Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

07-01-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3873

Zaaknummer

R. 3961/12.95

Inhoudsindicatie

Verweerster heeft klager bijgestaan in een geschil over de beëindiging van de rechten van klager op een volkstuin met opstal.

Inhoudsindicatie

Klacht dat verweerster een namens klager aangespannen kort geding geen doorgang heeft laten vinden, dat zij geen schadevergoeding voor klager heeft geëist en dat zij zich onvoldoende voor klager heeft ingezet. Verweerster heeft gemotiveerd waarom zij een kort geding voor klager niet heeft doorgezet. De wederpartij was aan alle eisen van klager tegemoet gekomen. Daarna heeft verweerster nog nadere eisen gesteld, waaraan de wederpartij ook is tegemoet gekomen. Het verwijt dat verweerster geen schadevergoeding heeft geëist ziet op een inhoudelijke beoordeling van de door verweerster verrichte werkzaamheden, hetgeen niet tot taak van de tuchtrechter behoort, tenzij aanstonds blijkt dat de advocaat tekort is geschoten. Van dit laatste is niet gebleken. Uit de stukken is verder niet gebleken dat verweerster niet heeft gehandeld zoals een behoorlijk advocaat betaamt. Klacht kennelijk ongegrond. Verzet ongegrond.

Uitspraak

1    VERLOOP VAN DE PROCEDURE

1.1    Bij brief aan de Raad van Discipline van 27 april 2012, door de raad ontvangen op 1 mei 2012, heeft de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden de klacht ter kennis van de raad gebracht.

1.2    Bij beslissing van 24 mei 2012 heeft de plaatsvervangend voorzitter van de raad de klacht in alle onderdelen als kennelijk ongegrond afgewezen, welke beslissing op 25 mei 2012 aan partijen is verzonden.

1.3    Bij brief van 4 juni 2012, door de raad ontvangen op 7 juni 2012, heeft klager verzet ingesteld tegen de beslissing van de plaatsvervangend voorzitter.

1.4    Het verzet is behandeld ter zitting van de raad van 5 november 2012 in aanwezigheid van klager, diens echtgenote en verweerster. Laatstgenoemde werd bijgestaan door haar kantoorgenote mr. B. Van de behandeling is proces-verbaal opgemaakt. Klager en verweerster hebben ieder een pleitnotitie overgelegd.

1.5    De raad heeft kennisgenomen van de stukken die op grond van het bepaalde in artikel 49 lid 2 Advocatenwet ten kantore van de griffier ter inzage hebben gelegen.

 

2    FEITEN

2.1    Voor de beoordeling van de klacht en het verzet wordt, gelet op de stukken en hetgeen ter zitting is verklaard, van de vaststaande feiten uitgegaan die de plaatsvervangend voorzitter heeft vermeld in de bestreden beslissing onder nummer 1.

2.2    Bij brief van 30 januari 2012 heeft klager zich bij de deken beklaagd over verweerster.

 

3    KLACHT EN VERZET

3.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerster heeft gehandeld in strijd met de tuchtrechtelijke norm van artikel 46 Advocatenwet.

3.2    Klager verwijt verweerster meer in het bijzonder dat zij:

a.    tegen de zin van klager het kort geding geen doorgang heeft laten vinden;

b.    geen schadevergoeding voor klager heeft geëist van klagers wederpartij;

c.    zich onvoldoende voor klager heeft ingezet.

3.3    In het verzet heeft klager zijn bezwaren tegen het handelen van verweerster gehandhaafd. Volgens klager heeft verweerster tegen zijn zin het kort geding niet doorgezet.

 

4    VERWEER

4.1    Verweerster heeft zich tegen de klacht verweerd, op welk verweer de raad hierna waar nodig zal ingaan.

 

5    BEOORDELING

5.1    De raad verenigt zich met het uitgangspunt voor de beoordeling van de klacht, zoals de plaatsvervangend voorzitter dit onder nummer 3.1 van de bestreden beslissing heeft vermeld.

5.2    De behandeling van het verzet heeft niet geleid tot andere conclusies ten aanzien van de onderdelen van de klacht dan die van de plaatsvervangend voorzitter. In dit verband wordt nog het volgende overwogen.

5.3    Ter zitting is nog gebleken dat verweerster in overleg met klager haar e-mail van 5 oktober 2011 aan de wederpartij heeft opgesteld en dat klager op het concept voor die e-mail, door verweerster gevoegd als productie 17 bij het verweerschrift, zijn handtekening voor akkoord heeft geplaatst. De concept e-mail vermeldt dat klager het kort geding zal intrekken onder de in die mail vermelde voorwaarden. Onbetwist heeft verweerster aangevoerd dat de wederpartij die voorwaarden heeft ingewilligd. Gebleken is voorts dat, in de dagen nadat de wederpartij die voorwaarden had aanvaard, verweerster in overleg met klager - op basis van de afspraak met klager dat zij nog zou proberen binnen te halen wat mogelijk was - nadere eisen heeft gesteld, die ook door de wederpartij zijn ingewilligd. Aldus heeft verweerster meer voor klager bereikt dan op basis van zijn akkoordverklaring voor de intrekking was gestipuleerd.

5.4    De raad ziet in het voorgaande redenen om zich te verenigen met het oordeel van de plaatsvervangend voorzitter ten aanzien van klachtonderdeel a.

5.5    De raad ziet ook ten aanzien van de onderdelen b en c geen aanleiding anders te oordelen dan de plaatsvervangend voorzitter. De raad verenigt zich met diens beoordeling van de klachtonderdelen en maakt die tot de zijne.

5.6    Het voorgaande leidt ertoe dat het verzet ongegrond wordt verklaard.

 

6    BESLISSING

De Raad van Discipline verklaart het verzet ongegrond.

 

Aldus gewezen door mr. P.H. Veling, voorzitter, mrs. P.O.M. van Boven-de Groot, J.A. van Keulen, J.H.M. Nijhuis en L.Ph.J. baron van Utenhove, leden, bijgestaan door mr. P. Rijpstra als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van 7 januari 2013.

griffier    voorzitter

 

Deze beslissing is in afschrift op 9 januari 2013 per aangetekende brief verzonden aan:

-    klager

-    verweerster

-    de deken van de Orde van Advocaten bij de Hoge Raad der Nederlanden

-    de deken van de Nederlandse Orde van Advocaten.

Van deze beslissing kan geen hoger beroep bij het Hof van Discipline worden ingesteld.