Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:156

Zaaknummer

13-295A

Inhoudsindicatie

Voorzittersbeslissing. Verwijt klager dat verweerder zich grievend jegens hem en zijn vrouw heeft uitgelaten blijkt niet uit de feiten, zodat klachtonderdeel ongegrond wordt verklaard. Ook verwijt dat verweerder in strijd met gedragsregel 37 zou hebben gehandeld wordt ongegrond verklaard. Het verzoek aan verweerder om gevraagde stukken te overleggen is hier niet gedaan door de deken, maar door klager. Verweerder heeft  niet in strijd met gedragsregel 37 gehandeld door zijn medewerking aan het verzoek van klager te onthouden.

Uitspraak

Beslissing van 25 oktober 2013

in de zaak 13-295A

naar aanleiding van de klacht van:

de heer

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te Amsterdam     

verweerder

De plaatsvervangend voorzitter van de raad van discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam van 24 september 2013 met kenmerk 4013-0802, door de raad ontvangen op 26 september 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

1 FEITEN

1.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

1.2 Klager heeft een conflict met een notaris, die daarin wordt bijgestaan door verweerder. De notaris in kwestie zou bepaalde stukken (uittreksel en akte) niet aan klager hebben verstrekt.

1.3 Bij fax aan de deken van 27 mei 2013 heeft klager zich beklaagd over verweerder.

2 KLACHT

2.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij:

a) zich grievend heeft uitgelaten jegens klager en zijn vrouw;

b) gedragsregel 37 heeft geschonden daar hij bepaalde informatie niet aan de deken heeft verschaft;

c) feiten heeft geponeerd waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten dat deze in strijd met de waarheid zijn.

3 VERWEER

3.1 Verweerder acht de klachtonderdelen ongegrond. Verweerder betwist grievende uitlatingen te hebben gedaan. Hij heeft zich naar klager toe steeds in correcte bewoordingen uitgelaten. Klager heeft zijn klacht op dit punt niet nader onderbouwd. Ook betwist verweerder gedragsregel 37 te hebben geschonden. De professionele (gedrags)regels verplichten verweerder niet tot het verstrekken van bepaalde stukken aan klager. Verweerder heeft niet geweigerd door de deken verzochte inlichtingen te verstrekken, zodat geen sprake is van schending van gedragsregel 37. Tot slot voert verweerder aan enkel te hebben geciteerd uit de leveringsakte waarmee klager en zijn echtgenote de eigendom van hun appartementsrecht hebben verkregen. Dat is niet leugenachtig of in strijd met de waarheid.

4 BEOORDELING

4.1 Op de klacht kan met toepassing van artikel 46g Advocatenwet door de voorzitter worden beslist.

4.2 De klacht is gericht tegen de advocaat van de wederpartij van klager. De advocaat komt een grote vrijheid toe de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Die vrijheid mag niet worden beknot ten gunste van de tegenpartij, tenzij diens belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze door het optreden van de advocaten zouden worden geschaad. De voorzitter zal het optreden van verweerder derhalve aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

Klachtonderdelen a en c

4.3 Klachtonderdelen a en c lenen zich voor een gezamenlijke behandeling.

4.4 Klager verwijt verweerder dat hij zich grievend heeft uitgelaten jegens hem en zijn vrouw en feiten heeft geponeerd waarvan hij weet of redelijkerwijs had moeten weten dat deze in strijd met de waarheid zijn. Verweerder heeft deze door klager gestelde verwijten uitdrukkelijk weersproken. Uit de door klager overgelegde stukken is niet gebleken van feiten die aan deze klachtonderdelen ten grondslag zouden kunnen liggen. Hetgeen klager heeft gesteld kan dan ook niet als vaststaand worden aangenomen. Reeds om die reden dienen de beide klachtonderdelen ongegrond te worden verklaard.

Klachtonderdeel b

4.5 Klager verwijt verweerder gedragsregel 37 te hebben geschonden, door bepaalde informatie niet aan de deken te hebben verschaft.

4.6 Ingevolge gedragsregel 37 geldt dat, bij een tuchtrechtelijk onderzoek of een verzoek om informatie van de deken dat met een mogelijk tuchtrechtelijk onderzoek of een aan de deken opgedragen controle verband houdt, de advocaat tegen wie het onderzoek of de controle gericht is, verplicht is alle  gevraagde inlichtingen aanstonds te verstrekken, zonder zich op zijn geheimhoudingsplicht te kunnen beroepen, behoudens in bijzondere gevallen.

4.7 Anders dan klager is de voorzitter van oordeel dat de deken verweerder niet heeft verzocht om de door klager gevraagde stukken te overleggen. De deken heeft verweerder bij brief van 4 juni 2013 gevraagd om een toelichting op het verzoek van klager om de betreffende stukken toe te zenden. Vervolgens heeft de deken bij brief van 25 juni 2013 partijen bericht dat hij met verweerder van mening is dat op hem als advocaat van de wederpartij geen verplichting rust genoemde stukken te zenden, nu klager geen partij is bij de akte die hij wenst te ontvangen. Bij brief van 12 juli 2013 heeft de deken partijen nog bericht dat klager afgifte van de stukken wellicht zou kunnen afdwingen via een civielrechtelijke procedure, maar dat een rol voor hem als deken daarin niet is weggelegd.

4.8 Gedragsregel 37 ziet uitsluitend op verzoeken om informatie gedaan door de deken. Het verzoek aan verweerder om de gevraagde stukken te overleggen is hier niet gedaan door de deken, maar door klager. Verweerder heeft dan ook niet in strijd met gedragsregel 37 gehandeld door zijn medewerking aan het verzoek van klager te onthouden. Het klachtonderdeel gaat derhalve uit van een verplichting van verweerder die verweerder niet heeft. Ook klachtonderdeel b is ongegrond.

BESLISSING

De voorzitter verklaart de klacht in alle onderdelen kennelijk ongegrond.

Aldus gewezen door mr. Q.R.M. Falger, voorzitter, met bijstand van mr. C.C. Horrevorts als griffier op 25 oktober 2013.

griffier  voorzitter

 

 

Deze beslissing is in afschrift op 25 oktober 2013 per aangetekende post verzonden aan:

- klager

en per gewone post aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Amsterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam, Postbus 75265, 1070 AG Amsterdam (fax: 020-7954275). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de raad van discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet mogelijk.