Naar boven ↑

Rechtspraak

Uitspraakdatum

11-02-2013

ECLI

ECLI:NL:TADRSGR:2013:YA3927

Zaaknummer

R. 4103/13.10

Inhoudsindicatie

De verweten gedraging van verweerder dateert van 2003. Klagers hebben negen jaar gewacht met het indienen van onderhavige klacht zonder dat zij daartoe een verschoonbare reden hebben aangevoerd. De stelling dat hun advocaat niet-ontvankelijk is verklaard ter zake een gelijkluidende klacht tegen verweerder leidt niet tot een ander oordeel.

Inhoudsindicatie

 

Inhoudsindicatie

Klacht kennelijk niet ontvankelijk.

Uitspraak

De voorzitter van de Raad van Discipline (hierna "de voorzitter") heeft kennisgenomen van de brief van de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam van 14 januari 2013, door de Raad ontvangen op 15 januari 2013, en van de op de daarbij gevoegde inventarislijst vermelde stukken.

 

1    FEITEN

Voor de beoordeling van de klacht kan, gelet op de stukken, van het volgende worden uitgegaan.

1.1    In 2003 is tussen klagers en de heer en mevrouw B. een geschil ontstaan over de aankoop van een woning te Berkel en Rodenrijs. Dit geschil heeft geleid tot diverse procedures.

1.2    Bij brieven van 30 oktober 2003 en 22 december 2003 heeft verweerder klagers aangeschreven namens de heer en mevrouw B. Op 23 december 2003 heeft de toenmalig kantoorgenote van verweerder, mr. W., klagers in de betreffende zaak geschreven.

1.3    Bij faxbrief van 30 augustus 2012 hebben klagers een klacht ingediend tegen verweerder bij de deken.

   

2    KLACHT

2.1    De klacht houdt, zakelijk weergegeven, in dat verweerder tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld als bedoeld in artikel 46 Advocatenwet.

2.2    Klagers verwijten verweerder in het bijzonder dat hij bedrieglijk en tuchtrechtelijk verwijtbaar heeft gehandeld. Verweerder heeft in aangetekende brieven van 30 oktober 2003 en 22 december 2003 aan klagers geschreven dat de heer en mevrouw B. hem hadden gevraagd hun belangen te behartigen. Op 23 december 2003 heeft mr. W. gereageerd op een faxbrief van klagers in plaats van verweerder. Gebleken is dat mr. W. steeds op voor de heer en mevrouw B. heeft opgetreden, doch haar personalia onbekend wenste te houden voor klagers. Door de handelwijze van verweerder heeft verweerder klagers laten dwalen in de zin van artikel 6:228 BW. Klagers zijn van mening dat een dergelijke bedrieglijke handelwijze overeenkomt met de omschrijving van bedrog en oplichting, listige kunstgrepen en het aannemen van een valse hoedanigheid.

 

3.    BEOORDELING

3.1    In het tuchtrecht voor advocaten gelden geen algemene termijnen voor de uitoefening van het klachtrecht. Bij de beantwoording van de vraag of een klager, gelet op het tijdsverloop tussen de gedragingen van de advocaat waarover wordt geklaagd en de indiening van de klacht, niet-ontvankelijk dient te worden verklaard, moeten twee belangen tegen elkaar worden afgewogen. Enerzijds het ten gunste van de klager wegende maatschappelijk belang dat het optreden van een advocaat door de tuchtrechter kan worden getoetst. Anderzijds het belang dat de advocaat heeft bij toepassing van het beginsel van rechtszekerheid, dat onder meer meebrengt dat een advocaat ervan mag uitgaan dat een klacht over de wijze waarop hij zijn werkzaamheden heeft verricht binnen een redelijke termijn wordt ingediend en dat hij zich na verloop van een als onredelijk te beschouwen termijn tegenover de tuchtrechter moet verantwoorden over zijn optreden van destijds. Deze afweging zal de tuchtrechter van geval tot geval dienen te maken, rekening houdende met de relevante feiten waarop de klacht betrekking heeft, het tijdstip waarop de klager zich redelijkerwijs bewust had kunnen en behoren te zijn van de reden van zijn klacht, alsmede de moeilijkheden die de verweerder zal ondervinden om zich na een zeker tijdsverloop nog adequaat tegen de klacht te verweren. Toepassing van het beginsel van rechtszekerheid brengt mee dat van een klager verwacht kan worden dat hij niet te lang wacht. Daarbij is door het Hof van Discipline in uitspraken op dit punt, steeds afhankelijk van de omstandigheden van het geval, wel een termijn van ongeveer drie jaar aangehouden.

3.2    De verweten gedraging van verweerder dateert van 2003. Klagers hebben negen jaar gewacht met het indienen van onderhavige klacht zonder dat zij daartoe een verschoonbare reden hebben aangevoerd. De stelling dat hun advocaat niet-ontvankelijk is verklaard ter zake een gelijkluidende klacht tegen verweerder leidt niet tot een ander oordeel.

3.2    Gelet op het voorgaande dient de klacht kennelijk niet-ontvankelijk te worden verklaard.

 

4    BESLISSING

Wijst de klacht als kennelijk niet-ontvankelijk af.

 

Aldus gewezen door mr. A.F.L. Geerdes, voorzitter, met bijstand van mr. M. Boender-Radder als griffier op 11 februari  2013.

griffier                                                                         voorzitter

Deze beslissing is in afschrift op 12 februari 2013 per aangetekende post verzonden aan:

-    klagers

-    verweerder

-    de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam.

Ingevolge artikel 46h van de Advocatenwet kunnen klagers en de deken van de Orde van Advocaten in het arrondissement Rotterdam binnen veertien dagen na verzending van het afschrift van deze beslissing schriftelijk verzet doen bij de Raad van Discipline in het ressort ‘s-Gravenhage, Postbus 85850, 2508 CN ’s-Gravenhage (faxnummer: 070-350 10 24). Het verzet wordt ingesteld door middel van indiening van een verzetschrift (in tweevoud), waarin de gronden van het verzet voorzien van een motivering worden omschreven. De termijn van 14 dagen begint op de dag volgend op die van verzending van de beslissing. Uiterlijk op de veertiende dag van die termijn moet het verzetschrift derhalve ontvangen zijn op de griffie van de Raad van Discipline. Verlenging van de termijn van 14 dagen is niet moge¬lijk.