Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-02-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2015:38

Zaaknummer

14-313A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klager stelt dat verweerder ten onrechte zijn bijstand aan klager heeft neergelegd en ten onrechte niet op het verzoek om contact reageerde. De voorzitter is het met verweerder eens dat verweerder wel voor klagers moeder maar nimmer voor klager zelf als advocaat is opgetreden. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 5 februari 2015

in de zaak 14-313A

naar aanleiding van de klacht van:

De heer

Gemachtigde:

De heer mr.

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna: “de voorzitter”) heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 6 januari 2015, door de raad ontvangen op

8 januari 2015, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Verweerder heeft vanaf 2007 de moeder van klager, mevrouw B, als raadsman bijgestaan in een aantal zaken die te maken hadden met het feit dat de kinderen van mevrouw B al jaren in onmin met elkaar leefden en verschillende visies hadden over de verzorging en huisvesting van mevrouw B.

1.3 Vanaf 2008 woonde mevrouw B in een verzorgingstehuis en fungeerde verweerder als haar eerste contactpersoon. Verweerder was tevens gemachtigde tot de lopende betaalrekening van mevrouw B.

1.4 Onder andere is verweerder voor mevrouw B opgetreden in een zaak tegen wederpartij X.

1.5 Op 5 oktober 2010 heeft verweerder in een e-mail aan klager onder andere geschreven:

“Uw aanwezigheid bij de bespreking is akkoord.

Spreken we hier af op kantoor om 10.30 uur?”

1.6 Op 22 januari 2011 is mevrouw B overleden.

2 KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet nu hij:

a) zonder overleg met of instemming van klager zijn werkzaamheden in de zaak van wijlen mevrouw B tegen X heeft gestaakt;

b) niet heeft gereageerd op vragen die klager hem per e-mail of telefonisch heeft gesteld.

3 BEOORDELING

3.1 De nieuwe Advocatenwet is van toepassing op klachten die op of na 1 januari 2015 zijn ingediend bij de deken. De onderhavige klacht is voor 1 januari 2015 ingediend bij de deken en wordt door de raad van discipline derhalve behandeld en beoordeeld op grond van de oude Advocatenwet, zoals die tot 1 januari 2015 gold. Waar in deze beslissing naar de Advocatenwet wordt verwezen, wordt de oude Advocatenwet bedoeld.

3.2 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

3.3 De klachtonderdelen zullen in het navolgende gezamenlijk worden behandeld.

3.4 Klager gaat er vanuit dat verweerder zijn advocaat is geweest en zijn klachten hebben dan ook betrekking op verweerders optreden in die hoedanigheid. Dat blijkt onder meer uit klagers beroep op Gedragsregel 9 ter zake van het neerleggen van een gegeven opdracht; die regel heeft slechts betrekking op de relatie tussen een advocaat en diens cliënt.

3.5 Verweerder heeft jarenlang de belangen van mevrouw B behartigd maar heeft gemotiveerd betwist dat hij op enig moment als advocaat van klager is opgetreden.

3.6 Uit niets is de voorzitter gebleken dat verweerder op enig moment, voor of na het overlijden van mevrouw B, als advocaat van klager is opgetreden of dat klager hem zelfs maar het verzoek heeft gedaan om als zijn advocaat op te treden. Het feit dat klager wel contacten met verweerder heeft onderhouden doet daar niet aan af.

3.7 Verweerder heeft in zijn brief van 24 oktober 2014 toegelicht dat het overlijden van mevrouw B niet zonder meer leidde tot het einde van de zaak tegen X en dat de erven dienden te beslissen of de zaak zou worden voortgezet. In dat kader heeft verweerder contact gehad met klager en de andere erven. Dergelijk contact leidt er echter niet toe dat klager (ook) de cliënt van de advocaat is geworden.

3.8 Klager stelt dat de cliëntrelatie blijkt uit de inhoud van de e-mail van 5 oktober 2010 van verweerder aan klager, waarin wordt gemeld dat klager bij een bespreking in het kader van de zaak tegen wederpartij X aanwezig kan zijn. Ook dat brengt niet met zich dat klager de cliënt van verweerder was, nu verweerder heeft toegelicht dat klagers aanwezigheid erop gericht was om te bepalen of hij zelfstandig een zaak tegen X wilde entameren.

3.9 Het voorgaande brengt met zich mee dat verweerder niet verplicht was om ten behoeve van klager werkzaamheden te verrichten, dan wel te reageren op vragen van klager. De klacht is dan ook in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

 

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. D.H. Steenmetser-Bakker, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. L.H. Rammeloo als griffier op 5 februari 2015.

griffier  voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 februari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager 

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.