Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:YA4343

Zaaknummer

OB 19-2013

Inhoudsindicatie

Dat mr X het neit eens was met delen standpunt, dan wel zich hierdoor gegriefd heeft gevoeld, betekent niet dat verweerder zich tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gedragen.

Inhoudsindicatie

Klacht: kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 7 februari 2013

in de zaak OB 19- 2013

naar aanleiding van de klacht van:

A

klager

 

tegen:

                                                B

           

verweerder

 

Klager heeft bij brief dd. 14 november 2012 bij de raad een klacht ingediend tegen verweerder. De voorzitter van de raad heeft de klacht bij beslissing van 20 november 2012 verwezen naar de deken van de orde van advocaten in het arrondissement H, thans OB, teneinde de klacht te onderzoeken en af te handelen op de wijze als in de artikelen 46c, 46d en 46e van de advocatenwet omschreven.

De voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB dd. 22 januari 2013 met kenmerk K , door de raad ontvangen op 23 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1.           FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan:

1.1         Verweerder heeft een brief van mr. X ten aanzien van de toonzetting van klager in diens correspondentie aan mr. X aanvankelijk aangemerkt als klacht, terwijl deze brief bedoeld was als verzoek om een visie van verweerder in diens hoedanigheid van deken. Verweerder heeft bij brief van 19 juni 2012 aan mr. X zijn verontschuldigingen aangeboden dat hij het verzoek aanvankelijk abusievelijk als klacht had opgevat. Verweerder heeft klager bij brief dd. 15 augustus 2012 hierover geïnformeerd en zijn visie zoals door mr. X verzocht bij brief dd. 15 augustus 2012 aan partijen weergegeven.

 

1.2        Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van deken een gesprek gevoerd met mr. Y, naar aanleiding van een tegen mr. Y ingediende klacht. Mr. Y is  als advocaat in loondienst van klager werkzaam. Mr. Y maakte in dit gesprek melding van een bepaalde wijze van factureren binnen het kantoor van klager. Verweerder heeft bij brief dd. 20 juni 2012 aan klager als kantooreigenaar vragen gesteld over de wijze van factureren binnen zijn kantoor.

 

1.3        Verweerder heeft in zijn hoedanigheid van deken een door de heer U tegen klager ingediende klacht in behandeling genomen. Verweerder heeft in zijn brief dd. 12 januari 2012 aan partijen onder meer het volgende geschreven

“Wel betreur ik dat A tegen de wil van klager en zonder te betalen het (goed) gerepareerde horloge meeneemt zonder vervolgens een definitieve oplossing na te streven c.q. zonder met klager tot een definitief vergelijk te komen.

 

Een dergelijke attitude past een advocaat in mijn ogen niet, ook niet bij een “futiliteit”, zoals A bij dupliek stelt. De toonzetting van die reactie richting klager getuigt evenmin van professionaliteit, zeker niet van een rechtsgeleerd advocaat, zoals A  zichzelf omschrijft.”

 

De heer U heeft verweerder bij brief van 24 januari 2012 verzocht de klacht door te zenden aan de raad van discipline, aan welk verzoek verweerder op 30 januari 2012 gevolg heeft gegeven. De heer U heeft bij brief dd. 5 maart 2012 aan de raad van discipline de klacht tegen klager ingetrokken.

 

2.           KLACHT

De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

1.      verweerder zich, zoals uit een drietal dossiers blijkt, in zijn hoedanigheid van deken jegens klager niet integer en objectief opstelt;

2.      verweerder tijdens de jaarvergadering dd. 26 oktober 2012 geen melding heeft gemaakt van de door klager tegen hem ingediend klacht.

 

3.           VERWEER

3.1         Verweerder heeft in de zaak van mr X een verzoek om zijn visie te geven aanvankelijk abusievelijk opgevat als een klacht. Verweerder heeft hiervoor zijn verontschuldigingen aangeboden en vervolgens zijn visie op de kwestie gegeven. Verweerder heeft in deze zaak zijn taak als deken niet verwaarloosd of anderszins veronachtzaamd.

 

    3.2         Verweerder heeft naar aanleiding van een gesprek met een werknemer van klager schriftelijk vragen gesteld aan klager over de wijze van declareren binnen zijn kantoor. Dit behoort tot de toezichthoudende taak van verweerder. Verweerder heeft klager meermaals uitgenodigd voor een gesprek, maar klager gaat dit uit de weg.

 

   3.3          Verweerder heeft de klacht van de heer U op de gebruikelijke wijze met toepassing van hoor en wederhoor onderzocht. Verweerder heeft zich in zijn brief van 12 januari 2012 niet nodeloos grievend over klager uitgelaten.

 

   3.4          Verweerder hanteert bij klager dezelfde maatstaven die hij bij andere advocaten hanteert. Is daarbij sprake van eerdere tuchtrechtelijke veroordeling, waarvan bij klager sprake is, dan zal logischerwijze sprake moeten zijn van verscherpt toezicht. Ook dat dient een deken zich tot taak te stellen.

 

   3.5          Tijdens een jaarvergadering wordt nimmer over individuele klachtzaken gesproken, bovendien heeft klager pas op 14 november 2012 een klacht tegen verweerder ingediend, terwijl de jaarvergadering plaatsvond op 26 oktober 2012.  

 

   3.6          Verweerder heeft bij het uitoefenen van zijn taak als deken zijn taak niet zodanig verwaarloosd noch heeft hij zich zodanig misdragen dat hij daardoor geacht moet worden zich te hebben schuldig gemaakt aan een handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

 

 

4.           BEOORDELING VAN DE KLACHT

    4.1.        De klacht heeft betrekking op gedragingen van verweerder in zijn hoedanigheid van deken. De voorzitter stelt voorop dat het in de advocatenwet geregelde tuchtrecht betrekking heeft op het handelen en nalaten van advocaten als zodanig en beoogt een behoorlijke beroepsuitoefening te waarborgen. De advocaat die zijn taak als deken uitoefent is niet werkzaam in zijn hoedanigheid van advocaat. Het tuchtrecht voor advocaten is alleen dan van toepassing op een advocaat die in de hoedanigheid van deken handelt, indien die advocaat zich bij de vervulling van zijn taak als deken zodanig gedraagt dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur wordt ondermijnd.

    4.2         Uit de aan de raad overgelegde stukken is niet gebleken dat verweerder zich bij de vervulling van zijn taak als deken zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd.

                  Het is niet onbegrijpelijk dat verweerder de brief van mr. X aanvankelijk als klacht heeft aangemerkt. Toen bleek dat de brief niet als klacht was bedoeld, heeft verweerder direct zijn verontschuldigingen aan mr. X aangeboden en desgevraagd zijn visie weergegeven. Hoewel verweerder er wellicht goed aan had gedaan klager hierover direct te informeren, is er geen sprake van een verwaarlozing van zijn taak als deken, door dit pas gelijktijdig met het weergeven van zijn visie dd. 19 augustus 2012 te doen.

                  Ten aanzien van het dekenstandpunt van verweerder in de zaak van de heer U tegen klager overweegt de voorzitter dat ook in deze zaak verweerder zich niet zodanig heeft gedragen dat hierdoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd. Het behoort tot de taak van een deken zijn standpunt omtrent een bij hem ingediende klacht weer te geven Verweerder heeft bij brief van 12 januari 2012 zijn dekenstandpunt aan partijen te kennen gegeven. Het gegeven dat klager het niet eens was met het advies van verweerder, dan wel zich hierdoor gegriefd heeft gevoeld,maakt dit niet anders. Verweerder heeft de heer U, zoals gebruikelijk, in de gelegenheid gesteld zijn klacht voor te leggen aan de raad van discipline. Dat verweerder de heer U zou hebben aangezet tot het  laten doorzenden van de klacht is in het geheel niet gebleken.

Dat verweerder tijdens de jaarvergadering geen melding heeft gemaakt van een door klager tegen hem ingediende klacht, valt verweerder evenmin tuchtrechtelijk aan te rekenen. Het vermelden van individuele klachten is niet gebruikelijk en bovendien heeft klager zijn klacht pas op 14 november 2012 en derhalve na de jaarvergadering ingediend

 

   4.3      Nu op grond van het bovenstaande niet is gebleken dat verweerder zich zodanig heeft gedragen dat daardoor het vertrouwen in de advocatuur is ondermijnd, zal de voorzitter de klacht in beide onderdelen als kennelijk ongegrond afwijzen.

 

 

 

BESLISSING

 

De voorzitter:

 

wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gegeven door mr. G.J.E. Poerink, voorzitter, met bijstand van mr. I.J.M. Huysmans-van Opstal als griffier op 7 februari 2013.             

 

griffier                                                                         voorzitter

 

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 7 februari 2013

 

per aangetekende post verzonden aan:

                       -  klager

                       -  verweerder

                       -  de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB.

 

 

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van  Advocaten in het arrondissement Oost-Brabant binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Hertogenbosch, Postbus 3115, 4800 DC Breda (fax: 076-5490569) . Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge­lijk.

 

      Het verzetschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij de raad van discipline:

 

a.  Per post

Het verzetschrift dient samen met de beslissing waarvan verzet in tweevoud, per post te    worden toegezonden aan de griffie van de raad.

Het postadres van de griffie van de raad van discipline is:

Postbus 3115, 4800 DC Breda

 

b.         Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Lage Mosten 7, Breda.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u vooraf telefonisch contact op te nemen met de griffie van de raad. Het telefoonnummer van de raad van discipline is : 076-54 90 568.

 

c.         Per fax

Het faxnummer van de raad van discipline is 076 – 54 90 569. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het verzetschrift samen met een afschrift van de beslissing waarvan verzet in tweevoud per post te worden toegezonden aan de griffie van de raad van discipline.