Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:11

Zaaknummer

R. 4489/14.74

Inhoudsindicatie

Onbetwist staat vast dat verweerster het griffierecht te laat heeft betaald, waardoor klaagster in hoger beroep niet-ontvankelijk is verklaard. Het verweer van verweerster, dat zij niet binnen de gestelde termijn een nota van het gerechtshof heeft ontvangen, zoals aangekondigd, treft geen doel: van een advocaat mag worden verwacht ermee bekend te zijn dat het griffierecht binnen vier weken na het aanbrengen van het beroepschrift betaald dient te zijn, op straffe van niet-ontvankelijkheid.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond.

Inhoudsindicatie

Maatregel enkele waarschuwing

Inhoudsindicatie

 

Uitspraak

 

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief van 21 maart 2014 aan de raad met kenmerk K431 2014 bm/ksl, door de raad ontvangen op 26 maart 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van 3 november 2014 van de raad in aanwezigheid van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Verweerster heeft de belangen van klaagster behartigd in het kader van een echtscheidingsprocedure.

2.3 Bij beroepschrift van 29 augustus 2012 heeft verweerster hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van 31 mei 2012 van de Rechtbank Den Haag.

2.4 Bij beschikking van 9 januari 2013 van het Gerechtshof Den Haag is klaagster niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep vanwege het door verweerster te laat betalen van het griffierecht.

2.5 Bij e-mailbericht van 8 december 2013 heeft klaagster een klacht tegen verweerster ingediend bij de deken.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij te laat het griffierecht heeft betaald, waardoor het Gerechtshof het hoger beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard. Als gevolg daarvan zijn de gevolgen van de echtscheiding nog altijd niet goed geregeld.

 

4 VERWEER

4.1 Verweerster heeft gesteld dat klaagster de dupe is geworden van een bestuurlijke en administratieve chaos vanwege de overgang van gescheiden financiële administraties van de rechtbank naar één centrale financiële administratie. Ook is klaagster de dupe geworden van de rigide en weigerachtige opstelling van het Gerechtshof Den Haag.

4.2 Verweerster heeft voorts gesteld dat zij klaagster ter compensatie het griffierecht inzake het hoger beroep heeft terugbetaald en de verdere afwikkeling van de echtscheiding ter hand heeft genomen.

4.3 Ten slotte heeft verweerster gesteld dat het hoger beroep van klaagster niet kansrijk was. De afwikkeling van de echtscheiding is naar de mening van verweerster in een impasse geraakt doordat klaagster wilde afwijken van de wettelijke draagplicht bij helfte voor de huwelijkse schulden.

4.4 Verweerster is van mening dat klaagster geen grond heeft om te klagen nu klaagster ter zitting heeft gesteld dat zij de klacht heeft doorgezet, omdat zij niet wenst dat anderen iets dergelijks overkomt.

 

5 BEOORDELING

5.1 Onbetwist staat vast dat verweerster het griffierecht te laat aan het Gerechtshof  Den Haag heeft betaald waardoor klaagster niet-ontvankelijk is verklaard in haar hoger beroep. Het verweer van verweerster dat zij niet binnen de gestelde termijn een nota van het Gerechtshof heeft ontvangen zoals aangekondigd in de ontvangstbevestiging van 3 september 2012 treft geen doel; van een advocaat mag worden verwacht ermee bekend te zijn dat het griffierecht binnen vier weken na het aanbrengen van het beroepschrift betaald dient te zijn, op straffe van niet-ontvankelijkheid. Gelet hierop is de raad van oordeel dat verweerster jegens klaagster niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een behoorlijk advocaat mag worden verwacht. De klacht is derhalve gegrond.

5.2 Het verweer onder 4.4 treft geen doel, nu klaagster naar voren heeft gebracht dat de klacht is ingediend om deze kwestie voor zichzelf voor eens en altijd af te sluiten.

 

6 MAATREGEL

6.1 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de maatregel van een enkele waarschuwing passend en geboden.

 

BESLISSING

De Raad van Discipline:

verklaart de klacht gegrond en legt aan verweerster de maatregel van een enkele waarschuwing op.

 

Aldus gewezen door mr. mr C.H. van Breevoort-de Bruin, (plaatsvervangend) voorzitter, mrs. M. Aukema, L.P.M. Eenens, H.E. Meerman en A.J.N. van Stigt, (plaatsvervangende) leden, bijgestaan door mr. M. Boender-Radder als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 januari 2015.

griffier voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 januari 2015 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden     

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is: Postbus 9679, 4801 LT BREDA

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4814 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c. Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof 076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl. Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl