Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

12-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3941

Zaaknummer

R. 4113/13.20

Inhoudsindicatie

Niet kan worden vastgesteld dat verweerster door haar handelwijze de belangen van klaagster nodeloos heeft geschaad, meer in het bijzonder vanwege de door de rechtbank Rotterdam opgelegde dwangsom aan klaagster. In de gegeven omstandigheden rustte op verweerster niet de verplichting om klaagster eerst nog een termijn voor vrijwillige voldoening aan het vonnis te geven, alvorens tot betekening over te gaan.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Het verwijt dat verweerster willens en wetens in haar eigen belang zou hebben gesteld dat de terugbetaling en teruglevering van de aandelen C. volledig los van elkaar staan, is door verweerster gemotiveerd betwist en is door klaagster niet nader onderbouwd. Dit klachtonderdeel ontbeert dan ook feitelijke grondslag

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 21 januari 2013, door de Raad ontvangen op 22 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerster behartigt de belangen van de wederpartij van klaagster in een procedure.

1.2    Bij (incidenteel) vonnis van 12 januari 2011 van de rechtbank Rotterdam is aan klaagster een gebod opgelegd tot nakoming van de met de cliënte van verweerster gesloten aandeelhoudersovereenkomst (gedurende de duur van de hoofdprocedure) op straffe van verbeurte van een dwangsom.

1.3    Op 14 januari 2011 is voornoemd vonnis aan klaagster betekend en is tevens bevel tot nakoming van voornoemd vonnis gedaan.

1.4    Bij brief van 16 januari 2011 heeft klaagster een klacht ingediend tegen verweerster bij de deken.

1.5    Bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 mei 2011 is klaagster onder meer veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 105.000,00 aan de cliënte van verweerster. Voorts heeft de rechtbank beslist dat de cliënte van verweerster bij voldoening door (onder meer) klaagster de aandelen C. terug dient te leveren.

1.6    De cliënte van verweerster heeft vervolgens de vordering op klaagster ad € 105.000,00 bij notariële akte van 12 mei 2011 gecedeerd aan C. Holding B.V. en het kantoor waar verweerster werkzaam is.

1.7    Het vonnis van 11 mei 2011 is op 6 juni 2011 betekend aan klaagster

1.8    Klaagster heeft vervolgens een executiegeschil geëntameerd.

1.9    Bij kort geding vonnis van 7 juli 2011 is de cliënte van verweerster veroordeeld tot teruglevering van de aandelen C. aan klaagster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Meer in het bijzonder verwijt klaagster verweerster dat zij:

a.    ten onrechte twee vonnissen heeft laten betekenen aan klaagster door de deurwaarder. Verweerster had klaagster een redelijke termijn moeten geven voor het vrijwillig nakomen van die vonnissen. Klaagster is nu geconfronteerd met de kosten van betekeningen door de deurwaarder;

b.    willens en weten vanuit haar eigen belang heeft gesteld dat de terugbetaling en teruglevering van de aandelen C. volledig los van elkaar zouden staan.

 

3.    BEOORDELING

Ten aanzien van klachtonderdeel a

3.1    Vooropgesteld wordt dat de advocaat van de wederpartij een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt, en dat deze vrijheid niet ten gunste van een tegenpartij mag worden beknot, tenzij daarbij haar belangen nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

3.2    Uit de stukken volgt dat verweerster de deurwaarder opdracht heeft gegeven het vonnis  van de rechtbank Rotterdam van 12 januari 2011 aan klaagster te betekenen. Verweerster heeft gesteld dat haar cliënte haar hiertoe opdracht heeft verstrekt. Verweerster heeft door aldus te handelen de belangen van haar cliënte gediend. Niet kan worden vastgesteld dat verweerster door haar handelwijze de belangen van klaagster nodeloos heeft geschaad, meer in het bijzonder vanwege de door de rechtbank Rotterdam opgelegde dwangsom aan klaagster. In de gegeven omstandigheden rustte op verweerster niet de verplichting om klaagster eerst nog een termijn voor voldoening aan het vonnis te geven, alvorens tot betekening over te gaan.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

3.3    Klaagster is blijkens de door verweerster overgelegde brief van 12 mei 2011 aan de advocaat van klaagster verzocht om aan het vonnis van 11 mei 2011 te voldoen. Niet valt in te zien waarom het verweerster niet vrij zou staan de deurwaarder opdracht te geven namens haar cliënte, althans namens de cessionarissen, het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 11 mei 2011 aan klaagster te laten betekenen, toen voldoening uitbleef.

3.4    Voorts kan niet worden vastgesteld dat verweerster een persoonlijk belang zou hebben in de betreffende kwestie. De vordering van de cliënte van verweerster op klaagster is (onder meer) gecedeerd aan het kantoor, waar verweerster werkzaam is, en niet aan verweerster persoonlijk. Het verwijt dat verweerster willens en wetens in haar eigen belang zou hebben gesteld dat de terugbetaling en teruglevering van de aandelen C. volledig los van elkaar staan, is door verweerster gemotiveerd betwist en is door klaagster niet nader onderbouwd. Dit klachtonderdeel ontbeert dan ook een feitelijke grondslag.

3.5    Voor zover klaagster meent dat zij schade heeft geleden, dient klaagster zich te wenden tot de civiele rechter. De tuchtrechter is niet bevoegd te oordelen over een vordering dat een advocaat een door zijn gedraging veroorzaakte schade geheel of gedeeltelijk dient te vergoeden. Een vordering tot vergoeding van schade in dat kader kan alleen aanhangig worden gemaakt bij de civiele rechter.

3.6    Gelet op het voorgaande dienen de klachtonderdelen a en b kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4    BESLISSING

Wijst de klachtonderdelen a en b als kennelijk ongegrond af.

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 12 februari 2013.

griffier                                                                         voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 14 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kan klager en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.