Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

30-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3930

Zaaknummer

R. 4102/13.9

Inhoudsindicatie

Klaagster heeft gesteld dat haar zoon verweerster meerdere malen zou hebben verzocht om hoger beroep in te stellen, maar dat verweerster dat  zou hebben geweigerd. Dat kan echter op basis van de stukken niet worden vastgesteld. Als de stelling juist zou zijn, ligt het overigens op de weg van de zoon van klaagster om daarover een klacht tegen verweerster in te dienen. Klaagster heeft immers geen direct belang bij deze klacht, maar haar zoon.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk ongegrond.

Uitspraak

De plaatsvervangend voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 10 januari 2013, door de Raad ontvangen op 11 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    Verweerster behartigt de belangen van de minderjarige zoon van klaagster.

1.2    Klaagster wordt tezamen met haar echtgenoot bijgestaan door mr. V., advocaat te Den Haag.

1.3    Bij beschikking van 20 april 2011 heeft de rechtbank Rotterdam de zoon van klaagster onder toezicht gesteld.

1.4    Bij beschikking van 9 juli 2012 heeft de rechtbank Rotterdam een voorlopige machtiging verleend om de zoon van klaagster in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg op te nemen.

1.5    Op 12 juli 2012 heeft de rechtbank klaagster gehoord.

1.6    Op 3 augustus 2012 heeft een voortgezette behandeling door de rechtbank plaatsgevonden en op diezelfde dag heeft de rechtbank een nieuwe machtiging verleend om de zoon van klaagster in een accommodatie voor gesloten jeugdzorg te laten verblijven tot 6 november 2012.

1.7    Mr. V. heeft namens klaagster hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemde beschikking. Verweerster heeft geen hoger beroep ingesteld tegen laatstgenoemde beschikking.

1.8    Al enige tijd is onbekend alwaar de zoon van klaagster verblijft, nadat hij is weggelopen uit de instelling waar hij verbleef.

1.9    Bij brieven van 22 november 2012 en 3 december 2012 heeft klaagster bij de deken een klacht ingediend tegen verweerster.

 

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klaagster verwijt verweerster in het bijzonder dat zij zich onvoldoende inspant om de belangen van haar zoon te behartigen, onder meer door geen hoger beroep in te stellen tegen de beschikking van 3 augustus 2012, althans heeft klaagster niet duidelijk gemaakt waarom zij dat niet heeft gedaan.

 

3.    BEOORDELING

3.1    Klaagster heeft een beroepsgeheim ten opzichte van haar cliënt, de zoon van klaagster. Het staat verweerster niet vrij om klaagster van de gevraagde vertrouwelijke informatie te voorzien, tenzij de zoon van klaagster verweerster hiertoe zou hebben gemachtigd. Dat laatste is gesteld noch gebleken.

3.2    Klaagster heeft gesteld dat haar zoon verweerster meerdere malen zou hebben verzocht om hoger beroep in te stellen, maar dat verweerster dat  zou hebben geweigerd. Dat kan echter op basis van de stukken niet worden vastgesteld. Als de stelling juist zou zijn stelling, ligt het overigens op de weg van de zoon van klaagster om daarover een klacht tegen verweerster in te dienen. Klaagster heeft immers geen direct belang bij deze klacht, maar haar zoon.

3.3    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk ongegrond te worden verklaard.

 

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk ongegrond af.

 

Aldus gewezen door mr. M.F. Baaij, plaatsvervangend voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 30 januari 2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 5 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klaagster

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.