Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

05-03-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRAMS:2013:YA4042

Zaaknummer

12-193Lee

Inhoudsindicatie

Klacht met betrekking tot de financiële afwikkeling van een toevoeging. Verweerder zou ten onrechte een bedrag door een kantoorgenoot hebben laten verrekenen met een declaratie van klager in een andere zaak. Klacht niet ontvankelijk nu klager de kantoorgenoot van verweerder had moeten aanspreken en niet verweerder.

Uitspraak

Beslissing van 5 maart 2013

in de zaak 12-193Lee

naar aanleiding van de klacht van:

de heer mr.

advocaat te

klager

tegen:

de heer mr.

advocaat te

verweerder

1 VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de raad van 21 juni 2012 met kenmerk 6454, door de raad ontvangen op 22 juni 2012, heeft de griffier van het Hof van Discipline de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 18 december 2012 in aanwezigheid van klager. Verweerder is overeenkomstig zijn voorafgaande bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van:

- de hiervoor genoemde brief van de griffier van het Hof van Discipline;

- de beslissing van de voorzitter van het Hof van Discipline van 21 juni 2012;

- de brief aan het Hof van Discipline van 5 juni 2012 van de griffier van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden;

- de brief van 29 mei 2012 van de waarnemend deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Leeuwarden (thans deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland) alsmede van de bijlagen bij voornoemde brief;

- de brief van verweerder aan de raad van 10 oktober 2012 met bijlagen.

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager stond in 2009 een rechtzoekende bij. Klager heeft voor deze cliënt in maart 2009 een toevoeging op zijn naam aangevraagd en verkregen. De door de Raad voor Rechtsbijstand vastgestelde eigen bijdrage van € 466,- is bij de cliënt in rekening  gebracht en door de cliënt betaald aan (het kantoor van) klager. Klager was op dat moment in loondienst bij mr. P, advocaat te Sneek.

2.3 In april 2009 heeft een kantoorgenote van verweerder de behandeling van deze zaak van klager overgenomen. Klager heeft vervolgens begin 2010 aan deze kantoorgenote van verweerder een bedrag van € 262,48 als opvolgingsvergoeding in rekening gebracht. Klager – die inmiddels niet meer in loondienst was bij mr. P – heeft daarbij verzocht om uitbetaling van de opvolgingsvergoeding op het bankrekeningnummer van zijn eigen kantoor. De kantoorgenote van verweerder heeft klager vervolgens verzocht aan haar kantoor een bedrag van € 203,51 te betalen. Dat bedrag is het verschil tussen de ontvangen eigen bijdrage en de opvolgingsvergoeding.

2.4 Klager heeft aan dit verzoek niet voldaan en zich op het standpunt gesteld daartoe ook niet verplicht te zijn omdat de eigen bijdrage destijds is betaald aan zijn toenmalige werkgever, mr. P, en niet aan hem. Daarop heeft verweerder namens zijn kantoor op 10 mei 2011 de deken verzocht om in deze zaak te bemiddelen. Het bemiddelingsgesprek heeft op 4 oktober 2011 plaatsgevonden. Na het bemiddelingsgesprek is mr. P om opheldering verzocht. Een inhoudelijke reactie van mr. P is uitgebleven.

2.5 Op 1 maart 2012 heeft mr. B, een andere kantoorgenoot van verweerder,  het eerder genoemde bedrag van € 203,51 verrekend met een declaratie van 10 mei 2011 van klager aan mr. B in een andere zaak. Vervolgens heeft verweerder de waarnemend deken op 5 maart 2012 van deze verrekening op de hoogte gesteld en hem bericht dat het dossier gesloten kon worden.

2.6 Op 6 maart 2012 heeft klager de waarnemend deken bericht niet akkoord te zijn met deze verrekening en zich bij de deken beklaagd over verweerder. Omdat verweerder lid is van de Raad van Discipline in het ressort Leeuwarden, heeft de voorzitter van het Hof van Discipline bij beslissing van 21 juni 2012 de Raad van Discipline in het ressort Amsterdam aangewezen voor de behandeling van de klacht.

2.7 Op 20 maart 2012 heeft verweerder zich vervolgens bij de deken beklaagd over klager. Deze klacht is bij de raad in behandeling onder klachtnummer 12-192Lee. In deze zaak doet de raad eveneens heden uitspraak.

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat verweerder - in strijd met het bepaalde in de gedragsregels 17 en 23 - ten onrechte een bedrag van € 203,51 terzake van de financiële afwikkeling van een toevoeging heeft verrekend of laten verrekenen met een declaratie van klager in een andere zaak.

3.2  Ter toelichting op zijn klacht heeft klager gesteld dat hij het bedrag van € 203,51 niet aan verweerder verschuldigd is omdat de rechtzoekende de eigen bijdrage van € 466,- niet aan klager maar aan het kantoor van mr. P heeft betaald. Het bedrag van € 203,51 dient dan ook niet door klager maar door mr. P aan (het kantoor van) verweerder voldaan te worden.

4 VERWEER

4.1 Verweerder voert verweer en stelt daartoe het volgende. Klager heeft zich ten onrechte achter zijn voormalige werkgever mr. P verscholen als degene aan wie de eigen bijdrage ten goede zou zijn gekomen en van wie deze dus – volgens klager – ook zou moeten worden teruggevorderd. De eigen bijdrage van € 466,- had door klager aan verweerder, althans aan het kantoor van verweerder, betaald moeten worden onder verrekening van de opvolgingsvergoeding. Verweerder is van mening dat zijn kantoor een vordering van € 203,51 op klager had zodat de verrekening door mr. B met een declaratie van klager in een andere zaak terecht heeft plaatsgevonden.

5 BEOORDELING

5.1 De raad ziet aanleiding om eerst de vraag te beantwoorden of klager ontvankelijk in zijn klacht kan worden geacht.

5.2 De klacht richt zich tot verweerder terwijl niet verweerder, maar diens kantoorgenoot is overgegaan tot verrekening van het bedrag van € 203,51 met een declaratie van klager in een andere zaak. Niet valt in te zien hoe het gedrag van die kantoorgenoot aan verweerder zou moeten worden toegerekend, zodat klager niet ontvankelijk is in zijn klacht tegen verweerder.

5.3 Ten overvloede overweegt de raad dat de stelling van klager dat verrekening niet mogelijk was omdat niet klager maar mr. P het genoemde bedrag aan (het kantoor van) verweerder verschuldigd was, onjuist is op de gronden die de raad heeft uiteengezet in zijn beslissing van heden in de zaak 12-192Lee tussen dezelfde partijen. Het verwijt dat klager verweerder maakt treft dus ook op inhoudelijke gronden geen doel.

BESLISSING

De raad van discipline:

- verklaart klager niet-ontvankelijk in zijn klacht.

Aldus gewezen door mr. A.P. Schoonbrood-Wessels, voorzitter, mrs. G. Kaaij, H.C.M.J. Karskens, J.M. van de Laar, H.B. de Regt, leden, bijgestaan door mr. G.E. Wiebenga als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 5 maart 2013.

 

griffier voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 5 maart 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Noord-Nederland

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl