Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

16-12-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2014:354

Zaaknummer

14-169A

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij inzake vermeende schending gedragsregel 13. Niet is komen vast te staan dat verweerster in haar brief aan de rechter mededelingen heeft gedaan over schikkingsonderhandelingen. Klacht ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 16 december 2014

in de zaak 14-169A

naar aanleiding van de klacht van:

klaagster

tegen:

verweerster

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 1 juli 2014 met kenmerk 4014-0185, door de raad ontvangen op 3 juli 2014, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 21 oktober 2014 in aanwezigheid van de gemachtigden van klaagster en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de deken met bijlagen 1 tot en met 11.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 De cliënt van verweerster is in dienst bij klaagster. Klaagster en de cliënt van verweerster zijn in een procedure verwikkeld over de arbeidsongeschiktheid van de cliënt en het daaraan gekoppelde re-integratietraject.

2.3 Verweerster heeft namens haar cliënt in kort geding bij de kantonrechter Haarlem betaling van ingehouden loon, wedertewerkstelling en schadevergoeding gevorderd. Op 7 januari 2014 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. De zaak is vervolgens aangehouden voor vonnis.

2.4 Na de behandeling is tussen de advocaat van klaagster en verweerster over de zaak gecorrespondeerd. Op 20 januari 2014 stuurt de advocaat van klaagster onder meer drie mogelijke roostervarianten aan verweerster in het kader van de wedertewerkstelling van haar cliënt.

2.5 Op 30 januari 2014 stuurt verweerster de kantonrechter een brief met de volgende inhoud: "De zaak is primair door u aangehouden om [klaagster] in de gelegenheid te stellen om te onderzoeken of wedertewerkstelling in de gevorderde, gebruikelijke (eigen/passende) werkzaamheden op korte termijn is te realiseren. Vervolgens hebben partijen die gelegenheid aangegrepen om de financiële afwikkeling in onderling overleg te realiseren. In opgemelde zaak laat die afwikkeling ontoelaatbaar lang op zich wachten. [Klaagster] heeft intussen onderzocht en bevestigd dat [cliënt van verweerster] kan hervatten in de gebruikelijke (eigen/passende) werkzaamheden, te weten (...). Een rooster is inmiddels al lang gemaakt. De wedertewerkstelling kan meteen worden gerealiseerd, maar de aanvang wordt door [klaagster] opgehouden tot het moment dat partijen het ook eens zijn over de financiële afwikkeling tegen finale kwijting. Waar partijen op een aantal punten van mening blijven verschillen, de tijd verstrijkt en de rechtsbijstandskosten slechts oplopen, verzoek ik u op een zo kort mogelijke termijn vonnis te wijzen."

2.6 Bij brief met bijlagen van 5 maart 2014 heeft klaagster zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat zij in de brief aan de voorzieningenrechter haar plicht tot het houden van geheimhouding heeft geschonden door uitlatingen te doen aangaande de tussen partijen gevoerde schikkingsonderhandelingen.

4 BEOORDELING

4.1 Klaagster verwijt verweerster dat zij mededeling heeft gedaan over de onderhandelingen tussen partijen door in genoemde brief aan de voorzieningenrechter te vermelden dat (i) klaagster de financiële afwikkeling ontoelaatbaar lang zou hebben laten duren, (ii) klaagster heeft onderzocht en bevestigd dat de cliënt van verweerster kan hervatten in bepaalde werkzaamheden, (iii) klaagster een rooster voor de cliënt van verweerster heeft gemaakt en (iv) klaagster de wedertewerkstelling wil laten intreden op het moment dat overeenstemming is bereikt over de financiële afwikkeling tegen finale kwijting. Met de inhoud van de brief heeft verweerster volgens klaagster het oordeel van de voorzieningenrechter willen beïnvloeden.

4.2 Verweerster betwist dat zij in de brief aan de voorzieningenrechter vertrouwelijke informatie over schikkingsonderhandelingen heeft gedeeld. Zij voert aan dat er geen sprake was van enige schikkingsonderhandelingen. De voorzieningenrechter had tijdens de behandeling van het kort geding reeds uitdrukkelijk kenbaar gemaakt de wedertewerkstelling, het loon en de proceskostenvergoeding te zullen toewijzen en de gevorderde schadevergoeding te zullen afwijzen. De voorzieningenrechter heeft om praktische redenen een aanhouding voorgesteld om partijen de gelegenheid te geven de zaak alsnog buiten rechte af te wikkelen, aldus verweerster. Volgens verweerster betreffen haar mededeling aan de voorzieningenrechter derhalve slechts de huidige stand van zaken en een motivering voor het feit dat alsnog vonnis wordt gevraagd.

4.3 De raad oordeelt als volgt. Als uitgangspunt geldt dat omtrent de inhoud van tussen advocaten gevoerde schikkingsonderhandelingen zonder toestemming van de wederpartij aan de rechter geen mededeling mag worden gedaan. Het is van belang voor procederende partijen dat over de zaak overleg en onderhandelingen kunnen plaatsvinden, zonder dat zij bevreesd behoeven te zijn dat hetgeen daarbij gezegd, gedaan of geschreven is hun later in de procedure wordt tegengeworpen.

4.4 Partijen verschillen van mening over de vraag of er gedurende de aanhouding van de kort gedingprocedure sprake was van schikkingsonderhandelingen. De raad is van oordeel dat op basis van het dossier en hetgeen ter zitting is verklaard onvoldoende vast is komen te staan dat er tussen partijen na de behandeling van het kort geding nog discussie bestond over het feit dat de cliënt van verweerster zijn werkzaamheden zou hervatten, dat er in dat kader een rooster zou worden gemaakt en dat de loonvordering zou worden toegewezen. Het is dan ook niet aannemelijk dat over de in de brief genoemde punten tussen partijen nog ruimte bestond voor onderhandeling. De raad maakt uit het vonnis van de voorzieningenrechter en de correspondentie tussen partijen op dat partijen tijdens de aanhouding probeerden onderling de instructies van de voorzieningenrechter op te volgen, maar dat zij er niet in zijn geslaagd het eens te worden over de praktische afwikkeling. De brief van verweerster bevat derhalve geen informatie die niet zonder toestemming van de wederpartij aan de rechter mocht worden medegedeeld en zet slechts gemotiveerd uiteen dat het partijen niet is gelukt onderling de zaak buiten rechte af te wikkelen in een voor de cliënt van verweerster acceptabele termijn.

4.5 Weliswaar geeft de opmerking van verweerster dat de financiële afwikkeling onnodig lang zou duren een bepaalde kleuring aan de verhouding tussen partijen en had verweerster kunnen volstaan met enkel het verzoek aan de voorzieningenrechter om vonnis te wijzen, maar gezien het bovenstaande brengt dat niet mee dat verweerster met de door haar gekozen formulering van de brief klachtwaardig heeft gehandeld.

4.6 Op grond van het voorgaande is de klacht dan ook ongegrond.

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart de klacht ongegrond.

Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, mrs. J.M. van de Laar, M.W. Schüller, K. Straathof, S. Wieberdink, leden, bijgestaan door mr. N.M.K. Damen als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 16 december 2014.

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 16 december 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

- klaagster

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klaagster

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 9679, 4801 LT Breda

b. Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Thorbeckeplein 8, 4812 LS Breda.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl