Rechtspraak
Uitspraakdatum
16-03-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:81
Zaaknummer
R.4526/14.111
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft in 2011 een arbeidszaak voor klager in behandeling genomen. Hij heeft aanvankelijk brieven geschreven aan de wederpartij, maar heeft daarna langere tijd, in verband met ziekte, de zaak niet meer opgepakt. De klacht betreft ook het verwijt dat verweerder het dossier niet aan de opvolgende advocaat heeft overgedragen. De raad verklaart de klacht gegrond en legt als maatregel aan verweerder op een voorwaardelijke schorsing van één maand.
Uitspraak
1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 15 mei 2014, door de raad ontvangen op 16 mei 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij brief van 21 mei 2014 heeft de deken de aan verweerder gestuurde correspondentie aan de raad toegezonden.
1.3 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 19 januari 2015 in aanwezigheid van zowel klager als verweerder. Klager werd vergezeld van zijn echtgenote. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4 Bij brief van 3 februari 2015 heeft klager aan de raad bericht dat verweerder zijn ter zitting gedane toezeggingen niet was nagekomen.
1.5 Bij brief van 5 februari 2015 heeft de griffier verweerder om een reactie op laatstbedoeld bericht gevraagd.
1.6 Bij brief van 12 februari 2015 heeft verweerder op het verzoek van de griffier gereageerd met het bericht dat hij het dossier had teruggevonden.
1.7 Nadat de griffier klager over het laatste bericht van verweerder had geïnformeerd, heeft klager de raad bij e-mail van 19 februari 2015 geïnformeerd dat hij het dossier van verweerder op 18 februari 2015 had ontvangen.
1.8 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Bij beslissing van de Raad voor Rechtsbijstand van 2 februari 2011 is verweerder aan klager als advocaat toegevoegd terzake van een loongeschil over loonvordering/secundaire arbeidsvoorwaarden met de (voormalige) werkgever van klager.
2.3 Bij de toevoeging is een eigen bijdrage bepaald van € 482,--. Klager heeft de eigen bijdrage op 9 februari 2011 voldaan.
2.4 Verweerder heeft aan klager meerdere malen beloofd de zaak op te pakken.
2.5 In mei 2013 heeft klager zich tot het Juridisch Loket gericht met een verzoek om verwijzing naar een andere advocaat. Het Juridisch Loket heeft klager op 22 mei 2013 verwezen naar mr. H, advocaat te Den Haag. Daarbij is als juridisch probleem omschreven dat klager graag een advocaat dan verweerder wilde, nu deze niets had ondernomen.
2.6 Mr. H heeft per telefoon en fax aan verweerder verzocht om overdracht van het dossier. Deze verzoeken zijn niet beantwoord.
2.7 Bij brief van 19 februari 2014 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.
3.2 Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat deze is tekortgeschoten in de belangenbehartiging en dat deze het dossier niet aan de opvolgende advocaat heeft overhandigd.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 Ter zitting van 19 januari 2015 heeft verweerder in reactie op de klacht – zakelijk weergegeven – het volgende gesteld.
De klacht is terecht ingediend. Verweerder heeft destijds, toen de zaak is opgestart, brieven aan de (voormalige) werkgever van klager gestuurd. Toen is verweerder ziek geworden. Het dossier is gearchiveerd, maar verweerder kan het niet meer in het archief vinden. Uit schaamte heeft verweerder hierover niet met klager gecommuniceerd en heeft hij in januari 2014 zelfs meegedeeld dat het dossier terecht was en zou worden toegezonden.
Verweerder is door ziekte 2,5 jaar uit de running geweest. Sinds omstreeks november 2014 is hij weer actief in zijn advocatenpraktijk.
5.3 Verweerder had tot aan de zitting de helft van zijn archief doorgespit.
5.4 Verweerder heeft ter zitting toegezegd binnen een week nadien de andere helft van het archief door te lopen om het dossier van klager te zoeken en klager uiterlijk op 28 januari 2015 over zijn bevindingen te informeren. Ook heeft verweerder toegezegd klager binnen die termijn te informeren over de mogelijkheid hem aansprakelijk te stellen. Tenslotte zegde verweerder toe een kopie van zijn berichtgeving aan klager aan de raad te zullen sturen.
5.5 Uit de na de zitting binnengekomen stukken blijkt het volgende. Verweerder heeft klager binnen de gestelde termijn niet geïnformeerd over zijn bevindingen. Verweerder heeft klager evenmin geïnformeerd over de mogelijkheid hem aansprakelijk te stellen.
Klager heeft de raad geïnformeerd dat hij geen bericht van verweerder had ontvangen. Eerst nadat de griffier verweerder hierover heeft bericht, hem daarbij een termijn voor antwoord stellende, heeft verweerder binnen die termijn geantwoord. Daaruit bleek dat verweerder het verloren gewaande dossier had aangetroffen en dat hij het zo spoedig mogelijk aan klager zou sturen. Klager heeft daarna de raad bericht dat hij het dossier op 17 februari 2015 heeft ontvangen.
5.6 Gelet op het voorgaande is de klacht gegrond.
Verweerder heeft, na aanvankelijk de werkgever te hebben aangeschreven, geen verdere actie namens klager ondernomen en heeft evenmin met klager overleg gevoerd over vervolgstappen. De zaak is daardoor jaren blijven liggen. Daarnaast is verweerder jarenlang in gebreke gebleven met de afgifte van het dossier aan de opvolgende advocaat van klager.
5.7 Aan de gegrondheid van de klacht doet niet af dat verweerder uiteindelijk nog na de ter zitting gestelde termijn heeft gedaan wat hij had moeten doen, voor zover het de afgifte van het dossier betreft.
6 MAATREGEL
De raad rekent het verweerder ernstig aan dat hij klager verstoken heeft gelaten van rechtsbijstand en dat hij lange tijd onmogelijk heeft gemaakt dat rechtsbijstand door een andere advocaat kon worden verleend. De raad neemt in aanmerking dat verweerder zijn toezeggingen ter zitting niet dan wel met vertraging is nagekomen. Verweerder heeft nagelaten klager en de raad eigener beweging te informeren en heeft ook nagelaten klager te informeren over de mogelijkheid hem aansprakelijk te stellen.
7 BESLISSING
De Raad van Discipline:
- verklaart de klacht gegrond;
- legt als maatregel op schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand, met bepaling dat deze niet ten uitvoer zal worden gelegd tenzij de Raad van Discipline later anders mocht bepalen op grond dat verweerder zich vóór het einde van een proeftijd van twee jaar aan een in artikel 46 Advocatenwet bedoelde gedraging heeft schuldig gemaakt.
Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.G. Colombijn-Broersma, T. Hordijk, P.S. Kamminga, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 maart 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 18 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.
Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten Den Haag
- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten
Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.
De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.
Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:
a. Per post
Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:
Postbus 9679, 4801 LT Breda
b. Bezorging
De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein8, 4812 LS Breda.
Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.
c. Per fax
Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.
Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof
076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl
Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl