Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

04-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRARN:2013:YA3840

Zaaknummer

13-10

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Klacht tegen advocaat wederpartij over onnodige grieven uitlatingen in correspondentie en beslaglegging. Grenzen van vrijheid die verweerder toekomt bij behartiging van belangen van zijn cliënt niet overschreden. Kennelijk ongegrond.

Uitspraak

Beslissing van 4 februari 2013

in de zaak 13-10

naar aanleiding van de klacht van:

 [ ]

 adres

 klager

 tegen:

 mr. X

 advocaat te V.

 verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement  Midden-Nederland van 9 januari 2013 met kenmerk RvT 1112-9402/LB/sd, door de raad ontvangen op 10 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft een geschil met een hoveniersbedrijf over de betaling van openstaande facturen en de kwaliteit van het geleverde werk. Verweerder is de advocaat van het hoveniersbedrijf.

1.3 Verweerder heeft na daartoe verlof te hebben verkregen op 26 maart 2012 ten laste van klager beslag doen leggen op een tweetal onroerende zaken en bankrekeningen van klager.

1.4 De advocaat van klager, mr. Jonker, en verweerder hebben gecorrespondeerd over een regeling terzake de door het hoveniersbedrijf te verrichten herstelwerkzaamheden en de betaling van de openstaande facturen door klager.

1.5 In zijn e-mail van 26 april 2012 schrijft verweerder aan mr. Jonker:

De beslagen zullen heden opgeheven worden (doorhaling ten spoedigste, ik zal daartoe heden opdracht geven aan de deurwaarder) tegenover bijschrijving van de volgende betalingen:

a. een bedrag van € 28.180 op no. 61.02.87.907 t.n.v. Stichting Beheer Derdengelden Van Loon Advocaten te Veenendaal o.v.v. B-[partij 1]/[klager];

en ….’

1.6 Diezelfde dag bevestigt mr. Jonker per e-mail aan verweerder dat de bevestiging van verweerder met betrekking tot de termijnen en de voorwaarden van doorbetaling, correct is.

1.7 Klager heeft vervolgens een bedrag van € 28.180,- gestort op de derdenrekening van verweerder. Verweerder heeft het bedrag doorbetaald aan zijn cliënt.

1.8 Op 3 juli 2012 volgt een e-mail van mr. Jonker waarin hij aangeeft dat de schade aan de zijde van klager wordt begroot op meer dan € 44.000,- en dat hij uiterlijk 10 juli 2012 een voorstel tot afwikkeling verwacht, bij gebreke waarvan hij zich vrij acht. Verweerder reageert daarop met een e-mail van 9 juli 2012 waarin hij schrijft:

‘Hoe bedoelt u, zich vrij acht? U denkt toch niet dat dit zo afloopt?

De heer [klager] kan zijn borst nu nat maken!’

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a. Hij zich in woord en geschrift onnodig grievend over klager heeft uitgelaten;

b. Onnodig beslag te leggen op diverse rekeningen en onroerende zaken van klager;

c. Niet voor ogen te hebben gehouden dat een regeling in der minne de voorkeur verdient boven een proces;

d. Het bedrag dat klager op derdenrekening van verweerder had gestort, door te storten aan de cliënt van verweerder, nog voordat de vaststellingsovereenkomst was uitgevoerd.

3 VERWEER

Verweerder voert tegen de klacht verweer. Op de inhoud daarvan zal hierna, voor zover van belang, worden ingegaan.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan, met toepassing van artikel 46g Advocatenwet, door de voorzitter worden beslist.

4.2 De klacht betreft het optreden van de advocaat van de wederpartij. Bij de beoordeling van een dergelijke klacht behoort ervan te worden uitgegaan dat aan die advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een wederpartij worden beknot, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad.

4.3 In een juridisch conflict kan het zo zijn dat uitlatingen van de advocaat van een wederpartij als onaangenaam worden ervaren. Dat brengt op zichzelf nog niet mee dat die advocaat de grens heeft overschreden van hetgeen hem als advocaat tegenover de wederpartij van zijn cliënt vrijstond.

De voorzitter zal de klacht met de inachtneming van dit uitgangspunt beoordelen.

4.4 Klachtonderdeel 1.

Ten aanzien van de vraag of verweerder zich onnodig grievend heeft uitgelaten, oordeelt de voorzitter als volgt.

In zijn reactie op de klacht heeft verweerder geschreven dat zijn taalgebruik wellicht pittig is geweest, maar niet intimiderend. De voorzitter volgt verweerder hierin. De woordkeus van verweerder is ongelukkig te noemen, maar de tuchtrechtelijke grens heeft verweerder daarmee, mede gelet ook de context waarin verweerder de bewuste e-mail heeft geschreven, niet overschreden.

Klachtonderdeel 1 is derhalve kennelijk ongegrond.

4.5 Klachtonderdeel 2.

Dit klachtonderdeel heeft betrekking op de gelegde beslagen. Klager is van mening dat er onnodig beslag is gelegd.

Vast staat dat de door het hoveniersbedrijf verzonden facturen niet tijdig waren voldaan. Verweerder heeft klager gesommeerd om de openstaande facturen te betalen. Toen betaling uitbleef heeft verweerder verlof gevraagd en gekregen voor beslaglegging. In het belang van zijn cliënt stond het verweerder vrij dit te doen.

De voorzitter is van oordeel dat klager zijn klacht dat het beslag onnodig zou zijn geweest, onvoldoende met feiten of omstandigheden heeft onderbouwd. Dit onderdeel van de klacht is derhalve niet komen vast te staan en kennelijk ongegrond.

4.6 Klachtonderdeel 3.

Uit de tussen verweerder en de advocaat van klager gevoerde correspondentie leidt de voorzitter af dat er wel degelijk is geprobeerd een minnelijke regeling te treffen, doch dat dit niet is gelukt. Gesteld nog gebleken is dat verweerder daarvan enig verwijt treft.

4.7 Klachtonderdeel 4.

Klager verwijt verweerder dat hij het bedrag dat op zijn derdenrekening was gestort, heeft doorbetaald aan zijn cliënt. Klager meent dat het bedrag in depot diende te worden gehouden totdat uitvoering was gegeven aan een vaststellingsovereenkomst. Ten aanzien van dit klachtonderdeel heeft verweerder gesteld dat er niet is overeengekomen dat de eerste betaling niet aan zijn cliënt zou mogen worden doorbetaald. Verweerder bestrijdt ook dat er afspraken zijn gemaakt over een depot.

4.8 Naar het oordeel van de voorzitter treft dit verweer van verweerder doel. In de e-mail van verweerder van 26 april 2012 waarin een voorstel is gedaan voor de door klager te verrichten betalingen en de daarop gegeven bevestiging van mr. Jonker is geen afspraak opgenomen over het door verweerder in depot houden van gelden. Er rustte op verweerder dan ook geen verplichting om de betaling onder zich te houden.

4.9 Dit klachtonderdeel is derhalve eveneens kennelijk ongegrond.

BESLISSING

Verklaart de klacht kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. M.J. Blaisse, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. G.H.J. Spee als griffier op 4 februari 2013.

griffier  voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 4 februari2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- verweerster

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Midden-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten