Rechtspraak
Uitspraakdatum
05-01-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:13
Zaaknummer
R. 4479/14.65a
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft erkend dat hij heeft nagelaten hoger beroep in te stellen alsmede dat hij niet heeft gereageerd op verzoeken van klager en diens opvolgend advocaat.
Inhoudsindicatie
Klacht gegrond
Inhoudsindicatie
Maatregel berisping
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief van 7 maart 2014 aan de raad met kenmerk K372 2013 bm/sh, door de raad ontvangen op 11 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 3 november 2014 van de raad in aanwezigheid van klager en verweerder. Klager werd ter zitting bijgestaan door mr. C, advocaat te M. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Verweerder heeft als advocaat de belangen behartigd van de tandartspraktijk van klager.
2.3 Bij vonnis van 7 maart 2012 heeft de Rechtbank Rotterdam de door verweerder voor klager ingestelde vorderingen afgewezen.
2.4 Bij brief van 6 juni 2012 heeft klager een klacht tegen verweerder ingediend, omdat verweerder verzuimd heeft hoger beroep in te stellen van dit, ondanks de wens daartoe van klager.
2.5 Klager heeft de deken om bemiddeling gevraagd, omdat verweerder niet op zijn verzoeken om contact op te nemen reageerde.
2.6 De deken heeft verweerder bij brief van 14 juni 2012 verzocht contact op te nemen met klager ten einde de kwestie te bespreken en de deken te informeren omtrent het contact.
2.7 Bij brief van 29 juni 2012 heeft verweerder de deken een afschrift van zijn brief van 28 juni 2012 gericht aan klager gestuurd. Daarin heeft verweerder onder meer te kennen gegeven de kwestie nader te zullen bestuderen en zijn aansprakelijkheidsverzekering op de hoogte te stellen.
2.8 Verweerder heeft klager bericht spoedig na 4 juli 2012 op de zaak terug te komen.
2.9 Bij brieven van 23 augustus 2012 en 8 oktober 2012 heeft de deken aan verweerder een rappel gestuurd.
2.10 Op 11 oktober 2012 heeft verweerder contact opgenomen met de stafjurist van de deken en toegezegd binnen een week te zullen reageren.
2.11 Bij brief van 25 oktober 2012 heeft de deken een rappel aan verweerder gezonden.
2.12 Verweerder heeft bij brief van 1 november 2012 gericht aan klager voor het eerst inhoudelijk gereageerd. Verweerder bood aan door middel van een gesprek te bezien of een correcte afwikkeling van de kwestie kon worden bereikt. De stafjurist van de deken heeft deze brief aan klager doorgestuurd en hem verzocht aan te geven of de kwestie voor wat betreft de bemiddeling kon worden afgesloten.
2.13 Toen de stafjurist bij brief van 30 november 2012 aan klager heeft aangegeven tot sluiting van het dossier over te gaan, heeft klager de deken bericht dat hij niets van de verzekeraar van verweerder had vernomen en de kwestie nog niet als afgedaan kon worden beschouwd.
2.14 De deken heeft verweerder bij brief van 6 december 2012 verzocht contact op te nemen met klager teneinde de kwestie op te lossen.
2.15 Bij brieven van 17 januari 2013 en 4 februari 2013 is verweerder gerappelleerd en uitgenodigd voor een gesprek met de deken.
2.16 Op 28 maart 2013 heeft een bespreking met de deken plaatsgevonden. Verweerder heeft tijdens die bespreking te kennen gegeven geen goede reden te hebben voor het veelvuldig uitblijven van reacties van zijn kant en heeft beterschap toegezegd.
2.17 Bij e-mailbericht van 22 juli 2013 heeft verweerder de deken bericht dat overleg plaatsvond tussen hem en de advocaat van klager over een oplossing en dat hij in afwachting was van een terugkoppeling.
2.18 Bij e-mail bericht van 17 oktober 2013 heeft de advocaat van klager de deken laten weten geen enkele reactie te hebben gekregen van verweerder op haar e-mailberichten aan hem van 25 juli, 27 augustus en 5 september 2013. De advocaat van klager heeft de deken verzocht het verzoek tot bemiddeling om te zetten in een formele klacht.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder, dat hij:
a) heeft nagelaten hoger beroep in te stellen tegen het vonnis van 7 maart 2012 van de rechtbank Rotterdam en klager hiervan niet op de hoogte heeft gesteld;
b) niet reageert op verzoeken van de advocaat van klager en diens advocaat, meer in het bijzonder de afgifte van het dossier en de verzoeken om in overleg tot een oplossing te komen.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft erkend dat hij geen hoger beroep heeft ingesteld tegen het vonnis van 7 maart 2012 en heeft gesteld dat zijn kantoorgenoot een negatieve second opinion ten aanzien van dit hoger beroep heeft uitgebracht. Verweerder heeft echter nagelaten dit negatieve advies aan klager voor te leggen en met hem te bespreken. Verweerder heeft voorts erkend dat hij ook verder op geen enkele wijze met klager heeft gecommuniceerd.
5 BEOORDELING
5.1 De raad is van oordeel dat verweerder jegens klager niet de zorgvuldigheid in acht heeft genomen die hij als advocaat had behoren te betrachten. Vast staat dat verweerder de hoger beroepstermijn heeft laten verstrijken en klager niet tijdig ervan heeft verwittigd dat hij niet voornemens was hoger beroep in te stellen. Niet is komen vast te staan dat verweerder de door zijn kantoorgenoot gegeven negatieve second opinion met klager heeft besproken, laat staan schriftelijk aan klager heeft bevestigd. Voorts staat vast dat verweerder nadien iedere mogelijke inhoudelijke communicatie met klager en zijn advocaat dan wel met de deken uit de weg is gegaan, hetgeen klager ook heeft erkend. De klacht is derhalve gegrond.
6 MAATREGEL
6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding en het feit dat klager tot de dag van de zitting nog steeds niet inhoudelijk met (de advocaat van) klager heeft gecommuniceerd, acht de raad de maatregel van een berisping passend en geboden.
BESLISSING
De Raad van Discipline:
verklaart de klacht gegrond en legt ter zake aan verweerder de maatregel van berisping op.
Aldus gewezen door mr. mr C.H. van Breevoort-de Bruin, (plaatsvervangend) voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, (plaatsvervangende) leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 7 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement bij de Hoge Raad der Nederlanden
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT BREDA
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4814 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl