volgt. Gelet op de tekst van de e-mail van 19 maart 2013 staat vast dat Z namens verweerster de opdracht van klager heeft aanvaard om namens hem een bezwaarschrift in te dienen. Dat wordt nog ondersteund door de e-mail van Z van 19 maart om 12.19 uur waarin zij nadrukkelijk aangeeft dat verweerster voor klager een bezwaar bij de stedelijke geschillencommissie zal indienen. Later diezelfde dag heeft Z bovendien om 19.18 uur nog een mail aan klager gestuurd waarin zij voorstelt om de volgende dag even telefonisch contact te hebben om het een en ander door te nemen. Uit deze e-mailwisseling blijkt duidelijk dat verweerster de opdracht heeft aangenomen om namens klager bezwaar in te dienen.

5.3      Vast staat eveneens dat het bezwaar nimmer is ingediend. Verweerster stelt dat Z de opdracht later heeft teruggegeven omdat het geen bezwaarschriftprocedure maar een klachtprocedure zou betreffen, waarvoor geen toevoeging zou worden afgegeven. Z verklaart echter zelf dat klager de opdracht zou hebben ingetrokken omdat hij zich liever de kosten van de toevoeging wilde besparen. Klager stelt zich op het standpunt dat hij de opdracht juist niet heeft ingetrokken en er op vertrouwde dat het bezwaar tijdig zou worden ingediend.

5.4      Gedragsregel 8 schrijft de advocaat voor dat hij zijn cliënt op de hoogte dient te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en deze waar nodig, om misverstanden te voorkomen, schriftelijk dient vast te leggen. Het had derhalve op de weg van verweerster gelegen om schriftelijk aan klager mee te delen dat en waarom de opdracht niet kon worden uitgevoerd, danwel om, indien klager de opdracht zelf zou hebben ingetrokken, schriftelijk aan hem te bevestigen dat het bezwaar dus niet zou worden ingediend en wat daar mogelijk de consequenties van zouden kunnen zijn. Nu verweerster, noch Z, een dergelijke schriftelijke bevestiging aan klager hebben gezonden, blijft onduidelijkheid bestaan over de vraag of het bezwaar nu wel of niet door Z zou worden ingediend. Die onduidelijkheid komt voor risico van verweerster. Het eerste klachtonderdeel is derhalve gegrond.

Ad klachtonderdeel 2

5.5      Klager is van mening dat verweerster niet heeft geprobeerd om deze kwestie op een behoorlijke manier op te lossen. Verweerster is van mening dat zij niet tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld, aangezien zij klager uiteindelijk heeft aangeboden om een groot gedeelte van de door hem als gevolg van het niet indienen van een bezwaar geleden schade te vergoeden. Verweerster heeft daaraan een aantal voorwaarden verbonden, maar die vindt zij niet onredelijk.

5.6      Uit de in het geding gebrachte stukken en hetgeen ter zitting is besproken blijkt dat verweerster diverse keren heeft aangeboden om de door klager als gevolg van het niet indienen van het bezwaarschrift geleden schade aan klager te vergoeden. Verweerster heeft daarbij aangegeven bereid te zijn om het boetebedrag min de door klager verschuldigde eigen bijdrage aan hem te vergoeden. Indien namelijk verweerster wel een bezwaarschrift had ingediend, zouden daaraan kosten zijn verbonden welke klager had moeten voldoen. De raad is van mening dat dit aanbod niet onredelijk is. Zulks geldt temeer nu geen rekening wordt gehouden met de kwade kansen van de bezwaarschriftprocedure. Klager gaat ervan uit dat hij de bezwaarschriftprocedure zou hebben gewonnen, maar dat kan de raad niet met zekerheid vaststellen. Er is derhalve ook een kans dat klager de bezwaarschriftprocedure zou hebben verloren en dus de boete toch zou moeten voldoen.

5.7      Uit de in het geding gebrachte stukken blijkt bovendien dat verweerster haar aanbod niet eenmaal heeft gedaan, maar dit diverse keren heeft herhaald. De raad is derhalve van oordeel dat verweerster meer dan voldoende heeft geprobeerd om deze kwestie netjes op te lossen. Dat klager er voor heeft gekozen om het aanbod niet te accepteren, betekent niet dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Het tweede klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

 

BESLISSING

De raad van discipline: verklaart klachtonderdeel 1 gegrond, zonder dat terzake aan verweerster een maatregel wordt opgelegd en verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond.

 

 

Aldus gegeven door mr. J.K.B. van Daalen, voorzitter, mrs. J.C. van den Dries, E.J.P.J.M. Kneepkens, J.J.M. Goumans, J.F.E. Kikken, leden, bijgestaan door mr. C.M. van den Reek als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 februari 2015 .

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                  

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 februari 2015

 

per aangetekende brief verzonden aan:

-        klager

-        verweerster

 

en per e-mail verzonden aan:

-        de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-        verweerder/verweerster

-        de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

 

en voorzover deze niet-ontvankelijk / ongegrond is verklaard tevens door

-      klager/klaagster

-        de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Zeeland-West-Brabant.    

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.         Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda .

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl