Rechtspraak
Uitspraakdatum
02-12-2014
ECLI
ECLI:NL:TADRSGR:2014:297
Zaaknummer
R. 4652/14.237
Inhoudsindicatie
Kwaliteit dienstverlening.
Inhoudsindicatie
De voorzitter is van oordeel dat verweerder zich snel en adequaat voor klaagster heeft ingespannen. Dat verweerder de reactie van de wederpartij aan klaagster heeft doorgestuurd en hieruit al conclusies heeft getrokken, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Indien deze conclusies onjuist waren, lag het op de weg van klaagster dit aan verweerder te melden.
Inhoudsindicatie
Klachtonderdelen kennelijk ongegrond.
Uitspraak
De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennis genomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 29 oktober 2014 met kenmerk R 2014/88 cij, door de raad ontvangen op 3 november 2014, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.
1 FEITEN
1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.
1.2 Klaagster heeft op 2 september 2014 een zgn. ’togagesprek’ met verweerder gevoerd. Haar probleem was - kort samengevat - dat een schilder werkzaam was aan het pand waarin klaagster een appartement heeft, terwijl die schilder geen opdracht van de VVE had. Verweerder heeft een brief aan de schilder opgesteld (volgens klaagster in har e-mail van 2 september 2014 ‘een hele mooie brief ‘) en deze spoedheidshalve diezelfde dag nog zelf bij de schilder bezorgd. Op 3 september 2014 ontving klager een brief van de voorzitter van de VVE, inhoudende dat zij samen de penningmeester namens de VVE een offerte van de schilder voor akkoord had getekend. Deze brief heeft verweerder voor commentaar doorgestuurd naar klaagster. Klaagster heeft vervolgens de opdracht beëindigd. Bij brief van 10 september 2014 heeft klaagster een klacht tegen verweerder ingediend bij de deken.
2 KLACHT
2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet. Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerder, dat:
a) hij nauw samenwerkt met klaagsters wederpartij en deze heeft benut om klaagster in de problemen te brengen en een opdracht te kunnen binnenhalen; bovendien heeft verweerder klaagster seksueel benaderd;
b) zijn e-mails “bomvol fouten tegen de regels” bevatten en dat verweerder een reactie van klaagsters wederpartij doorstuurt, zonder melding te maken van het feit dat deze “geen enkel bewijs meestuurt”.
3 BEOORDELING
Ten aanzien van de klachtonderdelen a en b
3.1 Voorop dient te staan dat de tuchtrechter gezien het bepaalde in artikel 46 Advocatenwet mede tot taak heeft de kwaliteit van de dienstverlening aan een cliënt te beoordelen indien deze daar over klaagt. Wel zal de tuchtechter rekening hebben te houden met de vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en met de keuzes – zoals over procesrisico en kostenrisico – waar de advocaat bij de behandeling van de zaak voor kan komen te staan. De vrijheid die de advocaat heeft met betrekking tot de wijze waarop hij een zaak behandelt en de keuzes waar hij voor kan komen te staan, zijn niet onbeperkt, maar worden begrensd door de eisen die aan de advocaat als opdrachtnemer in de uitvoering van die opdracht mogen worden gesteld en die met zich brengen dat zijn werk dient te voldoen aan datgene wat binnen de beroepsgroep als professionele standaard geldt.
3.2 Tot die professionele standaard behoort het inschatten van de slagingskans van een aanhangig te maken procedure en de cliënt daarover te informeren. De cliënt dient door de advocaat gewezen te worden wat in zijn zaak de proceskansen zijn en het kostenrisico is. Voorts dienen processtukken te voldoen aan de redelijkerwijs daar aan te stellen eisen.
3.3 Op basis van de stukken kunnen de verweten gedragingen niet worden vastgesteld. De voorzitter is van oordeel dat verweerder zich snel en adequaat voor klaagster heeft ingespannen. Dat verweerder de reactie van de wederpartij aan klaagster heeft doorgestuurd en hieruit al conclusies heeft getrokken, is niet tuchtrechtelijk verwijtbaar. Indien deze conclusies onjuist waren, lag het op de weg van klaagster dit aan verweerder te melden.
3.4 Niet is gebleken dat de e-mail berichten van verweerder bomvol fouten zaten en voor zover dit wel het geval was is niet komen vast te staan dat klaagster hierdoor enig nadeel heeft ondervonden.
3.5 Ten slotte heeft verweerder uitdrukkelijk betwist dat hij klaagster seksueel zou hebben benaderd. Klaagster heeft dit verwijt ook niet nader onderbouwd, zodat dit klachtonderdeel feitelijke grondslag mist.
3.6 Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond te worden verklaard.
BESLISSING
Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond af.
Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 2 december 2014.
griffier voorzitter
Deze beslissing is in afschrift op 3 december 2014 per aangetekende post verzonden aan:
- klaagster
en per gewone post aan:
- verweerder
- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.
Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klaagster en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Den Haag, Postbus 85850, 2508 CN Den Haag (fax: 070-3501024). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.