Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4071

Zaaknummer

R. 4017/12.151

Inhoudsindicatie

Verplichting te wijzen op mogelijkheid gefinancierde rechtshulp zowel bij openen nieuwe zaak als bij voortzetting of heropening daarvan door een (opvolgend) advocaat. Beleidsvrijheid advocaat. Het ontbreken van de vereiste schriftelijke vastlegging ten aanzien van beide aspecten acht de raad in strijd met de in acht te nemen zorgvuldigheid. Klacht gegrond. Berisping.

Uitspraak

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 20 augustus 2012 met kenmerk K236 2010/2011 ew/kme, door de raad ontvangen op 21 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2013 in aanwezigheid van de gemachtigde van klagers, mr. B., en verweerster. Klagers zijn, met voorafgaand bericht, niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klagers hebben zich omstreeks 8 oktober 2009 tot verweerster gewend naar aanleiding van een huiszoeking in hun woning in Iran. Klagers verbleven op dat moment in Nederland vanwege de bevalling van hun dochter en zuster.

2.3    Verweerster heeft voor klagers asielaanvragen ingediend. De asielaanvragen van klagers zijn afgewezen bij beschikkingen van 6 september 2010.

2.4    Verweerster heeft de tot 11 oktober 2010 voor klagers verrichte werkzaamheden in rekening gebracht omdat zij naar haar oordeel wegens hun toeristenvisum tot die datum niet voor een toevoeging in aanmerking kwamen. Verweerster heeft voor haar werkzaamheden na 11 oktober 2010 een toevoeging aangevraagd en verkregen.

2.5    Verweerster heeft het dossier op 30 november 2010 aan mr. B. doen toekomen.

2.6    Bij brief met bijlagen van 11 juli 2011 hebben klagers zich bij de deken beklaagd over verweerster.

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat:

a.     verweerster klagers via een of meer betalingen in Iran een bedrag van € 750,- heeft laten betalen alsmede een contante betaling heeft laten verrichten van € 100,- terwijl klagers voor een toevoeging in aanmerking kwamen;   

b.     verweerster geen althans onvoldoende zorg heeft betracht bij de behartiging van de belangen van klagers. Met name wordt haar verweten dat zij in strijd heeft gehandeld met de gedragsregels 1, 4 en 5.

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

5    BEOORDELING

    Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.1    De raad stelt voorop dat een advocaat gehouden is een hem verleende opdracht, alsmede de daarvoor geldende voorwaarden, schriftelijk te bevestigen. De achtergrond daarvan is dat onduidelijkheden en misverstanden over wat er tussen advocaat en cliënt – zeker ook over de financiële voorwaarden van de advocaat – is afgesproken zoveel mogelijk dienen te worden voorkomen. De advocaat dient voorts zijn cliënt steeds op de hoogte te brengen van belangrijke informatie, feiten en afspraken en dient deze, waar nodig ter voorkoming van misverstand, onzekerheid of geschil, schriftelijk aan zijn cliënt te bevestigen. 

    5.2    Voorts wordt vooropgesteld dat een advocaat de verplichting heeft een (toekomstige) cliënt er op te wijzen dat deze mogelijk in aanmerking komt voor gefinancierde rechtsbijstand. Deze verplichting geldt niet alleen bij het openen van een nieuwe zaak, maar ook bij voortzetting of heropening daarvan door een (opvolgend) advocaat. Bij het nakomen van deze verplichting zal de advocaat een grote mate van zorgvuldigheid moeten betrachten. Voor de behandeling van een zaak waarin de advocaat is toegevoegd, zal hij voor zijn werkzaamheden geen vergoeding, in welke vorm ook, bedingen of in ontvangst nemen, afgezien van de eigen bijdragen en verschotten volgens de daarvoor geldende regels.

    5.3    Verweerster heeft erkend dat zij ter vergoeding voor haar werkzaamheden een voorschot heeft gevraagd en verkregen van € 750,--. Tevens heeft verweerster erkend dat zij van klagers een bedrag van € 100,-- contant heeft ontvangen, waarvoor zij een kwitantie heeft afgegeven. Of verweerster ook daadwerkelijk werkzaamheden voor klagers heeft verricht die niet voor vergoeding op basis van een toevoeging in aanmerking komen, kan de raad niet vaststellen. Elke schriftelijke vastlegging ontbreekt namelijk. Het ontbreken van de vereiste schriftelijke vastlegging acht de raad in strijd met de zorgvuldigheid die verweerster jegens klagers in acht had behoren te nemen. In zoverre is de klacht dan ook gegrond.

    Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.5    Voorop dient te staan dat een advocaat voor het – in overleg met zijn cliënt – te voeren beleid een ruime vrijheid toekomt en dat in het algemeen een tuchtrechtelijke maatregel eerst geïndiceerd kan zijn indien de advocaat bij de behandeling van de zaak kennelijk onjuist optreedt en adviseert en de belangen van de cliënt daardoor worden geschaad of kunnen worden geschaad. Teneinde misverstanden over de aanpak van de zaak en de inhoud van de door de advocaat verstrekte adviezen betreffende de behandeling van de zaak te voorkomen, dient de advocaat de cliënten de inhoud van de verstrekte adviezen en de daaraan verbonden risico’s, schriftelijk te bevestigen.

5.7    Klagers verwijten verweerster dat de kwaliteit van haar bijstand onvoldoende was. De raad kan zich daarover geen zelfstandig oordeel vormen, nu ook op dit punt elke schriftelijke vastlegging ontbreekt. Eveneens ontbreekt de schriftelijke vastlegging van de door verweerster verstrekte adviezen over de behandeling van de zaak en de aan de behandeling verbonden risico’s.

5.8    De raad acht dit klachtonderdeel derhalve gegrond.

 

6    MAATREGEL

Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden. Daarbij neemt de raad mede in aanmerking het tuchtrechtelijke verleden van verweerster alsmede het feit dat de Commissie Rechtsbijstand Asielzoekers verweerster al bij beslissing van  juni 2005 heeft gewezen op de ontoelaatbaarheid van haar optreden in een asielzaak.

7    BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart de klacht gegrond;

-    legt aan verweerster de maatregel van berisping op.

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. W.J. Hengeveld, P.J.E.M. Nuiten, E.J. van der Wilk en C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 maart 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 26 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klagers

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klagers

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl