Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

08-01-2015

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2015:17

Zaaknummer

R. 4685/14.269

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat door klager vooraf expliciet aan verweerster de voorwaarde is gesteld dat een toevoeging pas in 2014 zou mogen worden aangevraagd noch dat verweerster daarmee heeft ingestemd. Wel kan worden vastgesteld dat de diverse procedures al in 2013 zijn aangevangen. Om bij de rechtbank voor een verlaging van het griffierecht in aanmerking te kunnen komen, dient een toegekende toevoeging te worden overgelegd. Voorts worden werkzaamheden op basis van een toevoeging alleen vergoed indien zij zijn verricht vier weken voorafgaande aan de aanvraag van de toevoeging. Gelet op het vorenstaande komt de beweerdelijke afspraak van klager ook niet aannemelijk voor. Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

 

De voorzitter van de Raad van Discipline heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 8 december 2014 met kenmerk R 2014/100, door de raad ontvangen op 9 december 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft zich in 2013 tot het kantoor van verweerster gewend met het verzoek hem bij te staan in een aantal familierechtelijke kwesties, waaronder de verlaging van de door klager verschuldigde alimentatie en een omgangsregeling.

1.3 Op 21 augustus 2013 heeft klager een bespreking gehad met een kantoorgenoot van verweerster.

1.4 Op 22 augustus 2013 heeft de kantoorgenoot van verweerster een eerste brief aan de advocaat van klagers voormalige echtgenote gezonden .

1.5 Vanaf begin september 2013 heeft verweerster klager bijgestaan in procedures betreffende de door klager te betalen kinderalimentatie en de omgangsregeling met de kinderen.

1.6 Bij brief van 6 juli 2014 heeft klager een klacht tegen verweerster ingediend.

 

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerster dat zij:

a. ondanks klagers verzoek pas in 2014 een toevoeging aan te vragen, deze al in 2013 heeft aangevraagd;

b. de berekening van de verschuldigde alimentatie heeft overgelaten aan de rechter, die vervolgens een onjuiste berekening heeft gemaakt;

c. heeft toegezegd klager te helpen bij de ingezette incasso jegens klager  door het LBIO, maar daar vervolgens hem niet in heeft bijgestaan, ondanks zijn vele verzoeken daartoe;

d. niet reageert op de door klagers maatschappelijk werkster en door klager zelf verzonden e-mails en brieven.

 

3 BEOORDELING

3.1 Ten aanzien van klachtonderdeel a

Op basis van de stukken kan niet worden vastgesteld dat door klager vooraf expliciet aan verweerster de voorwaarde is gesteld dat een toevoeging pas in 2014 zou mogen worden aangevraagd noch dat verweerster daarmee heeft ingestemd. Wel kan worden vastgesteld dat de diverse procedures al in 2013 zijn aangevangen. Om bij de rechtbank voor een verlaging van het griffierecht in aanmerking te kunnen komen, dient een toegekende toevoeging te worden overgelegd. Voorts worden werkzaamheden op basis van een toevoeging alleen vergoed indien zij zijn verricht vier weken voorafgaande aan de aanvraag van de toevoeging. Gelet op het vorenstaande komt de beweerdelijke afspraak van klager ook niet aannemelijk voor.

3.2 Ten aanzien van klachtonderdeel b

Verweerster heeft terecht gesteld dat de rechtbank in alimentatieprocedures altijd zelf een draagkrachtberekening maakt op basis van de door partijen aangevoerde en door de rechtbank aangenomen gegevens. Gesteld noch gebleken is dat verweerster ter zake van het verstrekken van gegevens verwijtbaar tekort geschoten is. Dat de uitkomst van de door de rechtbank gemaakte berekening klager niet welgezind is, maakt het handelen van verweerster niet tuchtrechtelijk verwijtbaar.

3.3 Ten aanzien van klachtonderdeel c

Uit de overlegde stukken (brieven van 16 december 2013 en 24 februari 2014) blijkt dat verweerster wel werkzaamheden heeft verricht betreffende de kwestie van het LBIO. Verweerster heeft onbetwist gesteld dat klager niet inhoudelijk heeft gereageerd op de door haar gestelde vragen.

3.4 Ten aanzien van klachtonderdeel d

Verweerster heeft onbetwist gesteld dat zij een keer telefonisch contact heeft gehad met de maatschappelijk werkster van klager  en haar een samenvatting heeft gegeven van de stand van zaken.  Uit de beschikbare stukken kan niet worden vastgesteld of verweerster wel of niet heeft gereageerd op de verzoeken van klagers maatschappelijk werkster om contact te nemen. Evenmin kan worden vastgesteld dat verweerster niet heeft gereageerd op e-mail berichten van klager.

3.5  Gelet op het voorgaande dient de klacht op alle onderdelen kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a tot en met d als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 8 januari 2015.

griffier  voorzitter

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 januari 2015 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.       

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen  klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.