Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

21-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2015:35

Zaaknummer

14-211

Inhoudsindicatie

Klacht tegen de advocaat van de ex-echtgenoot van klager in verband met achterstallige alimentatietermijnen en de incasso daarvan door de ex-echtgenoot. Nadat klager protesteerde tegen de berekening van verweerster heeft verweerster de executie direct stopgezet en heeft zij geen nieuwe incassomaatregelen getroffen op basis van die berekening. Gezien de vrijheid van de advocaat van de wederpartij is de klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 21 januari 2015

in de zaak 14-211

naar aanleiding van de klacht van:

klager

tegen:

verweerster

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland van 19 december 2014 met kenmerk RvT 14-0058/TRC, door de raad ontvangen op 22 december 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1    FEITEN

1.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2    Verweerster is de advocaat van de ex-echtgenote van klager. Het huwelijk tussen klager en zijn ex-echtgenote is op 28 maart 2003 ontbonden door inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de Burgerlijke Stand. Partijen hebben samen twee kinderen en bij beschikking van 26 mei 2005 heeft het gerechtshof Amsterdam de bijdrage van klager in de kosten van de kinderen vastgesteld op EUR 380,- per kind per maand. Op grond van de wettelijke indexering is dat bedrag per 1 januari 2012 EUR 438,15 per kind per maand geworden.

1.3    Er zijn diverse procedures gevoerd waaronder een verzoekschriftprocedure ter verlaging van de bijdrage per kind per maand. In 2012 is de bijdrage per kind per maand verlaagt naar EUR 193,-  en bij beschikking van 5 september 2013 van het gerechtshof Arnhem – Leeuwarden is bepaald dat de bijdrage van klager per 1 februari 2012 EUR 138,50 per kind per maand zal bedragen en met ingang van 1 mei 2013 EUR 103,- per kind per maand. In de beschikking is onder meer opgenomen dat bij de ingangsdatum van 1 februari 2012 voor de vrouw geen terugbetalingsverplichting ontstaat aangezien klager aan haar met ingang van deze datum een bijdrage van EUR 103,- per kind per maand is gaan betalen.

1.4    Tussen partijen staat vast dat klager een achterstand had in de alimentatie. In verband met achterstallige alimentatietermijnen liep er begin 2012 reeds  een executieprocedure geïnitieerd door de vrouw en daartegen startte klager in maart 2012 een kort geding om de executie te staken met het verzoek tot veroordeling van de vrouw tot betaling van een bedrag aan hem in verband met onverschuldigd betaalde alimentatie. De vorderingen van klager in kortgeding zijn afgewezen en omdat hij geen verhaal bood heeft de vrouw het incassotraject voorlopig beëindigd. Na de beschikking van het gerechtshof Arnhem – Leeuwarden in september 2013 volgde onderling overleg tussen de advocaten over de ontstane betalingsachterstand. De advocaat van klager heeft bij brief van 24 september 2013 onder meer geschreven dat er een betalingsachterstand van circa EUR 3.000,- bestond. Verweerster heeft daarop in haar brief van 10 oktober 2013 een voorstel geformuleerd. In diezelfde brief heeft zij een berekening gemaakt van de hoogte van de betalingsachterstand volgens haar (cliënte), welke uitkwam op EUR 3.673,10.

1.5    Toen het overleg over het oplossen van de betalingsachterstand vastliep, heeft verweerster op 16 december 2013 de deurwaarder opdracht gegeven om de beschikking van het Gerechtshof én het vonnis in kort geding aan klager te betekenen. Verweerster heeft een door haar opgesteld overzicht meegestuurd van de achterstand in de alimentatie, ten bedrage van EUR 3.673,10. De betekening heeft op 9 januari 2014 plaatsgevonden. Klager heeft de deurwaarder vervolgens gemotiveerd bericht waarom de berekening in het exploit onjuist was. Daarop heeft de deurwaarder, in overleg met verweerster, bij mail van 15 januari 2014 het uitgebrachte exploit en het bevel d.d. 9 januari 2014 ingetrokken en buiten effect gesteld.

1.6    Na 15 januari 2014 heeft verweerster geen incassomaatregelen meer getroffen jegens klager. Ook heeft klager na die datum niets meer gehoord van verweerster op zijn vraag om te reageren op de door hem opgestelde berekening.

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet door:

1)    een rekenkundige fout te maken in de berekening van de vordering op klager;

2)    niet te reageren op klagers verzoek een nieuwe berekening te maken ofwel klager te berichten dat de door hem aangeleverde berekening akkoord is bevonden;

3)    ondanks de verzoeken hiertoe geen actie te ondernemen om uit de thans ontstane impasse te komen;

4)    niet te reageren op het schrijven van klager aan de deurwaarder, die dit schrijven aan verweerster heeft verzonden;

5)    de incassopogingen in een eerdere zaak (bedrag ad EUR 2.455,-) blijkens het verweer van de gerechtsdeurwaarder niet te baseren op de beslissing van het Gerechtshof;

6)    de afspraken die tijdens de bespreking op 25 juni 2014 in de aanwezigheid van mr. X zijn gemaakt, niet na te komen.

3    VERWEER

3.1    Verweerster stelt zich op het standpunt dat in haar optiek aan de advocaat van klager voldoende uiteen is gezet hoe de vordering is opgebouwd en welk bedrag klager in totaal verschuldigd is. De advocaat van klager heeft nimmer gereageerd op die (op 10 oktober 2013 aan hem toegezonden) berekening. Pas nadat de deurwaarder op 9 januari 2014 de beschikking heeft betekend, heeft klager jegens de deurwaarder gereageerd.

3.2    Uit de stukken blijkt dat de betekening en het bevel tot betaling zijn ingetrokken en buiten effect zijn gesteld. Er is voorts geen sprake van enig financieel nadeel bij klager, omdat klager geen betaling heeft verricht en het incassotraject is beëindigd.

3.3    Het feit dat verweerster (nog) niet heeft gereageerd op de berekening van klager heeft van doen met het feit dat zij haar cliënte daar nog niet over gesproken heeft. Van overschrijding van een redelijke termijn is geen sprake.

3.4    Verweerster is van mening dat zij niet beroepsmatig onjuist dan wel niet correct heeft gehandeld.

4    BEOORDELING

4.1    Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2    Bij de beoordeling van de klachten van klager geldt als uitgangspunt dat de advocaat van de wederpartij een grote vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaat zouden worden geschaad.

4.3    Met betrekking tot het eerste en vijfde klachtonderdeel stelt de voorzitter voorop dat hij niet kan beoordelen in hoeverre verweerster een foutieve berekening heeft gemaakt, omdat daarvoor inzicht moet bestaan in alle stellingen die het Gerechtshof kenbaar waren en die ten grondslag hebben gelegen aan de beschikking van 5 september 2013. Wel kan het handelen van verweerster worden beoordeeld en daarvoor acht de voorzitter van belang dat de advocaat van klager in een eerder schrijven van 24 september 2013 schreef dat klager een betalingsachterstand had van circa EUR 3.000,- In reactie daarop heeft verweerster in haar brief van 10 oktober 2013 aan de advocaat van klager uiteengezet waarom het door klager te betalen bedrag EUR 3.673,10 bedroeg naar haar mening. Namens klager is daarop nimmer gereageerd. In zoverre stelt de voorzitter vast dat klager niet kan zijn overvallen door het gevorderde bedrag van EUR 3.673,10 in het exploit van 9 januari 2014. Nadat klager wel protesteerde tegen de berekening van verweerster heeft verweerster het exploit direct laten intrekken en heeft zij geen nieuwe incassomaatregelen getroffen op basis van die berekening. Gegeven de vrijheid die een advocaat van de wederpartij geniet, zijn het eerste en vijfde klachtonderdeel gezien deze feitelijke omstandigheden kennelijk ongegrond, nog daargelaten de vraag of verweerster werkelijk een fout in de berekening heeft gemaakt.

4.4    De klachtonderdelen 2, 3 en 4 kunnen gezamenlijk worden behandeld, daar deze allen zien op het niet reageren c.q. actie ondernemen door verweerster. Dat verweerster niet heeft gereageerd op de verzoeken van klager staat vast, maar of dat een tuchtrechtelijk verwijt oplevert, is iets anders. Met verweerster is de voorzitter van mening dat geen sprake is geweest van overschrijding van een redelijke termijn. Tegen het licht van de eerder vermelde norm waaraan een advocaat van de wederpartij moet voldoen, oordeelt de voorzitter dat hier niet is gebleken van nodeloos of ontoelaatbaar schaden van de belangen van klager door verweerster. Deze klachten zijn dan ook kennelijk ongegrond.

4.5    Het zesde klachtonderdeel betreft het al dan niet nakomen door verweerster van de op 25 juni 2014 gemaakte afspraken in het bijzijn van mevrouw mr. X. De voorzitter meent dat de stelling van verweerster dat zij het voorstel van klager van 27 juni 2014 op 30 juni 2014 heeft doorgestuurd aan haar cliënte, maar dat laatstgenoemde vanwege nieuwe, door klager geëntameerde procedures niet bereid was met een voorstel akkoord te gaan, begrijpelijk is. De voorzitter verklaart ook het laatste klachtonderdeel kennelijk ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter wijst de klachten van klager af.

Aldus gewezen door mr. R.A. Steenbergen, voorzitter, met bijstand van mr. S. Le Noble als griffier op 21 januari 2015.

griffier     voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 22 januari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

-    klager

en per gewone post aan:

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten