Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

23-09-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:227

Zaaknummer

R. 4029/12.163

Inhoudsindicatie

Klacht tegen advocaat wederpartij. Door verweerder geuite beschuldigingen aan adres klager zijn naar het oordeel van de raad zeer ernstig terwijl van relevantie noch bewijs is gebleken. Klacht gegrond. Voorwaardelijke schorsing voor de duur een maand, proeftijd twee jaren.

Uitspraak

1. VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1 Bij brief aan de Raad van Discipline van 24 juni 2012 met kenmerk R 11/12/77, door de raad ontvangen op 25 juni 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2 De klacht is behandeld ter zitting van de raad van 24 juni 2013 in aanwezigheid van klager. Verweerder is met voorafgaand bericht niet verschenen. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt.

1.3 De raad heeft kennis genomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 van de Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2 FEITEN

2.1 Voor de beoordeling van de klacht wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de volgende vaststaande feiten uitgegaan.

2.2 Klager, niet praktiserend v te Hoorn, is tot 2011 voorzitter geweest van de V t K (hierna: “de V”). Verweerder is voorzitter van  D C F. Eén van de leden van deze F de heer M, werkzaam te A, noemt zich op zijn website “M”.

2.3 Vanwege het oneigenlijk gebruik door de heer M van de titel “dr.”, heeft de Vereniging in juli 2011 op haar website een stuk geplaatst waarin de vraag werd gesteld of hier sprake kon zijn van titelfraude.

2.4 Verweerder heeft daarop geëist dat het stuk van de website van de V werd verwijderd en gedreigd met een rechtszaak.

2.5 De V heeft daarop aangifte van titelfraude gedaan bij de officier van justitie.

2.6 In de in dat verband met het Openbaar Ministerie gevoerde correspondentie is verweerder beschuldigingen gaan uiten aan het adres van klager in relatie tot de dood van een baby in het ziekenhuis waar klager in de desbetreffende periode werkzaam was.

2.7 Inmiddels heeft de Officier van Justitie vastgesteld dat de heer M ten onrechte de dr.-titel heeft gevoerd. De zaak is voorwaardelijk geseponeerd met een proeftijd van twee jaar.

2.8 Bij brief met bijlagen van 23 juni 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerder.

 

3 KLACHT

3.1 De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet doordat hij beschuldigingen aan het adres van klager heeft geuit die kant noch wal raken en zich onnodig grievend over klager heeft uitgelaten in woord en geschrift.

3.2 Meer specifiek heeft klager aanstoot genomen aan de volgende alinea uit een email van verweerder d.d. 31 januari 2012, gericht aan het parket te Assen:

“het gaat dan niet aan om aan de luimen van een in opspraak geraakte en onder toezicht gestelde gynaecoloog uit het W in H gevolg te geven. Beter stelt u een onderzoek in tegen deze R wegens mogelijke betrokkenheid bij dood door schuld met betrekking tot twee of vier baby’s waaronder baby  R. Voorkomen moet worden dat in het W nog meer dodelijke slachtoffers vallen”.        

 

4 VERWEER

4.1 Verweerder heeft zich tegen de klacht niet verweerd, althans niet op een wijze die de deken in staat stelde zijn onderzoek naar de klacht op de gebruikelijke wijze te verrichten. Bij de behandeling van de klacht door de raad van discipline heeft verweerder evenmin verweer gevoerd.

 

5 BEOORDELING 

5.1 De raad stelt voorop dat hem niet gebleken is dat het dossier onvolledig is.

5.2 Ingevolge artikel 46 Advocatenwet zijn advocaten aan tuchtrechtspraak onderworpen onder meer ter zake van enig handelen of nalaten dat een behoorlijk advocaat niet betaamt.

5.3 Nu de klacht gericht is tegen de advocaat van klagers wederpartij heeft te gelden de door het Hof van Discipline – de hoogste instantie in het advocatentuchtrecht - gehanteerde maatstaf dat de advocaat van de wederpartij in grote mate van vrijheid toekomt de belangen van zijn cliënt te behartigen op een wijze die hem goeddunkt. Die vrijheid is niet onbeperkt, maar kan onder meer ingeperkt worden indien de advocaat zich onnodig grievend uitlaat over de wederpartij (1), feiten poneert waarvan hij weet of redelijkerwijs kan weten dat zij in strijd met de waarheid zijn (2) of indien de advocaat (anderszins) bij de behartiging van de belangen van zijn cliënt de belangen van de wederpartij onnodig of onevenredig schaadt, zonder dat daarmee een redelijk doel wordt gediend (3). Met betrekking tot de onder (2) genoemde beperking moet voorts in het oog worden gehouden dat de advocaat de belangen van zijn cliënt dient te behartigen aan de hand van het feit en materiaal dat zijn cliënt hem verschaft en dat in het algemeen mag afgaan op de juistheid van dat feit en materiaal en slechts in uitzonderingsgevallen gehouden is de juistheid daarvan te verifiëren. De raad zal het optreden van verweerder aan de hand van deze maatstaf beoordelen.

5.4 Naar het oordeel van de raad dienden gezien deze maatstaf, de uitlatingen zoals door verweerder in zijn email van 31 januari 2012 zijn opgenomen, alleen te worden gedaan als zij relevantie hebben voor de zaak die verweerder in behandeling heeft voor zijn cliënt en tenminste gestaafd worden door zeer duidelijke aanwijzingen zo niet bewijs.

5.5 De beschuldigingen die verweerder aan het adres van klager uit zijn naar het oordeel van de raad bovendien zeer ernstig. Naarmate de beschuldigingen ernstiger van aard zijn, past meer terughoudendheid en dient de advocaat zich er meer van te verzekeren dat de beschuldigingen ook op reële gronden zijn gebaseerd.

5.6 Klager heeft bij herhaling aangegeven dat hij “noch bij de dood van het betrokken kind, noch bij enig tuchtrechtelijke klacht noch in het vooronderzoek van het OM (….) enige betrokkenheid heeft gehad” en in het dossier zijn daarvoor ook in het geheel geen aanwijzingen te vinden. Tegen klager is ook geen tuchtrechtelijke procedure gevoerd.

5.7 Van relevantie noch bewijs is de raad gebleken en de raad acht de klacht dan ook gegrond.

 

6 MAATREGEL

 Gelet op de aard en de ernst van de begane overtreding acht de raad de hierna te melden maatregel passend en geboden.

 

7 BESLISSING

De Raad van Discipline:

- verklaart de klacht gegrond,

- legt aan verweerder op de maatregel van schorsing in de uitoefening van de praktijk voor de duur van één maand;

- bepaalt dat deze maatregel niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de raad van discipline later anders mocht bepalen op de grond dat verweerder binnen de hierna te vermelden proeftijd zich opnieuw schuldig heeft gemaakt aan een in artikel 46 van de Advocatenwet bedoelde gedraging;

- stelt de proeftijd op een periode van twee jaar, ingaande op de dag dat deze beslissing onherroepelijk wordt.

 

Aldus gewezen door jhr. mr. A.W. Beelaerts van Blokland, voorzitter, mrs. P.J.E.M. Nuiten, W.J. Hengeveld, T. Hordijk en  C.A. de Weerdt, leden, bijgestaan door mr. M.M.C. van der Sanden als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 23 september 2013.

griffier voorzitter                     

 

Deze beslissing is in afschrift op 24 september 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld door:

- klager

- verweerder

- de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

- de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten

Het hoger beroep moet binnen een termijn van 30 dagen na verzending van de beslissing worden ingesteld door middel van indiening van een beroepschrift, waarin de gronden van het beroep zijn vermeld en van een motivering zijn voorzien. Het beroepschrift moet in zevenvoud worden ingediend tezamen met zes afschriften van de beslissing waarvan beroep.

De eerste dag van de termijn van 30 dagen is de dag volgend op de dag van de verzending van de beslissing. Uiterlijk op de dertigste dag van die termijn moet het beroepschrift dus in het bezit zijn van de griffie van het Hof van Discipline. Verlenging van de termijn van 30 dagen is niet mogelijk.

Het beroepschrift kan op de volgende wijzen worden ingediend bij het Hof van Discipline:

a.  Per post

Het postadres van de griffie van het Hof van Discipline is:

Postbus 132, 4840 AC Prinsenbeek

b.  Bezorging

De griffie is gevestigd aan het adres Markt 44, 4841 AC Prinsenbeek.

Indien u bij de griffie van het Hof van Discipline een stuk wenst af te geven en daarvoor een ontvangstbewijs wenst te ontvangen, dient u tijdig contact op te nemen teneinde er zeker van te zijn dat het stuk onder verkrijging van de ontvangstbevestiging kan worden afgegeven.

c.  Per fax

Het faxnummer van het Hof van Discipline is 076 - 548 4608. Tegelijkertijd met de indiening per fax dient het beroepschrift tezamen met de beslissing waarvan beroep in het vereiste aantal per post te worden toegezonden aan de griffie van het hof.

Nadere informatie over hoger beroep en over (de griffie van) het hof

076 - 548 4607 of griffie@griffiehvd.nl

Praktische informatie vindt u op www.hofvandiscipline.nl