Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

20-06-2014

ECLI

ECLI:NL:TADRARL:2014:176

Zaaknummer

19/13

Inhoudsindicatie

Een advocaat mag zijn opdracht neerleggen wegens een vertrouwensbreuk ook als dat een paar dagen voor de (straf)zitting gebeurt. In de omstandigheden van het ondrhavige geval was dat niet ontijdig. Verzet tegen voorzittersbeslissing is ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 20 juni 2014

in de zaak 19/13

naar aanleiding van het verzet tegen de beslissing van de voorzitter van de raad van discipline van 5 maart 2013 op de klacht van:

 

de heer [    ] en mevrouw [    ]

klagers

 

tegen:

mr. [    ]

verweerster

 

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de raad van 7 februari 2013 met kenmerk 012/013 KG022, door de raad ontvangen op 8 februari 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 5 maart 2013 heeft de  voorzitter van de raad de klacht kennelijk ongegrond verklaard, welke beslissing op 11 maart 2013 is verzonden aan klager.

1.3    Bij brief van 14 maart 2013 door de raad per e-mail ontvangen, hebben klagers verzet ingesteld tegen de beslissing van de voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 11 april 2014 in aanwezigheid van klagers en verweerster. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de beslissing van de voorzitter waartegen het verzet zich richt en van de stukken waarop de beslissing blijkens de tekst daarvan is gegeven, alsmede het verzetschrift van klager d.d. 14 maart 2013.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Voor een weergave van de vaststaande feiten verwijst de raad naar de beslissing van de voorzitter, waartegen klagers in verzet in zoverre niet opkomen.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

verweerster op 12 december 2011, vlak voor een rechtszitting van 16 december 2011 klagers heeft doen weten dat zij hen niet langer wilde bijstaan. Klagers voelden zich daardoor in de steek gelaten. Bovendien heeft verweerster tegen de wil van klagers een verzoek tot gefinancierde rechtsbijstand bij de Raad voor Rechtsbijstand ingediend. Klagers wilden dit niet omdat daarmee hun financiële situatie ‘op straat lag’.

3.2    De gronden van het verzet houden, zakelijk weergegeven, in dat:

de voorzitter in zijn beslissing voorbij is gegaan aan hetgeen klagers hebben gesteld over hun wens om van advocaat te veranderen en mr. D. in te schakelen. Dat was voor verweerster de reden van de gestelde vertrouwensbreuk. Klagers achten deze reden ontoereikend. Bovendien heeft de voorzitter ten onrechte overwogen dat het verweerster vrijstond om een verzoek in te dienen tot gefinancierde rechtsbijstand. Door dat toch te doen schond verweerster het in haar gestelde vertrouwen.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster verwijst naar hetgeen zij in de correspondentie met de deken naar voren heeft gebracht en handhaaft haar standpunt. Ten aanzien van de toevoegingsaanvraag stelt zij dat zij zekerheidshalve een toevoeging heeft aangevraagd en dat dit ook in de opdrachtbevestiging, die door klagers is ondertekend staat vermeld. Overigens werd de toevoegingsaanvraag afgewezen.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad stelt vast dat klagers in de inleidende klachtbrief d.d. 7 november 2012 aan de deken hebben meegedeeld dat verweerster hen op 12 december 2011 heeft laten weten dat zij hen niet langer zou bijstaan. De zitting zou plaatsvinden op 16 december 2012. Klagers hadden derhalve nog enige dagen tijd om een andere advocaat in te schakelen. Naar het oordeel van de raad kan niet gesteld worden dat verweerster daarmee onzorgvuldig heeft gehandeld. Terecht heeft de voorzitter dit klachtonderdeel kennelijk ongegrond verklaard.

5.2    De raad is van oordeel dat het onderzoek in verzet niet heeft geleid tot andere beschouwingen en gevolgtrekkingen dan die zijn weergegeven in de beslissing van de voorzitter van de raad, waarmee de raad zich verenigt.

5.3    Nu het verzet van klager tegen de beslissing van de voorzitter ook overigens geen nieuwe gezichtspunten oplevert, is er geen plaats voor verder onderzoek naar de klacht en zal het verzet ongegrond worden verklaard.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. C. van den Noort, voorzitter, mrs. H.J. Meijer, L.J. van der Veen, P.H.F. Yspeert,P.S. van Zandbergen, leden en bijgestaan door mr. D.C. van der Kwaak-Wamelink als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 20 juni 2014.

 

griffier                                                               voorzitter                           

 

Deze beslissing is in afschrift op 23 juni 2014 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de orde van advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Op grond van artikel 46h lid 4 Advocatenwet kan van deze beslissing geen hoger beroep worden ingesteld.