Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

25-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA4070

Zaaknummer

R. 4022/12.156

Inhoudsindicatie

Vrijheid advocaat. Het naar voren brengen van een andere visie over de feiten houdt niet onjuist informeren en/of misleiden in. Belangen wederpartij niet nodeloos en op ontoelaatbare wijze geschaad. Vaste rechtspraak van het Hof van Discipline is dat correspondentie tussen advocaat en cliënt een strikt vertrouwelijk karakter heeft. Die vertrouwelijkheid dient te allen tijde gewaarborgd te zijn. Gelet daarop staat het de advocaat van de wederpartij niet vrij dergelijke correspondentie zonder toestemming te openbaren. De wijze waarop de advocaat de beschikking over die correspondentie heeft gekregen, is daarbij niet van belang. Handelen in strijd hiermee is onzorgvuldig en klachtwaardig. Overleggen van een mediation overeenkomst is toegestaan als het belang van de zaak daartoe aanleiding geeft. Overleggen van fragmenten uit persoonlijke dagboeken van de wederpartij in casu niet klachtwaardig aangezien zij reeds eerder als bijlage bij de stukken waren gevoegd. Overleggen van een foto en therapie-aantekeningen van 20 jaar geleden wel klachtwaardig aangezien daarmee geen redelijk doel werd gediend dat niet op andere wijze kon worden bereikt.

Inhoudsindicatie

Klacht deels gegrond. Enkele waarschuwing.

Uitspraak

1.    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 20 augustus 2012 met kenmerk K081 2011/2012 ew/nw, door de raad ontvangen op 21 augustus 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 28 januari 2013 in aanwezigheid van klager, verweerster en haar raadsman mr. S. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3    De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2    Klager heeft een strafrechtelijk verleden. Hij is ruim 20 jaar geleden veroordeeld voor seksueel misbruik van een minderjarige.

2.3    Verweerster stond de ex-echtgenote van klager bij in verschillende procedures betreffende het gezag over en de omgang met hun gezamenlijke zoontje. In die procedures is door verweerster gerefereerd aan het strafrechtelijk verleden van klager.

2.4    Bij brief van 20 december 2011 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3    KLACHT

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerster:

a.    de rechtbank heeft misleid door in verschillende stukken onjuiste informatie te verstrekken en deze informatie als feiten te presenteren;   

b.    een poging tot mediation van klager en zijn ex-echtgenote heeft gefrustreerd;

c.    enkele vertrouwelijke stukken in het geding heeft gebracht;

d.    klager op onnodige kosten heeft gejaagd.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerder heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5    BEOORDELING

5.1    Vooropgesteld wordt dat de advocaat een grote mate van vrijheid toekomt om de belangen van zijn cliënt te behartigen op de wijze die hem passend voorkomt. Deze vrijheid mag niet ten gunste van een (processuele) wederpartij worden beknot, tenzij de belangen van die wederpartij nodeloos en op ontoelaatbare wijze worden geschaad. De advocaat dient de belangen van zijn cliënt te behartigen aan de hand van feitenmateriaal dat zijn cliënt hem verschaft en hij mag in het algemeen afgaan op de juistheid van die informatie. Verificatie door de advocaat van de hem door de cliënt verstrekte informatie is slechts dan geboden, indien er aanwijzingen zijn dat de informatie onjuist is. De advocaat dient zich uiteraard te allen tijde te gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt en hij mag bij het optreden namens zijn cliënt niet over de schreef gaan.

    Ten aanzien van klachtonderdeel a

5.2    Ten aanzien van klachtonderdeel a is in het onderhavige geval noch uit de stukken, noch anderszins gebleken dat verweerster de hiervoor bedoelde haar toekomende ruime mate van vrijheid te buiten is gegaan dan wel zich in enig ander opzicht niet heeft gedragen zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Dat klager een andere visie over de feiten heeft dan de cliënte van verweerster, betekent niet dat het verweerster niet vrij zou staan om de door haar cliënte aangehangen visie over de feiten te verdedigen en ter zitting naar voren te brengen. Meer in het bijzonder blijkt uit de zich in het dossier bevindende stukken van de hand van verweerster niet, dat zij de rechtbank onjuist heeft geïnformeerd en/of heeft misleid. Zij heeft steeds slechts de stellingen van haar cliënte weergegeven en mocht afgaan op de informatie die door haar cliënte aan haar was verstrekt. De wijze waarop zij de stellingen van haar cliënte heeft verwoord acht de raad niet onnodig grievend. Dit klachtonderdeel is derhalve ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel b

5.3    Wat betreft klachtonderdeel b is evenmin uit de stukken of anderszins gebleken dat verweerster heeft gehandeld in strijd met hetgeen een behoorlijk advocaat betaamt. Verweerster heeft integendeel, gelet op de stukken, de belangen van haar cliënte behartigd, zoals ook haar taak was, zonder dat de belangen van klager nodeloos en op ontoelaatbare wijze zijn geschaad.

5.4    Uit de zich in het dossier bevindende stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat klager zelf de mediation heeft beëindigd. Dat verweerster hem daar op onoirbare wijze toe heeft aangezet en aldus de mediation heeft gefrustreerd, is niet gebleken. Vanaf dat moment bestond er voor verweerster geen belemmering meer hem namens haar cliënte in rechte te betrekken.

5.5    De raad acht ook dit klachtonderdeel ongegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel c

5.6    Het derde klachtonderdeel betreft het verwijt dat verweerster vertrouwelijke stukken in het geding heeft gebracht. Meer in het bijzonder ziet dit verwijt op de door verweerster in het geding gebrachte e-mails uit 2009 tussen klager en zijn toenmalige advocaat, de mediation-overeenkomst, fragmenten uit persoonlijke dagboeken, een foto van ontklede jongens en therapie-aantekeningen.

5.7    De raad stelt voorop dat vaste rechtspraak van het Hof van Discipline is, dat correspondentie tussen advocaat en cliënt een strikt vertrouwelijk karakter heeft. Die vertrouwelijkheid dient te allen tijde gewaarborgd te zijn. Gelet daarop staat het de advocaat van de wederpartij niet vrij om dergelijke correspondentie zonder toestemming van de cliënt door of aan wie de brief is geschreven, te openbaren. De wijze waarop de advocaat van de wederpartij de beschikking heeft gekregen over deze correspondentie is daarbij niet van belang. De door verweerster in het geding gebrachte e-mails tussen klager en zijn toenmalige advocaat waren in het kader van die vertrouwelijkheid geschreven. De inhoud ervan was uitsluitend voor hen beiden bestemd en de e-mails behoren dan ook tot de persoonlijke levenssfeer van klager. Het had om die reden op de weg van verweerster gelegen om klager in te lichten over haar voornemen de e-mails in kwestie in het geding te brengen en daarvoor zijn toestemming te vragen. Ingeval van weigering van klager zou zij dan de kwestie aan de deken hebben kunnen voorleggen en na bij de deken ingewonnen advies alsnog zelf de afweging hebben kunnen maken de e-mails al dan niet over te leggen. Dat alles heeft verweerster nagelaten en de raad acht haar handelwijze terzake dan ook onzorgvuldig jegens klager. Dat klager in de procedure zelf zich niet tegen het overleggen van de e-mails in kwestie heeft verzet, doet daar niet aan af. Dit klachtonderdeel is in zoverre gegrond.

5.8    Ten aanzien van het overleggen van de mediationovereenkomst is de raad van oordeel dat dat is toegestaan als het belang van de zaak daartoe aanleiding geeft. In het onderhavige geval betrof het bovendien slechts een concept dat nog niet was ondertekend. Het in het geding brengen daarvan acht de raad niet klachtwaardig. Het klachtonderdeel is in zoverre ongegrond.

5.9    Naar het oordeel van de raad heeft verweerster met het overleggen van fragmenten uit de persoonlijke dagboeken van klager geen inbreuk gemaakt op zijn privacy en niet klachtwaardig gehandeld. Deze dagboekaantekeningen zijn immers pas ná de aangifte waarbij zij reeds als bijlagen waren gevoegd, overgelegd. Bovendien heeft verweerster deze bijlagen op voorhand aan klager althans zijn advocaat, toegestuurd. De raad acht het klachtonderdeel in zoverre dan ook ongegrond.

5.10    Ten aanzien van de door verweerster overgelegde foto van ontklede jongens en therapie-aantekeningen, oordeelt de raad dat zij daarmee een ongeoorloofde inbreuk op klager’s privacy heeft gemaakt. De stukken dateren van ruim 20 jaar geleden en nu het een gegeven was dat klager was veroordeeld voor het misbruiken van een minderjarige, werd met het overleggen ervan geen redelijk doel gediend dat niet op andere wijze zou kunnen worden bereikt. Het klachtonderdeel acht de raad in zoverre gegrond.

Ten aanzien van klachtonderdeel d

5.11    Ten aanzien van dit klachtonderdeel overweegt de raad dat het de advocaat is die in overleg met zijn cliënt bepaalt welke strategie wordt gevolgd en op welke wijze de belangen van de cliënt worden behartigd. Evident onnodige kosten moeten daarbij door de advocaat worden vermeden, zowel voor zijn eigen cliënt als voor de wederpartij. Dat een dergelijke situatie zich hier voordoet, kan de raad op basis van de voorhanden zijnde stukken niet beoordelen. Dit klachtonderdeel acht de raad dan ook ongegrond.

 

6    MAATREGEL

    Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7    BESLISSING

De Raad van Discipline:

-    verklaart klachtonderdeel c deels gegrond;

-    legt verweerster daarvoor de maatregel van een enkele waarschuwing op;

-    verklaart de klacht voor het overige ongegrond.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mr. W.J. Hengeveld, mr. P.J.E.M. Nuiten, mr. E.J. van der Wilk en mr. C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 25 maart 2013.

griffier    voorzitter                           

Deze beslissing is in afschrift op 26 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.     Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.     Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.     Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl