Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

19-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:4

Zaaknummer

14-208

Inhoudsindicatie

Klager verwijt verweerder dat hij fraude heeft gepleegd met zijn derdengeldenrekening ten behoeve van een cliënt van zijn kantoor, zijnde de tegenpartij van klager. Omdat de betalingen van de voor de cliënt ontvangen gelden van de derdengeldrekening van het kantoor van verweerder hebben plaatsgevonden voordat klager executoriaal derdenbeslag heeft laten leggen op de derdengeldrekening van verweerder is de klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 19 januari 2015

in de zaak 14-208

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerder

De voorzitter van de raad van discipline heeft kennisgenomen van de brief van de

deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 19 december 2014 met kenmerk RvT 14-0180/TRC/ML, door de raad ontvangen op 22 december 2014, en van de daarbij gevoegde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Klager is DGA van een holding. Hij heeft de onderhavige klacht ingediend in zijn hoedanigheid van bestuurder van de holding.

1.3    De holding van klager heeft 10 % van de aandelen van X B.V., hierna te noemen X. De overige 90% is gelijkelijk verdeeld over een drietal andere B.V.’s.

1.4    Tussen de holding van klager en X is op 20 november 2012 een managementovereenkomst tot stand gekomen. Volgens de overeenkomst zal klager de functie van directeur zorg gaan vervullen tegen een vergoeding van € 9.333,34 per maand exclusief b.t.w.

1.5    Op een aandeelhoudersvergadering van X B.V. op 31 oktober 2013 is in de notulen vastgelegd dat de managementvergoedingen eerst voor uitbetaling in aanmerking zouden komen indien en zodra de financiële positie van X dit zou toelaten. De holding van klager was op deze vergadering niet vertegenwoordigd.

1.6    De overige aandeelhouders verwijten klager dat hij zijn werkzaamheden niet naar behoren uitvoerde.

1.6    Op 28 juli 2013 heeft klager per e-mail aan de andere aandeelhouders laten weten dat hij zijn managementwerkzaamheden met onmiddellijke ingang staakt. Tevens heeft hij zich ziek gemeld.

1.7     Nadat klager op 30 juli 2013 om betaling van de managementvergoedingen had verzocht heeft hij op 23 oktober 2013 ten laste van X conservatoir derdenbeslag laten leggen.

1.9    Vervolgens heeft klager X in kort geding gedagvaard tot betaling van

€ 97.122,66 inclusief b.t.w., te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 augustus 2013 tot de dag der algehele voldoening, alsmede dat wordt bepaald dat X hem gedurende de resterende looptijd van de managementovereenkomst de overeengekomen vergoeding dient te betalen, met veroordeling van X in de kosten van het geding, waaronder begrepen de nakosten.

1.10    X is in deze zaak bijgestaan door een kantoorgenoot van verweerder, die heeft bepleit dat de vordering van klager dient te worden afgewezen. Tevens heeft hij namens X bij wijze van reconventionele vordering onder meer gevorderd dat het ten laste van X gelegde derdenbeslag dient te worden opgeheven.

1.11    Bij kort geding vonnis van 6 december 2013 is X in conventie veroordeeld

€ 59.628,- aan klager te betalen welk bedrag als voorschot heeft te gelden op hetgeen X aan klager verschuldigd zal zijn uit hoofde van de managementovereenkomst. Tevens is X veroordeeld de proceskosten van klager te voldoen. De reconventionele vordering is gedeeltelijk toegewezen. Het ten laste van X gelegde derdenbeslag wordt opgeheven nadat X het klager toekomende bedrag heeft voldaan.

1.12    X is in gebreke gebleven aan het vonnis van 6 december 2013 te voldoen waarna klager op 11 februari 2014 executoriaal beslag heeft laten leggen op de derdengeldenrekening van verweerder.

1.13    X heeft een projectontwikkelaar een nota d.d. 14 oktober 2013 ad € 37.500,- doen toekomen met het verzoek het verschuldigde bedrag over te maken naar de bankrekening van de Stichting Beheer Derdengelden van het kantoor van verweerder. De projectontwikkelaar heeft dat op 3 januari 2014 gedaan. Vervolgens zijn op 8 en 13 januari 2014 in opdracht van X diverse betalingen verricht voor in totaal € 37.152,01 waarna een bedrag ad

€ 347,99 resteerde op de derdengeldenrekening van het kantoor van verweerder.

1.14    Het bedrag ad € 347,99 is overgemaakt naar de derdengeldrekening van de advocaat van klager. De kwestie van het executoriale beslag is afgewikkeld door een andere collega van verweerder dan de collega die X bij het kort geding heeft bijgestaan.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij fraude heeft gepleegd met zijn derdengeldrekening ten behoeve van de wederpartij van klager.

Ter toelichting op zijn klacht heeft klager het volgende aangevoerd:

2.2    Het is de deurwaarder niet gelukt het vonnis van 6 december 2013 te executeren. Beslagen op bankrekeningen van X hebben tot niets geleid.

2.3    Verweerder heeft willens en wetens misbruik gemaakt van zijn derdengeldrekening zodat X niet aan het vonnis van de rechtbank van 6 december 2013 hoeft te voldoen.

2.4    Het voor X ontvangen geld had ingevolge het vonnis van 6 december 2013 aan klager moeten worden voldaan.

2.5    Het is voor het voortbestaan van klagers bedrijf van belang dat zijn vordering zo spoedig mogelijk wordt voldaan.

3    VERWEER

3.1    Verweerder meent dat er geen sprake is van frauduleus handelen in welke zin dan ook, noch is er sprake van misbruik van derdengelden. Evenmin is de stichting derdengelden van zijn kantoor betrokken bij een overeenkomst waarbij een projectontwikkelaar partij is, laat staan dat de stichting derdengelden van zijn kantoor uit welke hoofde dan ook een vordering op de projectontwikkelaar zou hebben.

3.2    De relatie met X wordt beheerst door de geheimhoudingsplicht.

3.3    Anders dan klager lijkt te veronderstellen rust, noch rustte op de kantoorgenoten van verweerder een verplichting rekening te houden met de al dan niet gerechtvaardigde belangen van klager.

3.5    Uit het tijdsverloop blijkt dat er geen sprake was van opzet om klager te benadelen.

3.6    Het tuchtrecht dient niet voor het incasseren van vorderingen. Daarvoor staan andere wegen open.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    Blijkens de stukken heeft X een projectontwikkelaar een nota d.d. 14 oktober 2013 ad € 37.500,- doen toekomen met het verzoek het verschuldigde bedrag over te maken naar de derdengeldrekening van het kantoor van verweerder waarna de projectontwikkelaar op 3 januari 2014

€ 37.500,- heeft voldaan op deze rekening. Vervolgens zijn op 8 en 13 januari 2014 in opdracht van X diverse betalingen van de derdengeldrekening verricht voor in totaal € 37.152,01 waarna een bedrag ad € 347,99 resteerde ten behoeve van X, welk bedrag, nadat klager op 11 februari 2014 executoriaal derdenbeslag heeft doen leggen op de derdengeldenrekening van verweerder, is overgemaakt naar de derdengeldrekening van de advocaat van klager.

4.3    Abusievelijk meent klager dat het enkele feit dat op 3 januari 2014, dus nadat het vonnis op 6 december 2013 was gewezen, op de derdengeldrekening van het kantoor van verweerder € 37.500,- voor X is ontvangen leidde tot een verplichting voor verweerder om het ontvangen bedrag aan klager te doen toekomen. Dat is pas het geval nadat op 11 februari 2014 executoriaal derdenbeslag is gelegd op de derdengeldrekening van verweerder.

4.4    Omdat de betalingen van het op 3 januari 2014 ontvangen bedrag ad

€ 37.500,- voor in totaal € 37.152,01 op 8 en 13 januari 2014 hebben plaatsgevonden en toen nog geen executoriaal derdenbeslag was gelegd is het niet juist dat verweerder fraude heeft gepleegd met zijn derdengeldrekening ten behoeve van X en is de klacht van klager tegen verweerder kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Wijst de klacht van klager tegen verweerder af.

Aldus gewezen door mr. S.H. Bokx-Boom, voorzitter, met bijstand van mr. A. Huber

als griffier op 19 januari 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 19 januari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten