Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

28-10-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSHE:2013:85

Zaaknummer

OB79-2013

Inhoudsindicatie

Volgens klager vordert verweerder namens zijn cliënt ten onrechte van hem nog een bedrag van € 4.426,60. Aangezien hierover nog een procedure loopt, waarin nog geen eindoordeel is gegeven, kan de tuchtrechter daarop niet vooruitlopen. Wel verwijtbaar is dat verweerder een arrest van het hof ten behoeve van zijn cliënt poogt te executeren zonder rekening te houden met een bedrag van € 10.000,00 dat hij reeds in depot heeft.

Inhoudsindicatie

Klacht gegrond. Maatregel: enkele waarschuwing.

Uitspraak

Beslissing van 28 oktober 2013

in de zaak OB 79 - 2013

naar aanleiding van de klacht van:

 

A

 

 

klager

 

tegen:

B

 

verweerder

 

1                Verloop van de procedure

1.1          Bij brief aan de raad van 13 maart 2013, met kenmerk nr. K door de raad ontvangen op 14 maart 2013, heeft de deken van de orde van advocaten in het arrondissement OB  de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2          De klacht is behandeld te zitting van de raad van 9 september 2013 in aanwezigheid van klager en verweerder in persoon. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3          De raad heeft kennis genomen van de onder 1.1 genoemde brief van de Deken van 13 maart 2013 met bijlagen. Voorts heeft de raad kennis genomen van de ongedateerde brief van klager, door de raad ontvangen op 22 augustus 2013, met bijlagen, en van de brief van verweerder aan de raad van 24 augustus 2013 met bijlagen.

 

2                FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan:

2.1          Er loopt al geruime tijd een geschil tussen klager en de heer K, voor wie verweerder als raadsman optreedt. Klager heeft dit geschil aanhangig gemaakt bij de rechtbank B, sector kanton, die eindvonnis heeft gewezen op 24 juni 2009. In dit vonnis is in conventie de vordering van klager afgewezen en is klager in reconventie veroordeeld om aan K te betalen een bedrag van €9.484,17 exclusief rente en kosten.

2.2          Hierna heeft klager op 22 september 2009 hoger beroep doen instellen tegen dit vonnis van 24 juni 2009. In deze procedure heeft klager afgezien van het nemen van een memorie van grieven en heeft verweerder namens zijn cliënt een (voorwaardelijk) incidenteel appèl ingesteld en zijn eis vermeerderd met €4.426,80, zijnde een rekening van een schade-expert, die volgens de overeenkomst van partijen van 28 juni 2005 door klager diende te worden betaald. Het hof heeft bij eindarrest van 20 september 2011 klager in zijn appel niet-ontvankelijk verklaard, het vonnis van de rechtbank vernietigd en  opnieuw rechtdoende klager veroordeeld tot betaling aan K van een bedrag van €13.910,77 exclusief rente en kosten.

2.3          Verweerder heeft zijn cliënt K eveneens bijgestaan in een procedure bij de rechtbank D tegen diens verzekeraar. In deze procedure is op 14 oktober 2010 een schikking tot stand gekomen.

2.4          Naar aanleiding van het eindarrest van het gerechtshof H van 20 september 2011 heeft klager op 19 maart 2012 een dagvaarding tot herroeping van dit arrest doen uitbrengen, waarbij door hem tevens een tweetal incidentele vorderingen zijn ingesteld. Deze zijn door het hof bij arrest van 21 augustus 2012 afgewezen.

2.5          Op 28 mei 2013 heeft klager de cliënt van verweerder in kort geding doen dagvaarden voor de voorzieningenrechter van de rechtbank ZWB in een executiegeschil. Na de zitting van 6 juni 2013 zijn partijen met elkaar in overleg getreden, hetgeen echter niet tot resultaat heeft geleid, waarna de voorzieningenrechter op 12 juli 2013 vonnis heeft gewezen. Daarbij is het de cliënt van verweerder verboden tot verdere tenuitvoerlegging van het arrest van het hof H van 20 september 2011 over te gaan.

 

3                klacht

          De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk           verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet, immers:

3.1         Verweerder had niet voor K mogen optreden, omdat hij van september tot december 2009 een samenwerkingsverband had met mevrouw mr. W over wie de tuchtrechter heeft geoordeeld dat het haar niet vrij stond tegen klager op te treden in een geschil tussen klager en K, enerzijds op grond van een affectieve relatie tussen klager en mevrouw mr. W en anderzijds omdat klager en mevrouw mr. W eerder gezamenlijk voor K waren opgetreden.

3.2         Verweerder vordert namens zijn cliënt van klager een bedrag van €4.426,60, terwijl hem dat bedrag al betaald is door assuradeuren.

3.3         Verweerder maakt misbruik van recht door de executie van een vonnis voort te zetten ondanks het feit dat in mindering op dit vonnis al €10.691,00 is betaald, hetgeen door verweerder wordt genegeerd.

 

4                VERWEER

4.1          Verweerder voert aan dat hij voor K optreedt vanaf maart/april 2009, terwijl zijn samenwerking met mevrouw mr. W plaatsvond van augustus tot en met december 2011. Toen waren alle proceshandelingen in de door klager geëntameerde procedures al achter de rug.

4.2          In de procedure die verweerder voor K heeft gevoerd tegen diens verzekeraar is op 14 oktober 2010 een schikking getroffen op basis waarvan aan K een bedrag van €75.000,00 is uitgekeerd. In dat bedrag waren niet begrepen de expertisekosten ad €4.426,80 omdat de verzekeraar op basis van de polisvoorwaarden niet verplicht was deze te vergoeden.

4.3          Verweerder ziet het als zijn plicht de belangen van zijn cliënt maximaal te behartigen. Wanneer klager op basis van rechterlijke uitspraken veroordeeld is een bedrag aan de cliënt van verweerder te betalen, is verweerder tegenover zijn cliënt verplicht deze uitspraken ten uitvoer te doen leggen.

 

5                BEOORDELING

5.1         Wat betreft het eerste onderdeel van de klacht stelt de raad vast dat dit onderdeel door klager ter zitting is ingetrokken, zodat daarop geen beslissing behoeft te worden gegeven.

5.2         In het tweede onderdeel van zijn klacht verwijt klager verweerder dat hij namens zijn cliënt ten onrechte een bedrag van € 4.426,60 van klager vordert, omdat dit bedrag door de assuradeur van zijn cliënt al zou zijn uitgekeerd. Dit laatste is door verweerder bestreden. Verweerder wijst erop dat door hem namens zijn cliënt weliswaar een procedure is gevoerd tegen deze assuradeur voor de rechtbank D, waarin tijdens een comparitie van partijen op 14 oktober 2010 een schikking is getroffen voor een bedrag van € 75.000,00, maar dat het bedrag van € 4.426,60 daarvan geen deel uitmaakte, omdat dit expertisekosten waren die ten laste van klager bleven en die de assuradeur op grond van de polisvoorwaarden niet behoefde te vergoeden.

5.3         Het bedrag van € 4.426,60 is ook onderwerp geweest van een procedure tussen klager en de cliënt van verweerder, welke klager is begonnen voor de rechtbank B, sector kanton, locatie B. In deze procedure is bij vonnis van de rechtbank de vordering van klager in conventie afgewezen en de vordering van de cliënt van verweerder in reconventie toegewezen tot een bedrag van € 9.484,17 exclusief rente en kosten. In het door klager ingestelde hoger beroep tegen dit vonnis, waarin verweerder in incidenteel appèl namens zijn cliënt diens vordering heeft vermeerderd met het bedrag van € 4.426,60, heeft het hof bij arrest van 20 september 2011 klager in diens beroep niet ontvankelijk verklaard en  veroordeeld een bedrag van € 13.910,77 aan de cliënt van verweerder te betalen.

5.4         Naar aanleiding van dit arrest heeft klager op 19 maart 2012 in het kader van een herroepingsprocedure een dagvaarding tegen de cliënt van verweerder doen uitbrengen en daarbij tevens een tweetal incidenten opgeworpen. Bij arrest van 7 augustus 2012 zijn deze beide incidentele vorderingen afgewezen. Op de hoofdvordering is nog niet beslist.

5.5         Het bovenstaande leidt tot de conclusie dat het onderwerp dat aan dit klachtonderdeel ten grondslag wordt gelegd ook onderwerp is van een civielrechtelijk geschil, waarover de rechter nog geen (eind)oordeel heeft gegeven. De tuchtrechter kan daarop niet vooruitlopen door thans te beoordelen of verweerder al dan niet “ten onrechte” de vordering van € 4.426,60 heeft ingesteld. Overigens zal ook een eventuele afwijzing van deze vordering door de civiele rechter niet zonder meer betekenen dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld door hem in te stellen. Dit onderdeel van de klacht zal dan ook ongegrond worden verklaard.

5.6         Het derde klachtonderdeel betreft een executiegeschil. Klager verwijt verweerder dat deze voor zijn cliënt een vonnis/arrest poogt te executeren zonder rekening te houden met een reeds betaald bedrag van € 10.000,00 dat verweerder in depot heeft. Verweerder van zijn kant stelt dat hij wat dit betreft slechts de belangen van zijn cliënt voorop heeft gesteld.

5.7         De raad stelt vast dat er na het vonnis van de rechtbank B van 24 juni 2009 tussen klager en verweerder een e-mailwisseling heeft plaatsgevonden over de voldoening aan dit vonnis, waarbij verweerder in zijn mail aan klager van 12 juli 2009 expliciet aangeeft een bedrag van € 10.000,00 in depot te hebben, waarop zijn cliënt vanaf de datum van het vonnis aanspraak kan maken. Ook de voorzieningenrechter van de rechtbank ZWB komt in zijn vonnis van 12 juli 2013 tot deze conclusie en verbiedt de cliënt van verweerder verdere tenuitvoerlegging van het arrest van het gerechtshof H van 20 september 2011, met veroordeling van de cliënt van verweerder om een bedrag van € 2.220,03 aan klager te betalen exclusief kosten. De raad oordeelt dat het aan verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar is dat hij heeft getracht een rechterlijke beslissing ten uitvoer te doen leggen voor de voldoening waaraan door klager reeds  voldoende zekerheid was gesteld. Bij de ernst van het verwijt past de na te noemen maatregel.

 

BESLISSING

De raad van discipline:

-                          verklaart klachtonderdeel 2 ongegrond;

-                          verklaart klachtonderdeel 3 gegrond en legt deswege aan verweerder op de maatregel van enkele waarschuwing.

 

Aldus gegeven door : mr. E.P. van Unen, voorzitter, mr. S.A.R. Lely, mr. A.L.W.G. Houtakkers, mr. P.A.M. van Hoef, mevrouw mr. P.J.W.M. Theunissen, leden, bijgestaan door mr. C.M. van Lanschot als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 28 oktober 2013.

 

 

griffier                                                                         voorzitter                                     

 

Deze beslissing is in afschrift op      29 oktober 2013                                 per aangetekende brief  verzonden aan:

-               klager

-               verweerder

-               de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB

-               de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

 

-            verweerder

-            de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

 

Voor zover de klacht geheel of ten dele ongegrond is verklaard door:

 

-      klager

-      de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement OB.

 

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

 

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

 

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.    Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.    Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Teneinde er zeker van te zijn dat voor de ontvangst getekend kan worden of dat pakketten die niet in een reguliere brievenbus besteld kunnen worden, afgegeven kunnen worden dient u telefonisch contact op te nemen met de griffie van het hof.

c.    Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl