Rechtspraak
Uitspraakdatum
23-03-2015
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2015:35
Zaaknummer
R. 4443/14.29
Inhoudsindicatie
Verzet. Onzorgvuldig handelen door verweerder niet gebleken. De raad verenigt zich met de beoordeling van de klacht door de plaatsvervangend voorzitter. Verzet ongegrond.
Uitspraak
1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE
1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 27 januari 2014 met kenmerk R 2014/17 ml, door de raad ontvangen op 30 januari 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.
1.2 Bij beslissing van 11 februari 2014 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 12 februari 2014 aan partijen is verzonden.
1.3 Bij brief van 17 februari 2014, door de raad ontvangen op 18 februari 2014, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.
1.4 Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 26 januari 2015 in aanwezigheid van klager. Verweerder is niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.5 De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.
2 FEITEN
2.1 Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
2.2 Klager is in 2002, 2004 en 2005 opgenomen geweest in een kliniek voor psychiatrische patiënten.
2.3 Klager heeft onder meer op 20 januari 2009 bij de klachtcommissie van de betreffende instelling geklaagd over zijn behandeling.
2.4 Op 7 juli 2009 is een beslissing op klagers bezwaar genomen. Op dit bezwaar is afwijzend beslist.
2.5 Klager heeft zich in februari 2013 gewend tot het kantoor van verweerder, met zijn dossier, teneinde te bezien of verweerder een procedure tegen de betreffende kliniek zou kunnen aanvangen.
2.6 Bij brief van 25 maart 2013 heeft verweerder klager na kennisneming van de door klager afgegeven stukken, bericht dat zijn kantoor daarvoor niet de expertise in huis heeft en dat hij klager niet kan bijstaan.
2.7 Op 29 juli 2013 heeft alsnog een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van verweerder, omdat klager nogmaals de haalbaarheid van een procedure tegen de betreffende kliniek onderzocht wenste te zien.
2.8 Op 27 augustus 2013 heeft verweerder een toevoeging aangevraagd bij de Raad voor Rechtsbijstand voor een procedure tegen de betreffende kliniek. Deze toevoeging is afgegeven met als omschrijving “geschil medisch handelen”.
2.9 Op 6 september 2013 heeft verweerder klager bericht dat de Raad voor Rechtsbijstand aan klager een eigen bijdrage heeft opgelegd van € 129,-.
2.10 Bij brief van 23 september 2013 heeft verweerder klager bericht dat hij de stukken nogmaals heeft bestudeerd, maar dat hij zijn eerdere standpunt omtrent de haalbaarheid van de zaak handhaaft.
2.11 Op 8 oktober 2013 heeft verweerder op klagers verzoek alle in zijn bezit zijnde stukken aan klager doen toekomen.
2.12 Bij brief van 8 oktober 2013 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.
3 KLACHT EN VERZET
3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij jegens klager tekort is geschoten en een loopje met hem heeft genomen bij de beoordeling van zijn zaak.
3.2 De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat hij zich met het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter niet kan verenigen en dat in zijn ogen verweerder wel degelijk klachtwaardig heeft gehandeld.
4 VERWEER
4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de Raad hierna waar nodig zal ingaan.
5 BEOORDELING
5.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.
5.2 De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.
5.3 De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere beschouwingen of conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klacht(onderdelen) en maakt die tot de zijne. Dit brengt mee dat het verzet ongegrond is.
6 BESLISSING
De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. M.G. van den Boogerd, W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten en P.C.M. van Schijndel, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 maart 2015.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 24 maart 2015 per aangetekende brief verzonden aan:
- klager
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.