Rechtspraak
Uitspraakdatum
12-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:319
Zaaknummer
R. 4669/14.253
Inhoudsindicatie
Verweerder heeft tuchtrechtelijk correct gehandeld door te weigeren te communiceren met klager over de heer A. Indien verweerder zulks wel had gedaan, had hij tuchtrechtelijk verwijtbaar jegens de heer A. gehandeld. De heer A. heeft de verklaring waarin hij toestemming geeft dat verweerder met klager over zijn zaak communiceert pas op 5 juni 2014 voor akkoord ondertekend, enkele dagen voordat hij de opdracht aan verweerder heeft ingetrokken. Van een onheuse bejegening van klager door verweerder is niet gebleken.
Inhoudsindicatie
Inhoudsindicatie
Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden van 13 november 2014 met kenmerk K196 2014 bm/cvo, door de raad ontvangen op 14 november 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 In een eerder stadium heeft klager getracht vonnissen, waarbij hem een contact- en straatverbod was opgelegd, te vernietigen.
1.3 Bij vonnis van 21 april 2010 zijn de vorderingen van klager afgewezen.
1.4. Tegen dit vonnis heeft klagers voormalige advocaat hoger beroep ingesteld. Deze advocaat heeft klager bij e-mail van 12 juli 2013 bericht geen gronden te zien voor voortzetting van het hoger beroep.
1.5 Klager heeft verweerder benaderd om het contact met de heer B te herstellen.
1.6 Verweerder heeft vervolgens klagers dossier opgevraagd bij zijn vorige advocaat. Diens kantoorgenoot heeft een concept memorie van grieven opgesteld, doch zich vervolgens vanwege verschil van inzicht onttrokken. Een derde, door de deken aangewezen advocaat, heeft klager bij e-mail van 12 juli 2013 bericht geen gronden te zien voor voortzetting van het hoger beroep en heeft geen overeenstemming met klager heeft kunnen bereiken over de wijze waarop de zaak zou moeten worden behandeld.
1.7 Klager heeft zich vervolgens tot verweerder gewend.
1.8 Na bestudering van het dossier is verweerder tot de conclusie gekomen dat hoger beroep tegen het vonnis van 21 april 2010 geen kans van slagen had. Verweerder heeft zulks bij e-mail bericht van 20 mei 2014 aan klager laten weten.
1.9 De heer A., huisgenoot van klager, heeft op 16 april 2014 de bijstand van verweerder gevraagd in verband met een geschil met een zorginstelling.
1.10 Verweerder heeft de heer A. op 25 april 2014 een verklaring gestuurd, waarin is opgenomen dat de heer A. verweerder toestemming verleent de communicatie in zijn zaak tussen klager en verweerder te laten lopen. Deze verklaring is niet ondertekend geretourneerd, terwijl klager verweerder wel regelmatig benaderde.
1.11 Verweerder heeft klager bij e-mails van 25 en 26 april 2014 te kennen gegeven dat hij zich in deze kwestie niet jegens klager kan uitlaten.
1.12 Op 2 mei heeft de heer A. de opdracht bij verweerder ingetrokken. Op 9 juni heeft de heer A. verweerder een opdracht verstrekt om deze op 10 juni 2014 weer in te trekken. Verweerder heeft de heer A. bericht dat hij niet meer voor hem optreedt en daartoe ook niet meer bereid is.
1.13 Klager heeft verweerder vervolgens verzocht te interveniëren tussen klager en de stichting L. teneinde het contact met de heer B. te herstellen.
1.14 Op 16 juni 2014 heeft verweerder telefonisch contact gehad met stichting L.
1.15 Bij e-mail van 16 juni 2014 heeft verweerder klager verslag gedaan van dit gesprek en tevens aangegeven niets meer voor klager te kunnen betekenen. De heer B. zou al enige tijd niet meer bij de stichting L verblijven. En ook de heer N was niet meer werkzaak bij de stichting L.
1.16 Klager heeft van verweerder geëist dat hij contact zou opnemen met de heer N.
1.17 Verweerder heeft dit geweigerd. Wel heeft hij zich bereid verklaard contact op te nemen met T., nu de stichting L. had aangegeven dat de heer B. daar verbleef.
1.18 Op 16 juli 2014 heeft verweerder klager een conceptbrief gericht aan T. doen toekomen. Klager kon zich met de inhoud daarvan niet verenigen.
1.19 Verweerder heeft zijn werkzaamheden voor klager op 23 juni 2014 neergelegd en dit per mail op 23 juli 2014 aan klager bevestigd.
1.20 Bij e-mails van 15, 16, 17, 18, 20 en 21 juli 2014 heeft klager een klacht ingediend tegen verweerder.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klager verweerder dat hij:
a. zijn medewerking heeft geweigerd te verlenen tot het treffen van een schikking met opvang en begeleidingscentrum L. aangaande omgang tussen klager en de heer B. die L. verblijft. Klager heeft verweerder verzocht contact op te nemen met L. en dan meer in het bijzonder met de heer N., maar verweerder heeft dit geweigerd;
b. zich vijandig tegenover klager heeft uitgelaten over zijn huisgenoot, de heer A;
c. onvoldoende dossierkennis heeft. Hij heeft in een concept brief van 17 juli 2014 aan T., waarvan is gebleken dat de heer B. daar verblijft, opgenomen dat klager een gerechtelijke procedure gevoerd heeft om contact af te dwingen met de heer B., terwijl het volgens klager gaat om een procedure om een geldvordering te incasseren.
3 BEOORDELING
3.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
3.2 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.
Ten aanzien van klachtonderdeel a
3.3 Verweerder heeft onbetwist gesteld dat hij klager bij e-mail bericht van 20 mei 2014 negatief heeft geadviseerd over een in te stellen hoger beroep tegen het vonnis van 21 april 2010. Vervolgens heeft verweerder op klagers verzoek contact opgenomen met L. teneinde te bezien in hoeverre contact mogelijk zou zijn met de heer B. Vanwege het feit dat de heer B. niet meer in stichting L verbleef en de heer N. daar niet meer werkzaam was, heeft verweerder klager bericht dat hij niets meer voor klager kon betekenen. Niet valt in te zien wat verweerder ter zake tuchtrechtelijk kan worden verweten.
Ten aanzien van klachtonderdeel b
3.4 Evenmin is het tuchtrechtelijk verwijtbaar dat verweerder heeft geweigerd te communiceren met klager over de zaak van de heer A. Als verweerder zulks wel had gedaan had hij klachtwaardig jegens de heer A. gehandeld. De heer A. heeft de verklaring waarin hij toestemming geeft dat verweerder met klager over zijn zaak communiceert pas op 5 juni 2014 voor akkoord ondertekend, enkele dagen voordat hij de opdracht aan verweerder heeft ingetrokken. Van een onheuse bejegening van klager door verweerder is niet gebleken.
Ten aanzien van klachtonderdeel c
3.5 Op basis van de stukken en de tegengestelde standpunten van klager en verweerder kan niet worden vastgesteld dat verweerder onvoldoende dossierkennis zou hebben. Klager heeft niet, althans onvoldoende, onderbouwd op basis waarvan hij deze stelling inneemt. Het enkele feit dat verweerder in een concept brief heeft opgenomen dat klager een gerechtelijke procedure heeft gevoerd om contact af te dwingen met de heer B. is op zichzelf niet klachtwaardig. Daarbij komt dat klager geen belang heeft bij dit klachtonderdeel nu de betreffende brief nimmer is verzonden en verweerder kort daarop zijn werkzaamheden voor klager heeft neergelegd.
3.6 Gelet op het voorgaande dienen alle klachtonderdelen kennelijk ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
Wijst de klachtonderdelen a tot en met c als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 12 december 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 15 december 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klager
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.